ECLI:NL:RBDHA:2018:971

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
31 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2699
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag inschrijving en tenaamstelling Nederlands kentekenbewijs voor voertuig met onjuiste datum eerste toelating

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen B.V. X, eiseres, en de Directie van de RDW, verweerster, over de afwijzing van een aanvraag voor de inschrijving en tenaamstelling van een Nederlands kentekenbewijs voor een voertuig. De aanvraag werd afgewezen omdat de datum van eerste toelating (DET) van het voertuig, zoals vermeld op het Belgische en Duitse kentekenbewijs, niet overeenkwam met de bevindingen van de RDW. De rechtbank oordeelde dat de RDW de aanvraag terecht had afgewezen, omdat uit onderzoek was gebleken dat het voertuig niet voldeed aan de toelatingseisen die aan voertuigen van het jaar 2000 zijn gesteld. De rechtbank benadrukte dat de RDW bij de beoordeling van de aanvraag het Duitse kentekenbewijs als uitgangspunt moest nemen, maar dat zij ook het recht had om een identificerend onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek had aangetoond dat het chassisnummer van het voertuig was toegekend aan een voertuig dat pas in 2000 was gebouwd, wat de afwijzing van de aanvraag rechtvaardigde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/2699

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2018 in de zaak tussen

[B.V. X], te [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de Directie van de RDW, verweerster

(gemachtigden: C.B.J. Maenhout en K. Heemskerk).

