ECLI:NL:RBDHA:2018:9507

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
6 augustus 2018
Zaaknummer
NL18.12389
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, heeft de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 19 juli 2018, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de gemachtigde van verweerder gemeld dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers op 18 juli 2018 heeft vastgesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft vervolgens ambtshalve de vraag onderzocht of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep. Aangezien eiser met onbekende bestemming is vertrokken en niet ter zitting is verschenen, concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van zijn rechtsmiddelen.

Hierdoor is het procesbelang van eiser komen te ontvallen, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend, met de mogelijkheid voor eiser om binnen één week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.12389

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. J.S. Dobosz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Bicer).

Procesverloop

Bij besluit van 3 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.12390, plaatsgevonden op 19 juli 2018. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich eerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
2. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder bericht dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers op 18 juli 2018 heeft vastgesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
3. Nu eiser met onbekende bestemming is vertrokken en hij ook niet ter zitting is verschenen, stelt hij kennelijk geen prijs meer op een inhoudelijke beoordeling van de door hem tegen het bestreden besluit ingestelde rechtsmiddelen. Reeds hierom heeft eiser geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep.
4. Nu aldus het procesbelang is komen te ontvallen, zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.