ECLI:NL:RBDHA:2018:9553

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
C/09/553218 / FA RK 18-3543
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag over een minderjarige na ingrijpende gebeurtenissen in de opvoeding

Op 30 juli 2018 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking uitgesproken over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader en de moeder over de minderjarige, geboren op [geboortedag 1] 2014. Deze beslissing volgde op een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, dat op 16 mei 2018 was ingediend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige in zijn jonge leven al veel ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt, waaronder meerdere verhuizingen tussen verschillende verzorgers, wat heeft geleid tot een gebrek aan stabiliteit en duidelijkheid in zijn leven.

De kinderrechter heeft geconstateerd dat zowel de vader als de moeder niet in staat zijn gebleken om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen. De moeder heeft aangegeven geen moedergevoelens voor de minderjarige te hebben en heeft sinds augustus 2016 geen contact meer met hem. De vader heeft ook geen consistent contact onderhouden en heeft eerder aangegeven de zorg niet aan te kunnen. Gezien deze omstandigheden en de behoefte van de minderjarige aan stabiliteit, heeft de kinderrechter geoordeeld dat het gezag van de ouders beëindigd moet worden.

De kinderrechter heeft tevens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering benoemd tot voogdes over de minderjarige, om zo de continuïteit en duidelijkheid in zijn opvoedingssituatie te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG
Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: FA RK 18-3543 / C/09/553218
Datum uitspraak: 30 juli 2018
Beschikking van de kinderrechter
Beëindiging gezag
in de zaak naar aanleiding van het op 16 mei 2018 ingekomen verzoek van:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
-
[minderjarige]geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats 1]
hierna ook te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,

[de vrouw]

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

de gecertificeerde instelling:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
de beoogd voogdes,
alsmede

[de heer en mevrouw A] ,

hierna: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoek;
  • de bereidverklaring van de gecertificeerde instelling.
Op 30 juli 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. De vader en de moeder zijn beiden opgeroepen voor een ander tijdstip.
Daarbij zijn verschenen:
  • de heer [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad (op beide tijdstippen);
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling (op beide tijdstippen);
  • de pleegvader;
  • de moeder.
Verder is opgeroepen en niet verschenen:
- de vader.

Feiten

  • Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
  • De moeder en de vader zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • De kinderrechter heeft bij beschikking van 4 december 2017 de ondertoezichtstelling en de machtiging om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg verlengd van 5 december 2017 tot
  • Sinds januari 2016 verblijft [minderjarige] in het huidige, perspectief biedende pleeggezin.

Verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de ouders over [minderjarige] te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogdes over hem. De Raad heeft het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. [minderjarige] heeft in zijn jonge leven al veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. De afgelopen jaren heeft hij op veel verschillende plekken gewoond, te weten achtereenvolgens bij de moeder, in een crisispleeggezin, bij de vader en opnieuw in het huidige pleeggezin. Hierdoor is er lange tijd geen duidelijkheid en stabiliteit geweest in het leven van [minderjarige] . In juni 2016 is toegewerkt naar een terugplaatsing bij de moeder, maar dit is in juli 2016 misgegaan toen de moeder aangaf de zorg voor [minderjarige] niet meer aan te kunnen. Ook de vader heeft op zijn beurt aangegeven de zorg voor [minderjarige] niet aan te kunnen. Daarop is [minderjarige] weer bij dezelfde perspectief biedende pleegouders geplaatst. [minderjarige] heeft het daar goed. Hij gaat naar de peuterspeelzaal en gedijt goed bij de structuur die hem geboden wordt. De Raad acht het van belang dat er rust en duidelijkheid komt voor [minderjarige] wat betreft zijn verblijf in het gezin, zodat hij zich ook dieper en beter kan hechten aan de pleegouders. De moeder ervaart geen moedergevoelens voor [minderjarige] en heeft gedurende een periode agressie naar hem gevoeld. Dit is voor de moeder erg moeilijk en veroorzaakt soms depressieve gevoelens bij haar. De moeder en [minderjarige] hebben sinds augustus 2016 geen contact meer met elkaar. Sinds mei 2017 is er vanuit moeder geen contact meer met de hulpverlening. In augustus 2016 is het laatste contact tussen de vader en [minderjarige] geweest. Hiervoor is er vanaf december 2016 sporadisch contact tussen hen geweest. De vader laat een patroon zien van het niet nakomen van afspraken. De Raad vindt het van belang dat er contact plaatsvindt tussen [minderjarige] en beide ouders, wanneer dit veilig en voorspelbaar vormgegeven kan worden. De moeder heeft aangegeven graag contact te willen met [minderjarige] en de pleegouders en wil het contact met de hulpverlening weer opstarten.
Namens de gecertificeerde instelling is aangevoerd dat er is geprobeerd om het contact tussen [minderjarige] en de vader op te bouwen door het versturen van drie kaartjes in zes weken. De vader heeft zich daar niet goed aan gehouden. De vader heeft ook overigens geen moeite gedaan om de verzorging over [minderjarige] op zich te nemen dan wel anderszins contact te behouden. Met de moeder zijn recentelijk afspraken gemaakt. Zij ondersteunt [minderjarige] financieel en zal hem geregeld een kaartje sturen. Aan de moeder zullen regelmatig foto’s en filmpjes worden gestuurd.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte.
De pleegvader heeft aangegeven dat het goed gaat met [minderjarige] . De pleegouders staan positief tegenover het contact tussen [minderjarige] en de ouders.