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2016 heeft verweerster de aanvraag voor de inschrijving en tenaamstelling van een [auto] onder de datum van eerste toelating (hierna: DET) van [datum] 1965 afgewezen. Verweerster heeft daarbij medegedeeld dat er een Nederlands kentekenbewijs kan worden afgegeven, als na een individuele toelatingskeuring blijkt dat het voertuig voldoet aan de aan het jaar 2000 gerelateerde toelatingseisen.
Tegen dit besluit heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 5 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Op 15 juni 2016 heeft eiseres ter verkrijging van een Nederlands kentekenbewijs het voertuig voorzien van chassisnummer [chassisnummer] bij een keuringsstation in [plaats 1] aangeboden. Daarbij is een voor dit voertuig door de Belgische autoriteit op het gebied van kentekenregistratie afgegeven kentekenbewijs overgelegd. Eiseres heeft de aanvraag ingetrokken en het Belgisch kentekenbewijs retour gekregen.
1.2
Op 18 oktober 2016 heeft eiseres ter verkrijging van een Nederlands kentekenbewijs het voertuig voorzien van chassisnummer [chassisnummer] bij een keuringsstation in [plaats 2] aangeboden. Daarbij is een voor dit voertuig door de Duitse autoriteit op het gebied van kentekenregistratie afgegeven kentekenbewijs voor kenteken [kentekennummer] overgelegd, afgegeven op 17 juni 2016. De Duitse registratie is op 16 juli 2016 beëindigd. Bij deze keuring heeft de technisch medewerker geconstateerd dat de chassis en de carrosserie van een jongere datum oogden dan vermeld op het Duits kentekenbewijs. Daarop heeft verweerster informatie opgevraagd bij de fabrikant van het voertuig, te weten [fabrikant]. Deze fabrikant heeft laten weten dat het chassisnummer [chassisnummer] is toegekend aan een voertuig waarvan het chassis en de carrosserie dateren van het jaar 2000.
1.3
Uit het vorenstaande heeft verweerster afgeleid dat de DET [datum] 1965 niet juist kan zijn omdat het voertuig toen nog als zodanig niet bestond.
Op grond daarvan heeft verweerster de aanvraag voor de inschrijving en tenaamstelling van de [auto] onder de datum van eerste toelating van [datum] 1965 afgewezen.
3 De rechtbank overweegt het volgende.
Voor het juridisch kader verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak.
In deze zaak staat de betekenis centraal van een door een andere lidstaat voor een voertuig afgegeven kentekenbewijs, bij het afgeven van een Nederlands kentekenbewijs voor dat voertuig door de RDW.
Richtlijn 1999/37 geeft regels over de erkenning van een in een andere lidstaat voor een voertuig afgegeven kentekenbewijs door een andere lidstaat en over de identificatie van een voertuig.
In de considerans behorende bij Richtlijn 1999/37 wordt overwogen dat het door de harmonisatie van het kentekenbewijs gemakkelijker wordt voertuigen die eerder in een andere lidstaat waren ingeschreven, opnieuw in het verkeer te brengen en dat dit bijdraagt tot de goede werking van de interne markt. Voorts staat hierin dat lidstaten op basis van een doeltreffend systeem van gegevensuitwisseling nauw moeten gaan samenwerken om beter te kunnen controleren, met name ter bestrijding van fraude en handel in gestolen auto’s. De goede werking van de interne markt staat derhalve centraal in deze richtlijn. In de Mededeling van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 14 februari 2007 (nr. 52007SC0169; www.eur-lex.europa.eu) wordt voorts nader ingegaan op procedures voor de registratie van uit een andere lidstaat afkomstige motorvoertuigen. Onder een eerder in een andere lidstaat geregistreerd motorvoertuig wordt in deze Mededeling verstaan een motorvoertuig waarvoor administratieve toestemming is verleend om in het verkeer te worden gebracht, wat de identificatie ervan en de afgifte van een kenteken impliceert.
Hoewel uit artikel 4 van Richtlijn 1999/37 volgt dat verweerster gehouden is het reeds voor het voertuig verstrekte Duitse kentekenbewijs, dat staat voor identificatie van het voertuig, tot uitgangspunt te nemen bij de aanvraag om een Nederlands kentekenbewijs, stond het verweerster hierbij vrij om op één van haar keuringsstations het aangeboden voertuig aan en identificerend onderzoek te onderwerpen alvorens een Nederlands kentekenbewijs voor het voertuig af te geven.
Ingevolge de uitspraak van de Afdeling van 29 september 2004 (zaak nr. 200308275/1) dient verweerster zich bij dat onderzoek te beperken tot de beoordeling of het aangeboden voertuig behoort bij het kentekenbewijs dat door de Duitse instanties is afgegeven.
Indien concrete aanleiding bestaat te twijfelen aan de identiteit van een voertuig waarvoor een Nederlands kentekenbewijs wordt aangevraagd en ten aanzien waarvan in een andere lidstaat reeds een kentekenbewijs is afgegeven, schrijft Richtlijn 1999/37 een systeem van gegevensuitwisseling voor, op grond waarvan lidstaten nauw moeten gaan samenwerken om beter te kunnen controleren, met name ter bestrijding van fraude en handel in gestolen auto’s.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van 18 oktober 2016 door de technisch medewerker van verweerster de grenzen van een dergelijk identificerend onderzoek niet te buiten is gegaan. Bij dit onderzoek is geconstateerd dat de chassis en de carrosserie van een jongere datum oogden dan vermeld op het Duits kentekenbewijs en bij na navraag bij de fabrikant is gebleken dat het chassisnummer [chassisnummer] is toegekend aan een voertuig waarvan chassis en carrosserie zijn gebouwd in 2000. Navraag door verweerder bij de Duitse autoriteiten, zie de mail van 25 november 2016 van het Landkreis Emsland, heeft een bevestiging opgeleverd dat de auto voor het eerst in 2001 in Duitsland is toegelaten. Onder deze omstandigheden hoefde verweerder niet zonder meer uit te gaan van het Duitse kentekenbewijs met als datum eerste toelating [datum] 1965 en mocht zij voorafgaande aan kentekenregistratie in Nederland een toelatingskeuring verlangen.
