ECLI:NL:RBDHA:2018:9714
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank bij verzoek om uitstel van betaling en beoordeling van belastingaanslagen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2018 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. Eiser had verzocht om uitstel van betaling, maar de rechtbank verklaarde zich onbevoegd, omdat tegen de afwijzing van dat verzoek administratief beroep openstaat. Dit is in overeenstemming met artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat er geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld als er administratief beroep mogelijk is. De rechtbank oordeelde verder dat de ontvanger van de Belastingdienst aannemelijk had gemaakt dat eiser niet de vereiste aangifte had gedaan, wat leidde tot omkering en verzwaring van de bewijslast. De aanslagen waren gebaseerd op een redelijke schatting, en eiser heeft niet aangetoond dat de uitspraak op bezwaar onjuist was. De opgelegde verzuimboete werd eveneens terecht geacht.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 9 augustus 2018, maar eiser was niet verschenen. De rechtbank oordeelde dat de uitnodiging voor de zitting op juiste wijze was verzonden. Verweerders, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Yoesoef Djamil-Smoor en mr. W.C. van der Wel, hebben de zaak verdedigd. De rechtbank heeft de bestreden beslissingen van de ontvanger en de inspecteur beoordeeld, waarbij de afwijzing van het verzoek om uitstel van betaling en de aanslagen IB/PVV en Zvw 2015 aan de orde kwamen. De rechtbank concludeerde dat de aanslagen berustten op een redelijke schatting en dat eiser geen gronden had aangevoerd tegen de verzuimboete. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.