ECLI:NL:RBDHA:2018:9657

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
8 augustus 2018
Zaaknummer
C/09/542724 / FA RK 17-8568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming tot verhuizing van minderjarige kinderen naar Ierland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2018 een tussenbeschikking gegeven in een geschil tussen een vader en een moeder over de vervangende toestemming voor verhuizing van hun minderjarige kinderen naar Ierland. De vader, die de Ierse nationaliteit heeft, heeft verzocht om toestemming om met de kinderen naar Ierland te verhuizen, waar hij een nieuwe start wil maken met zijn nieuwe partner en familie. De moeder, die de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft verweer gevoerd en betwist dat de verhuizing in het belang van de kinderen is. Ze vreest dat het contact met de kinderen zal verslechteren en dat de vader niet zal voldoen aan zijn informatie- en consultatieplicht.

De rechtbank heeft ter zitting geprobeerd een vergelijk tussen partijen te beproeven, maar dit heeft niet geleid tot een oplossing. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende informatie is om te beslissen over de verhuizing en heeft daarom een raadsonderzoek gelast. Dit onderzoek moet inzicht geven in de situatie van de kinderen en de gevolgen van de verhuizing voor hun welzijn. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot 1 april 2018, in afwachting van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft beide partijen verzocht om mee te werken aan het onderzoek en heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de communicatie tussen de kinderen en de moeder wordt verbeterd.

De rechtbank heeft in haar beslissing aangegeven dat het onderzoek moet beantwoorden aan de vragen over de zorgregeling en de impact van de verhuizing op de kinderen. De rechtbank heeft ook de griffier opgedragen om de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming te sturen, zodat het onderzoek kan worden uitgevoerd. De zaak zal na ontvangst van het rapport opnieuw worden behandeld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 17-8568
Zaaknummer: C/09/542724
Datum beschikking: 13 februari 2018

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 2 november 2017 ingekomen verzoek van:

[verzoeker] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. H.P.J. van der Eerden te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.H. Remmelink te Zoetermeer.

Procedure

Bij beschikking van 11 oktober 2017 (met rekest- en zaaknummer: FA RK 17-7624 en C/09/540724) van deze rechtbank is aan de vader vervangende toestemming verleend om met de minderjarigen met vakantie te gaan naar Ierland. Iedere beslissing ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is aangehouden.
Bij beschikking van 9 november 2017 (met rekest- en zaaknummer: FA RK 17-7624 en C/09/540724) is de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de raad) verzocht een onderzoek te verrichten, alsmede de rechtbank te rapporteren en te adviseren en is een en ander opgenomen ten aanzien van de zorgregeling. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is pro forma aangehouden tot 1 april 2018. De behandeling van het aanvullend verzoek van de vader tot verhuizing met de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar Ierland (met rekest- en zaaknummer: FA RK 17-8568 en C/09/542724) is verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- het bericht d.d. 9 januari 2018, met bijlagen, van de zijde van de vader.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben zich in raadkamer uitgelaten over het verzoek.
Op 9 januari 2018 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaten en mevrouw [naam medewerkster RvdK] namens de raad.

Verzoek en verweer

De vader heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht hem vervangende toestemming te verlenen per 1 augustus 2018 met de minderjarigen naar Ierland te verhuizen, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

- Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van [huwelijksdatum] tot [echtscheidingsdatum] .
- Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit.
- De vader heeft volgens het systeem ingevolge de Wet basisregistratie personen de Ierse nationaliteit en de moeder de Nederlandse nationaliteit.
- Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 5 april 2017 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, is bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de hoofdverblijfplaats bij de vader hebben en is een zorgregeling vastgesteld.

Beoordeling

De rechtbank heeft ter terechtzitting een vergelijk tussen partijen beproefd, hetgeen onvoldoende resultaat heeft opgeleverd.
De vader legt aan zijn verzoek – verkort weergegeven – het volgende ten grondslag. De vader komt oorspronkelijk uit Ierland en wil terugkeren naar zijn land van herkomst, waar zijn familie en nieuwe partner wonen. Hij wil in Ierland samen met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een nieuwe start maken. De vader is van mening dat hij de verhuizing voldoende heeft voorbereid en dat de voorstellen die hij aan de moeder heeft gedaan voor een zorgregeling waarborgen dat het contact tussen de kinderen en de moeder niet lijdt onder de verhuizing. Volgens de vader verloopt het contact tussen de kinderen en de moeder moeizaam. Er zijn al meerdere instellingen bij het gezin betrokken geweest en er is hulp geboden bij het voeren van gesprekken tussen de moeder en de kinderen. Ondanks dat de moeder meerdere kansen heeft gekregen aan zichzelf te werken, heeft de moeder deze kansen ofwel niet aangegrepen, ofwel heeft het niets opgeleverd.
De moeder heeft verweer gevoerd. De moeder acht de verhuizing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] naar Ierland niet in hun belang en zij betwist de noodzaak van een dergelijke verhuizing. De moeder brengt in dat kader onder meer naar voren dat het contact tussen haar en [minderjarige 2] en [minderjarige 1] moeizaam verloopt. De contactmomenten verlopen goed, maar het voeren van een gesprek met hen is lastig. De moeder vreest dat een verhuizing dit contact niet ten goede komt en zij heeft het vermoeden dat de vader [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van haar wil afnemen, te meer nu de vader zich ook niet aan de informatie- en consultatieplicht zou houden.
De rechtbank acht zich thans onvoldoende geïnformeerd om op het verzoek tot verhuizing te beslissen. De rechtbank heeft onvoldoende zicht op de situatie van de kinderen om te kunnen bepalen in welke mate de verhuizing in hun belang is.
Verder is uit het dossier, uit hetgeen ter zitting is besproken en uit de gesprekken die de rechtbank met de kinderen heeft gevoerd gebleken dat de communicatie tussen de kinderen en de moeder moeizaam verloopt. Het is de rechtbank in dat licht onvoldoende duidelijk in hoeverre het contact tussen de kinderen en de moeder gewaarborgd is als de kinderen naar Ierland verhuizen. Hoewel de vader ter zitting heeft verklaard de kinderen te stimuleren in het contact, is het de rechtbank onvoldoende duidelijk in hoeverre de vader de kinderen daadwerkelijk zal activeren tot contact indien een van de kinderen aangeeft niet naar Nederland te willen. Ook overigens heeft de vader geen concreet beeld geschetst hoe hij het contact tijdens de vakanties in Nederland voor zich ziet.
De rechtbank acht een raadsonderzoek dan ook geïndiceerd en zij zal de raad verzoeken een onderzoek te doen. Nu reeds eerder bij beschikking d.d. 9 november 2017 (in de zaak met rekest- en zaaknummer: FA RK 17-7624 en C/09/540724) de raad is verzocht een onderzoek te doen ter beantwoording van de vraag welke zorgregeling het meest in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moet worden geacht, zal de rechtbank in de onderhavige beschikking de raad verzoeken dit onderzoek uit te breiden.
De moeder heeft ter terechtzitting verklaard te willen meewerken aan een onderzoek van de raad. Namens de vader is naar voren gebracht dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank in deze. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat beide partijen hun medewerking zullen verlenen aan het onderzoek van de raad.
De rechtbank zal derhalve aan de raad verzoeken om het voormelde onderzoek uit te breiden en te adviseren over de volgende vragen:
- is een verhuizing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met de vader naar Ierland in hun belang ?
- bij welke zorgregeling met de moeder zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het meest gebaat, in het geval zij naar Ierland zouden verhuizen?
De rechtbank overweegt in dit verband dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gesprekken die zij hebben gehad met de rechters van de meervoudige kamer allebei hebben verteld dat zij (nog) niet met de moeder hebben gesproken over een mogelijke verhuizing en hun wensen in dat kader. Zij gaven beiden aan het moeilijk te vinden dit gesprek te voeren met de moeder omdat zij bang zijn voor haar reactie. De rechtbank acht deze situatie niet in het belang van de kinderen en verzoekt de raad hierbij zo mogelijk een bemiddelende rol te spelen en het gesprek tussen de kinderen en de moeder te begeleiden.
In afwachting van het rapport van de raad zal de rechtbank iedere verdere beslissing ten aanzien van de vervangende toestemming tot verhuizing aanhouden. De behandeling zal, na ontvangt van het raadonderzoek, ter zitting worden voortgezet in het bijzijn van de Raad voor de Kinderbescherming op een nader te bepalen datum en tijdstip.

Beslissing

De rechtbank:
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming het onderzoek dat eerder is gelast in de zaak met rekest- en zaaknummer FA RK 17-7624 en C/09/540724 uit te breiden met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen; de Raad kan daartoe telefonisch een eerste afspraak maken met de ouders, die te bereiken zijn op de volgende telefoonnummers: [tel. nummer] (advocaat van de vader) en [tel. nummer] (advocaat van de moeder);
dat onderzoek dient het antwoord te geven op de vragen zoals hiervoor overwogen;
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
houdt de behandeling aan tot 1 april 2018 pro forma (gelijk aan de termijn in de zaak met rekest- en zaaknummer FA RK 17-7624 en C/09/540724); uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
bepaalt dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting, na ontvangst van het rapport en advies, zal worden voortgezet op een nader te bepalen datum en tijdstip in aanwezigheid van de Raad voor de Kinderbescherming;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van het verzoek tot vervangende toestemming tot verhuizing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.G. Meeder, H. Dragtsma en I. Zetstra, tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Arreman-Mos als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 februari 2018.