In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Afghaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft eerder asielaanvragen ingediend, die alle zijn afgewezen. In zijn huidige aanvraag stelt eiser dat hij is bekeerd tot het christendom en dat hij vreest voor zijn veiligheid bij terugkeer naar Afghanistan, specifiek in de regio Ghazni. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder de verslechterde situatie in Ghazni en de nieuwe EASO-richtlijnen van juni 2018. De rechtbank concludeert dat de aanvraag terecht is afgewezen, omdat de vrees van eiser niet geloofwaardig is geacht en de situatie in Afghanistan niet zodanig is verslechterd dat dit een uitzondering op de wet rechtvaardigt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de bekering van eiser tot het christendom niet geloofwaardig heeft geacht en dat er geen nieuwe elementen zijn die de beoordeling van de asielaanvraag zouden kunnen veranderen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling.