ECLI:NL:RBDHA:2018:9668

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
C/09/539032 / HA ZA 17-939
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over dekking bij brand op woonschip tijdens snijbrandwerkzaamheden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen eisers, bestaande uit twee natuurlijke personen en een onderlinge schepenverzekering, en gedaagden, een schadeverzekeringsmaatschappij en een assurantietussenpersoon. De zaak betreft een brand die op 29 juni 2016 heeft gewoed op een woonschip, terwijl er snijbrandwerkzaamheden werden uitgevoerd door een bedrijf dat gespecialiseerd is in onderhoud en herstel van zeecontainers. Eisers hebben de schade die is ontstaan door de brand verhaald op de verzekeraar, Klaverblad, en de assurantietussenpersoon, [gedaagde sub 2]. Klaverblad heeft geweigerd dekking te bieden, omdat de werkzaamheden aan het woonschip niet onder de verzekerde hoedanigheid van het bedrijf vielen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekerde hoedanigheid van het bedrijf niet overeenkwam met de werkzaamheden die werden verricht, en dat Klaverblad zich terecht op de polisvoorwaarden kon beroepen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de assurantietussenpersoon niet tekort is geschoten in zijn zorgplicht, omdat hij niet op de hoogte was van de werkzaamheden aan woonboten. De vorderingen van eisers zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/539032 / HA ZA 17-939
Vonnis van 8 augustus 2018
in de zaak van

1.[eisende partij sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eisende partij sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
E.O.C. ONDERLINGE SCHEPENVERZEKERING U.A.,
gevestigd te Meppel,
eisers,
advocaat mr. E.J.L. Bulthuis te Amsterdam,
tegen

1.KLAVERBLAD SCHADEVERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,

gevestigd te Zoetermeer,
gedaagde sub 1,
advocaat mr. R.F.M. van Dijck te Zoetermeer,
2.
[gedaagde sub 2], handelend onder de naam [handelsnaam gedaagde sub 2] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde sub 2,
advocaat mr. P.M. Leerink te Deventer.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisende partij sub 1 c.s.] worden genoemd en afzonderlijk [eisende partij sub 1] , [eisende partij sub 2] en EOC. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk Klaverblad c.s. genoemd worden en afzonderlijk Klaverblad en [gedaagde sub 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 22 augustus 2017, met producties 1 tot en met 11;
  • de conclusie van antwoord van de zijde van Klaverblad, met producties 1 tot en met 20;
  • de conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde sub 2] , met producties 1 tot en met 12;
  • het tussenvonnis van 17 januari 2018, waarin een comparitie van partijen is bevolen;
  • het proces-verbaal van comparitie van 21 juni 2018 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het proces-verbaal van comparitie dat, met hun instemming, buiten aanwezigheid van partijen is opgemaakt. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft bij brief van 9 juli 2018 van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De eenmanszaak [X] van de heer [A] legde zich sinds 9 december 1999 toe op laswerkzaamheden. [X] heeft op 11 januari 2000, door tussenkomst van [gedaagde sub 2] bij Klaverblad een aanvraag ingediend voor (onder andere) een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering. Op het aanvraagformulier is vermeld “
Betreft een onderhouds/herstel bedrijf voor zeecontainers. Hij last alleen buiten, lege containers”.
2.2.
Het polisblad van 12 april 2000 vermeldt, voor zover van belang, de verzekerde hoedanigheid “
Onderhoud en herstel van zeecontainers”.Op alle polisbladen die nadien zijn afgegeven, wordt dezelfde verzekerde hoedanigheid genoemd.
2.3.
In april 2015 hebben de zoons van [A] [X] overgenomen. Zij hebben de onderneming voortgezet in de nieuw opgerichte besloten vennootschap [B.V. I] (hierna: [B.V. I] ).
2.4.
In verband met de bedrijfsovername heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de zoons [A] en [gedaagde sub 2] . Naar aanleiding daarvan heeft [gedaagde sub 2] op 8 april 2015 een e-mail gestuurd aan Klaverblad met de volgende inhoud:
“Het bedrijf is per 8/4/2015 overgegaan naar de zoons, zie KvKH.
Wilt u de polis per deze datum royeren en een nieuwe polis opmaken voor het nieuwe bedrijf met een maand betaling en automatisch (zie aanvraag).
De twee broers werken samen in het bedrijf en de activiteit blijft hetzelfde.
Er komt wel een risico adres bij in de Rotterdamse haven (…)”
2.5.
Op het bij deze e-mail gevoegde aanvraagformulier, dat is ondertekend door één van de broers [A] , staat als activiteit vermeld
“Container herstel”.
2.6.
Klaverblad heeft vervolgens op 16 juni 2015 een nieuw polisblad afgegeven. Volgens het polisblad is [B.V. I] voor bedrijfsaansprakelijkheid verzekerd in hoedanigheid van
“eigenaar / exploitant van een onderhouds- en herstel bedrijf van zeecontainers”en is de clausule brandgevaarlijke werkzaamheden van toepassing.
2.7.
Deze clausule bepaalt het volgende:
“Onder werken met open vuur wordt verstaan werken bij derden waarbij gebruikgemaakt wordt van vuur/vlammen of werken bij derden waarbij vonken en/of andere gloeiende/hete deeltjes vrijkomen, zoals lassen, snijden, slijpen, vlamsolderen, verf afbranden en dakdekken. Indien gewerkt wordt met open vuur gelden onderstaande garanties:
Garanties:
1. Brandbare stoffen zijn minimaal 15 meter van de werkplek verwijderd. Indien dit niet mogelijk is, zijn deze met brand-/lasdekens afgedekt. Onder brandbare stoffen worden verstaan stoffen die ten gevolge van het werken met open vuur kunnen
worden ontstoken;
2. Tenminste 1 brandblusser met een inhoud van minimaal 12 kg of 2 brandblussers met ieder een inhoud van minimaal 6 kg is/zijn op de werkplek in werkvaardige toestand aanwezig. Bovengenoemde brandblusser(s) wordt/worden elke twee jaar
gecontroleerd door de leverancier of door een erkend (R.E.O.B.) servicebedrijf;
3. Gasslangen zijn niet ouder dan twee jaar en zijn voorzien van deugdelijke slangenklemmen;
4. Werkzaamheden buiten gebouwen worden niet verricht bij windkracht 4 of meer.
Indien aan bovengenoemde garanties niet wordt voldaan, geeft deze verzekering GEEN DEKKING, tenzij de verzekeringnemer bewijst dat noch de schade noch de aansprakelijkheid voor de schade ontstaan of vergroot is doordat aan deze bepalingen niet voldaan is.”
2.8.
De toepasselijke polisvoorwaarden bepalen, voor zover van belang, het volgende:
Begrippen
(…)
Hoedanigheid
Met hoedanigheid bedoelen wij het soort bedrijf en het werk dat door uw bedrijf wordt gedaan.
Artikel 2 Wat is verzekerd?
(…)
4. Op het polisblad staat wat voor bedrijf wij verzekeren. Dit staat op het polisblad bij ‘Hoedanigheid’. U bent niet verzekerd als u werk doet dat buiten de omschrijving van de hoedanigheid valt. (…)
Artikel 14 Veranderingen rond uw bedrijf
Elke belangrijke verandering rond uw bedrijf moet u meteen aan ons vertellen. Denk bijvoorbeeld aan een verandering in de hoedanigheid, de opening van een nieuwe vestiging of een uitbreiding in de activiteiten van uw bedrijf. Na zo’n verandering mogen wij de verzekering aanpassen of stoppen.
a. Als u een belangrijke verandering niet aan ons vertelt, dan krijgt u bij schade misschien minder of geen schadevergoeding. Er gelden dan de volgende regels.
  • Als wij uw aansprakelijkheid na de verandering niet meer zouden verzekeren, dan krijgt u geen schade vergoed.
  • Als wij uw aansprakelijkheid op andere voorwaarden zouden verzekeren, dan houden wij bij de schadevergoeding rekening met die andere voorwaarden.
  • Als wij uw aansprakelijkheid voor een hogere premie zouden verzekeren, dan vergoeden wij de schade in de verhouding van de oude premie tot de hogere premie.
b. Als u niet wist dat er een belangrijke verandering was, dan vergoeden wij de schade volledig. U moet bewijzen dat u het niet wist en dat u het niet kon weten.”
2.9.
[eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] zijn sinds september 2015 eigenaar van het woonschip [het Schip] (hierna: het schip). Zij hebben het casco en de inboedel van het schip verzekerd bij EOC.
2.10.
Op 29 juni 2016 heeft een brand gewoed op het schip. Op het moment waarop de brand uitbrak, verrichtte [B.V. I] (in opdracht van [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] ) snijbrandwerkzaamheden in de machinekamer van het schip. De machinekamer, een ruimte van ongeveer 6 bij 2,5 meter, was door [B.V. I] deels ontruimd. Wel stonden er tijdens de werkzaamheden (in ieder geval) nog een wasmachine, een droger en een stellingkast met ordners in de machinekamer.
2.11.
EOC heeft [B.V. I] bij brief van 29 juni 2016 aansprakelijk gesteld voor de schade die is ontstaan op en aan het schip.
2.12.
[gedaagde sub 2] heeft deze aansprakelijkstelling op 1 augustus 2016 doorgeleid aan Klaverblad met het verzoek de schade in behandeling te nemen. Klaverblad heeft bij brief van 9 augustus 2016 te kennen gegeven dat zij niet tot uitkering overgaat, omdat het verrichten van werkzaamheden aan woonboten niet valt onder de dekking van de polis.
2.13.
In opdracht van EOC heeft […] B.V. onderzoek gedaan naar de oorzaak van de brand. […] concludeert in haar rapport van 6 oktober 2016 “
dat de brand in de machinekamer van het schip met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid in directe relatie staat met de aldaar uitgevoerde snijbrandwerkzaamheden door personeel van de firma [B.V. I] ”.
2.14.
EOC heeft onder de casco- en inventarisverzekering (rekening houdend met onderverzekering) een bedrag van € 168.199,11 aan [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] uitgekeerd.
2.15.
[eisende partij sub 1 c.s.] heeft [B.V. I] aansprakelijk gesteld voor de door de brand ontstane schade en is een juridische procedure tegen [B.V. I] gestart. Bij verstekvonnis van deze rechtbank van 29 maart 2017 is [B.V. I] veroordeeld om aan EOC een bedrag van € 168.199,11 te betalen en aan [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] een bedrag van € 99.429, een en ander te vermeerderen met wettelijke rente en kosten. [B.V. I] heeft aan deze veroordeling niet voldaan.
2.16.
In mei 2017 heeft [B.V. I] door middel van een cessie haar vorderingen op Klaverblad en [gedaagde sub 2] aan [eisende partij sub 1 c.s.] overgedragen.
2.17.
[eisende partij sub 1 c.s.] heeft Klaverblad bij brief van 2 juni 2017 gesommeerd over te gaan tot uitkering onder de verzekeringspolis van [B.V. I] . Klaverblad heeft dat, onder verwijzing naar haar brief van 9 augustus 2016 (zie 2.11) geweigerd. Eveneens bij brief van 2 juni 2017 heeft [eisende partij sub 1 c.s.] [gedaagde sub 2] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijdt, doordat [gedaagde sub 2] heeft nagelaten te zorgen voor een passende verzekering voor [B.V. I] .
2.18.
Op 29 augustus 2017 is [B.V. I] failliet verklaard.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij sub 1 c.s.] heeft gevorderd, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
Klaverblad c.s. hoofdelijk, althans Klaverblad, althans [gedaagde sub 2] , te veroordelen om aan EOC te betalen een bedrag van € 168.199,11, te vermeerderen met de kosten van de vervangende woonruimte van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 29 juli 2016 tot aan de dag der voldoening, en te vermeerderen met de expertisekosten van € 8.612,00, alles conform het vonnis van 29 maart 2017;
Klaverblad c.s. hoofdelijk, althans Klaverblad, althans [gedaagde sub 2] , te veroordelen om aan [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] gezamenlijk, te betalen een bedrag van € 97.548,49 (€ 99.429,00 - € 1.880,51), te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 29 juli 2016 tot aan de dag der voldoening, conform het vonnis van 29 maart 2017;
Klaverblad c.s. hoofdelijk, althans Klaverblad, althans [gedaagde sub 2] , te veroordelen om aan [eisende partij sub 1 c.s.] , althans [eisende partij sub 1] , althans [eisende partij sub 2] , althans EOC, te betalen een bedrag van € 3.156,20 aan buitengerechtelijke kosten, conform het vonnis van 29 maart 2017;
Klaverblad c.s. hoofdelijk, althans Klaverblad, althans [gedaagde sub 2] , te veroordelen om aan [eisende partij sub 1 c.s.] , althans [eisende partij sub 1] , althans [eisende partij sub 2] , althans EOC, te betalen een bedrag van € 5.979,21 aan proceskosten, conform het vonnis van 29 maart 2017;
Klaverblad c.s. hoofdelijk, althans Klaverblad, althans [gedaagde sub 2] , te veroordelen om aan [eisende partij sub 1 c.s.] , althans [eisende partij sub 1] , althans [eisende partij sub 2] , althans EOC, te betalen een bedrag van € 3.206,88 aan buitengerechtelijke kosten voor de onderhavige zaak.
3.2.
Klaverblad en [gedaagde sub 2] hebben afzonderlijk verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eisende partij sub 1 c.s.] als gevolg van de in 2.16 genoemde cessie Klaverblad c.s. kan aanspreken tot betaling van het bedrag dat Klaverblad c.s. eventueel aan [B.V. I] verschuldigd is. Beoordeeld moet dus worden of en in hoeverre Klaverblad jegens [B.V. I] gehouden zou zijn dekking te verlenen onder de polis, en of [gedaagde sub 2] (naar de rechtbank begrijpt: als dit niet het geval is) ten opzichte van [B.V. I] schadeplichtig is. Dit betekent dat Klaverblad c.s. tegenover [eisende partij sub 1 c.s.] dezelfde verweren kan inroepen als tegenover [B.V. I] .
Ten aanzien van Klaverblad
4.2.
[eisende partij sub 1 c.s.] heeft gesteld dat Klaverblad ten onrechte dekking heeft geweigerd onder de polis. Een redelijke uitleg van de overeenkomst en de gerechtvaardigde verwachtingen van [B.V. I] daarover brengen mee dat de werkzaamheden van [B.V. I] aan het schip wel degelijk onder de dekking van de polis vallen. Als dat niet zo zou zijn, dan kan Klaverblad naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep doen op artikel 2 lid 4 van de polisvoorwaarden, omdat de werkzaamheden van [B.V. I] sinds haar oprichting veel méér omvatten dan alleen het onderhoud en herstel van (zee)containers.
4.3.
Klaverblad heeft zich verweerd, onder andere met de stelling dat werkzaamheden met een snijbrander aan een woonboot niet vallen onder de noemer “onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan zeecontainers”, al was het alleen maar omdat die werkzaamheden een heel ander veiligheidsrisico inhouden. Klaverblad heeft er in dit verband op gewezen dat zij de aansprakelijkheid van bedrijven die las- en montagewerkzaamheden aan schepen verrichten, juist vanwege het hoge risico daarvan, niet verzekert.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat bij de vaststelling van de rechten en plichten die voortvloeien uit een verzekeringsovereenkomst, niet alleen moet worden gekeken naar de taalkundige uitleg van de relevante bepalingen, maar dat het aankomt op de zin die partijen over en weer aan die bepalingen mochten toekennen en op wat zij daarover redelijkerwijs mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635). In dat kader kan van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van dergelijke partijen kan worden verwacht. Ook de taalkundige betekenis die de bewoordingen waarin het beding is gesteld in het maatschappelijke verkeer normaal gesproken hebben, is bij de uitleg van dat beding van belang.
4.5.
In de polis is de verzekerde hoedanigheid van [B.V. I] omschreven als “eigenaar / exploitant van een onderhouds- en herstel bedrijf van zeecontainers”. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [B.V. I] , zelfs als uitgegaan zou moeten worden van de door [eisende partij sub 1 c.s.] bepleite “ruime uitleg” van de verzekerde hoedanigheid, redelijkerwijs niet kunnen en mogen verwachten dat de door haar verrichte werkzaamheden met een snijbrander op een woonboot onder haar verzekerde hoedanigheid zouden vallen. Ook zonder al te veel kennis van verzekeringen (maar mét vakkennis van lassen en snijbrand-werkzaamheden) had [B.V. I] moeten begrijpen dat aan snijbrandwerkzaamheden aan een (bewoonde) woonboot veel grotere risico’s kleven dan aan laswerkzaamheden in een (lege) container.
4.6.
Als al juist zou zijn dat [B.V. I] vaker werkzaamheden op woonboten verrichtte (wat Klaverblad overigens betwist), dan komt de omstandigheid dat de in de polis omschreven verzekerde hoedanigheid niet overeenkomt met de werkzaamheden van [B.V. I] (in ieder geval in relatie tot Klaverblad) voor risico van [B.V. I] zelf. Klaverblad heeft toegelicht dat zij de omschrijving van de verzekerde hoedanigheid heeft gebaseerd op de informatie die haar door en namens [B.V. I] is aangeleverd. Daarop wordt slechts melding gemaakt van werkzaamheden aan zeecontainers. Van Klaverblad kan niet worden verlangd dat zij navraag zou doen of [B.V. I] niet ook andere werkzaamheden verrichtte, of te onderzoeken of de verzekerde hoedanigheid eventueel tussentijds was gewijzigd.
4.7.
Voor zover [eisende partij sub 1 c.s.] nog heeft gesteld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Klaverblad dekking afwijst onder verwijzing naar de verzekerde hoedanigheid van [B.V. I] , geldt dat het een verzekeraar vrij staat te bepalen welke risico’s hij wel, en welke hij niet wil verzekeren. Hoewel niet uitgesloten is dat een beroep van een verzekeraar op een primaire dekkingsomschrijving onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, is terughoudendheid hier op zijn plaats (vgl. gerechtshof Den Haag, 11 december 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0887). In dit geval acht de rechtbank de door [eisende partij sub 1 c.s.] aangevoerde omstandigheid, te weten de functie van de aansprakelijkheidsverzekeraar in het maatschappelijk verkeer, ontoereikend. Dit betekent dat Klaverblad zich mag beroepen op artikel 2.4 van de polisvoorwaarden en dat de schade niet is gedekt.
4.8.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat ook als de werkzaamheden van [B.V. I] aan het schip van [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] wél onder de dekking van de polis zouden vallen, de brandschade in dit geval niet zou zijn gedekt. Tussen partijen is immers niet in geschil dat [B.V. I] niet heeft voldaan aan de garanties, opgenomen in de clausule “brandgevaarlijke werkzaamheden”. Hoewel [B.V. I] er op grond van die clausule voor had moeten zorgen dat er binnen een afstand van 15 meter vanaf haar werkplek geen brandbare stoffen aanwezig waren (of dat deze – als deze niet konden worden verwijderd – werden afgedekt met een brand-/lasdeken), staat vast dat in de machinekamer nog een kast met ordners, een wasmachine en een droger aanwezig waren en dat de wanden waren betimmerd met multiplex. Klaverblad heeft gesteld dat dit allemaal brandbare stoffen zijn. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft dit niet weersproken, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. Gesteld noch gebleken is dat deze brandbare stoffen onmogelijk konden worden verwijderd, terwijl evenmin is gebleken dat deze spullen volledig waren afgedekt met brand-/lasdekens. Dit betekent dat [B.V. I] niet heeft voldaan aan de in de clausule opgenomen garanties en dat Klaverblad, ook als de werkzaamheden wel zouden zijn gedekt, niet tot uitkering zou hoeven overgaan.
4.9.
Dit betekent dat de vordering tegen [gedaagde sub 2] alleen al om die reden moet worden afgewezen. Immers, ook als [gedaagde sub 2] zou hebben gezorgd voor een verzekering die de werkzaamheden van [B.V. I] aan het schip zou dekken, zou de in dit geval ontstane schade wegens het niet voldoen aan de garantiebepalingen, niet zijn gedekt. Niettemin zal de rechtbank hierna de verwijten die [eisende partij sub 1 c.s.] aan [gedaagde sub 2] maakt, bespreken.
Ten aanzien van [gedaagde sub 2]
4.10.