Beoordeling

De kinderrechter overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De kinderrechter is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. De kinderrechter overweegt daartoe dat [minderjarige] vaak is overgeplaatst en meerdere opvoeders heeft gekend. Een eerdere poging tot een terugplaatsing naar de moeder is na een korte tijd mislukt. [minderjarige] heeft hierdoor in zijn jonge leven al veel onrust gekend in zijn opvoedingsomgeving. Gelet op de jonge leeftijd van [minderjarige] , heeft hij behoefte aan duidelijkheid omtrent zijn toekomstperspectief. De kinderrechter ziet hierin een concrete, ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] . De moeder heeft meermalen aangegeven (en geeft thans nog steeds aan) niet voor [minderjarige] te kunnen zorgen. Ook de vader heeft in het verleden aangegeven de zorg over [minderjarige] niet op zich te kunnen nemen. Hoewel de vader nu de wens heeft uitgesproken om [minderjarige] op te voeden, lukt het hem niet om zich aan de afspraken met de gecertificeerde instelling te houden en onderneemt hij geen actie om het contact tussen hem en [minderjarige] uit te breiden. Beide ouders hebben [minderjarige] bovendien al jaren niet gezien. Gelet op deze omstandigheden, acht de kinderrechter het niet aannemelijk dat de ouders binnen afzienbare tijd de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich kunnen nemen.
De kinderrechter overweegt ten aanzien van de aanvaardbare termijn dat [minderjarige] al geruime tijd bij de pleegouders verblijft. Hij krijgt daar de stabiliteit die hij nodig heeft en deze plek is voor hem perspectief biedend. [minderjarige] is daarnaast gehecht geraakt aan de pleegouders.
De kinderrechter acht het voor de ontwikkeling van [minderjarige] van belang dat er duidelijkheid wordt gecreëerd over zijn opvoedings- en ontwikkelingsperspectief. De maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn tijdelijke kinderbeschermingsmaatregelen, die als doel hebben terugwerken naar een thuisplaatsing. Dat is echter niet langer aan de orde. De maatregelen zullen de onduidelijkheid over het toekomstperspectief in stand houden en kunnen daardoor de ontwikkeling van [minderjarige] belemmeren. In de weging tussen het behouden van de juridische band tussen ouder en kind en het belang van [minderjarige] bij continuïteit van en duidelijkheid over zijn opvoedingssituatie, kent de kinderrechter zwaarwegende betekenis toe aan het belang van [minderjarige] . De kinderrechter is daarom van oordeel dat de aanvaardbare termijn waarbinnen de ouders in staat kunnen worden geacht om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen, inmiddels is overschreden. De kinderrechter zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders daarom toewijzen.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de kinderrechter op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. De kinderrechter zal, gezien het verzoek van de Raad en het standpunt van de gecertificeerde instelling en de moeder, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als voogdes over [minderjarige] benoemen.

Beslissing

De kinderrechter:
beëindigt het ouderlijk gezag van:
de vader: [de man] , geboren op [geboortedag 2] 1985 te [geboorteplaats 2]
en
de moeder: [de vrouw] geboren op [geboortedag 3] 1988 te [geboorteplaats 2]
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats 1]
benoemt tot voogdes over voormelde minderjarige:
-
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.M.E. Bernini, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.G. Nuboer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.