4 Het beroep is ongegrond.
5 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hoger beroepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Juridisch kader
2.1
Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) wordt een goedkeuring voor een individueel voertuig verleend, indien het voertuig bij een door de Dienst Wegverkeer verrichte keuring heeft voldaan aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de toelating tot het verkeer op de weg.
2.2
Ingevolge artikel 48, tweede lid, van de WVW 1994 vindt inschrijving in het kentekenregister slechts plaats indien het motorrijtuig of de aanhangwagen waarvoor de inschrijving wordt verlangd, overeenkomstig artikel 22 of 26 is goedgekeurd voor toelating tot het verkeer op de weg en, indien na die toelating wijziging is aangebracht in de bouw of inrichting van dat voertuig, die wijziging, behoudens in het geval dat geen goedkeuring is vereist, overeenkomstig artikel 99, eerste lid, of 100, eerste lid, is goedgekeurd voor toelating van het gewijzigde voertuig tot het verkeer op de weg.
2.3
Artikel 2.1 van de Regeling Voertuigen (hierna: de Regeling) luidt als volgt.
1. In het kader van een aanvraag van een kentekenbewijs, een individuele goedkeuring of een door de RDW uitgevoerd onderzoek kan door de RDW het voertuigidentificatienummer worden vastgesteld.
2. Indien van een voertuig het voertuigidentificatienummer ontbreekt, teniet is gegaan of geheel of ten dele onleesbaar is geworden, kan door de RDW een voertuigidentificatienummer worden vastgesteld, toegekend en ingeslagen.
3. Het voertuigidentificatienummer wordt vastgesteld, toegekend en ingeslagen op de wijze zoals vermeld in bijlage I."
2.4
Artikel 2.2 van de Regeling luidt als volgt.
1. Onder de datum waarop een voertuig in gebruik is genomen, wordt in deze regeling verstaan de datum van eerste toelating van het voertuig zoals vermeld op het kentekenbewijs.
2. De in het eerste lid vermelde datum van eerste toelating wordt door de RDW vastgesteld op de wijze zoals vermeld in bijlage II.
2.5
Bijlage II, behorende bij artikel 2.2, tweede lid (Wijze van bepalen datum eerste toelating), behelst – voor zover hier van belang – het volgende.
Artikel 1. Begripsbepalingen
•1. In deze bijlage wordt verstaan onder:◦ datum eerste toelating: datum vastgesteld overeenkomstig deze bijlage;
◦ kentekenbewijs: kentekenbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de wet dat wat betreft de inhoud en de modellen voldoet aan richtlijn 1999/37/EG;
◦ modeljaar: aanduiding van een periode die aanvangt op 1 september van een bepaald jaar en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende jaar, binnen welke periode het voertuig is gefabriceerd.
•2. In deze bijlage wordt voorts verstaan onder:◦ richtlijn 1999/37/EG: Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PbEG 1999, L 138).
Artikel 3. Vaststelling met afzonderlijk onderzoek voertuig
Indien de vaststelling van de datum van eerste toelating geschiedt in het kader van de aanvraag tot inschrijving met een afzonderlijk onderzoek van het betrokken voertuig, wordt de datum van eerste toelating vastgesteld aan de hand van het in bijlage I vastgestelde voertuigidentificatienummer en overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 4 tot en met 10.
Artikel 4. Vaststelling datum eerste toelating indien het voertuig niet eerder in gebruik is genomen en niet eerder is geregistreerd.
•1. De datum van eerste toelating wordt vastgesteld op de datum van eerste tenaamstelling, indien de aanvrager een document overlegt waaruit blijkt dat het voertuig niet eerder is geregistreerd en niet eerder is gebruikt.
•2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, controleert de Dienst Wegverkeer op een door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze de overgelegde documenten.
Artikel 7. Datum van eerste toelating blijkt niet uit documenten
•1. Indien op grond van de artikelen 4 tot en met 6 geen datum van eerste toelating kan worden vastgesteld, wordt de datum van eerste toelating, overeenkomstig het tweede tot en met vierde lid vastgesteld aan de hand van het voertuigidentificatienummer.
•2. Indien uit het voertuigidentificatienummer een datum van fabricage blijkt, wordt de datum van eerste toelating vastgesteld op de datum van fabricage. Indien uit het nummer slechts een maand van fabricage blijkt, wordt de datum van fabricage gesteld op de eerste dag van die maand. Indien uit het nummer slechts een jaar van fabricage blijkt, wordt de datum van fabricage gesteld op 30 juni van dat jaar.
•3. Indien uit het voertuigidentificatienummer niet de datum, de maand of het jaar van fabricage blijkt, doch wel het modeljaar, wordt de datum van eerste toelating vastgesteld op 28 februari van het modeljaar.
•4. Indien uit het voertuigidentificatienummer niet de datum, de maand of het jaar van fabricage of het modeljaar blijkt, wordt door de Dienst Wegverkeer de datum van fabricage bepaald en wordt de datum van eerste toelating vastgesteld op deze datum.
Artikel 10. Nader onderzoek
•1. Indien naar oordeel van de Dienst Wegverkeer twijfel bestaat over de echtheid of juistheid van de overgelegde documenten of de daarop vermelde gegevens, kan de Dienst Wegverkeer een nader onderzoek instellen.
•2. Indien het in het eerste lid bedoelde onderzoek binnen zes weken geen resultaat oplevert, wordt overeenkomstig deze bijlage een datum van eerste toelating vastgesteld.
•3. Indien uit het nader onderzoek naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer blijkt dat de overgelegde documenten niet echt of juist zijn dan wel dat de daarop vermelde gegevens onjuist zijn, stelt de Dienst Wegverkeer de datum van eerste toelating vast overeenkomstig artikel 7.
Artikel 11. Onjuiste datum eerste toelating
Indien na vaststelling van de datum eerste toelating blijkt dat deze datum onjuist is, wordt de datum eerste toelating opnieuw vastgesteld overeenkomstig deze bijlage.