[eisende partij sub 1 c.s.] heeft betoogd dat [gedaagde sub 2] aansprakelijk is voor de door haar geleden schade, nu [gedaagde sub 2] niet heeft voldaan aan de zorgplicht die hij als assurantietussenpersoon jegens [B.V. I] in acht moest nemen. Hij heeft immers niet gezorgd voor een verzekering met passende dekking voor [B.V. I] , ondanks dat hij op de hoogte was van de werkzaamheden die [B.V. I] verrichtte. Daarnaast heeft [gedaagde sub 2] nagelaten [B.V. I] te wijzen op de verzekerde hoedanigheid op het polisblad en op de mogelijke consequentie als [B.V. I] andere werkzaamheden zou verrichten, aldus [eisende partij sub 1 c.s.]
4.11.
Bij de beoordeling van de vordering tegen [gedaagde sub 2] geldt als uitgangspunt dat een assurantietussenpersoon tegenover zijn opdrachtgever de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend tussenpersoon mag worden verwacht. Het is zijn taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemer bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. De reikwijdte van deze zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de aard en inhoud van de opdracht en de verzekering, de hoedanigheid van partijen en de belangen van de cliënt, voor zover die kenbaar zijn voor de tussenpersoon.
4.12.
Eén van de belangrijkste taken van de assurantietussenpersoon is ervoor te zorgen dat zijn klant beschikt over passende verzekeringsdekking. In dit geval staat vast dat de schade waarvoor [B.V. I] aansprakelijk wordt gesteld, niet wordt gedekt door een verzekering. Naar het oordeel van de rechtbank kan [gedaagde sub 2] daarvan echter geen verwijt worden gemaakt, en wel om de volgende reden.
4.13.
[eisende partij sub 1 c.s.] heeft haar stelling dat [B.V. I] al jarenlang (dus ook vóór de bedrijfsovername) werkzaamheden aan woonboten verrichtte, ondanks de gemotiveerde betwisting door [gedaagde sub 2] , niet onderbouwd. Anders dan [eisende partij sub 1 c.s.] betoogt, valt die informatie ook niet af te leiden uit de activiteitenomschrijving van [B.V. I] bij de Kamer van Koophandel of uit de website van [B.V. I] . [gedaagde sub 2] heeft bovendien uiteengezet dat hij in het gesprek dat hij in april 2015 met de broers [A] voerde, uitgebreid met hen heeft gesproken over hun werkzaamheden en dat zij hem toen vertelden dat zij containers lasten in de Amsterdamse en Rotterdamse haven. Als in dat gesprek door één van de broers [A] al is gesproken over “lassen in breedste zin”, dan zou hij daaruit hebben afgeleid dat [B.V. I] verschillende soorten lastechnieken gebruikte. [gedaagde sub 2] heeft echter betwist dat [B.V. I] dit aan hem heeft gezegd. Gelet op de gemotiveerde stellingname door [gedaagde sub 2] , die inhoudt dat hij actief heeft gevraagd naar de werkzaamheden van [B.V. I] en dat [B.V. I] hem vertelde dat zij containers laste, kan [gedaagde sub 2] niet worden verweten dat hij de verzekerde hoedanigheid van [B.V. I] niet heeft gewijzigd. Evenmin was er voor [gedaagde sub 2] aanleiding [B.V. I] te wijzen op de mogelijke consequenties, als [B.V. I] andersoortige werkzaamheden zou verrichten. Van een schending van de zorgplicht door [gedaagde sub 2] is dan ook niet gebleken.
Slotsom
4.14.
Dit betekent dat de rechtbank de vorderingen van [eisende partij sub 1 c.s.] zal afwijzen. Hoe weinig benijdenswaardig de positie van [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] ook is omdat zij het gedeelte van hun schade dat niet door EOC is vergoed niet op [B.V. I] kunnen verhalen: Klaverblad en [gedaagde sub 2] treft geen verwijt.
Proceskosten
4.15.
[eisende partij sub 1 c.s.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.16.
De kosten aan de zijde van Klaverblad worden begroot op:
- griffierecht 3.894,00
- salaris advocaat
4.804,00(2,0 punt × tarief € 2.402,00)
Totaal € 8.698,00
4.17.
De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] worden begroot op:
- griffierecht 1.545,00
- salaris advocaat
4.804,00(2,0 punt × tarief € 2.402,00)
Totaal € 6.349,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij sub 1 c.s.] in de proceskosten, aan de zijde van Klaverblad tot op heden begroot op € 8.698,00, en aan de zijde van [gedaagde sub 2] tot op heden begroot op € 6.349,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 2579