ECLI:NL:RBDHA:2018:9325

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
18.10178 18.10180
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard voor statushouder in Griekenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2018 uitspraak gedaan in de zaken van eisers, een Syrisch gezin, dat asielaanvragen had ingediend. De aanvragen werden niet-ontvankelijk verklaard omdat eisers al internationale bescherming genoten in Griekenland. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers op 16 mei 2018 hun asielaanvragen indienen, maar dat zij eerder op 28 februari 2017 in Griekenland een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend, waar zij op 27 juni 2017 ook bescherming hebben gekregen. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid terecht heeft aangenomen dat de situatie in Griekenland niet zodanig is dat terugkeer daarheen in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Eisers hebben aangevoerd dat de omstandigheden voor statushouders in Griekenland slecht zijn, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die hebben vastgesteld dat statushouders in Griekenland toegang hebben tot de arbeidsmarkt, gezondheidszorg en onderwijs. De rechtbank concludeert dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij niet in staat zouden zijn om hun situatie in Griekenland te verbeteren. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en ziet geen aanleiding voor het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.10178 en NL18.10180

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] , eiser

[naam1] ,eiseres, mede namens haar minderjarige kinderen:
[naam2] ,geboren op 15 november 2015,
[naam3] ,geboren op 25 mei 2017,
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoog).

ProcesverloopBij afzonderlijke besluiten van 29 mei 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL18.10179 en NL18.10181, plaatsgevonden op 7 juni 2018. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Ahmad. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers zijn van Syrische nationaliteit. Eiser en eiseres zijn beiden geboren op [geboortedatum] . Zij hebben op 16 mei 2018 hun asielaanvragen ingediend. Uit het Eurodac-systeem is gebleken dat zij op 28 februari 2017 in Griekenland een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend en dat de autoriteiten van Griekenland hen op 27 juni 2017 internationale bescherming hebben verleend.
2. Verweerder heeft aan de bestreden besluiten ten grondslag gelegd dat eisers in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming genieten. Verweerder gaat er op grond van interstatelijk vertrouwensbeginsel van uit dat Griekenland zijn verplichtingen ten opzichte van eisers zal nakomen. Verweerder ziet geen reden om aan te nemen dat het voor eisers niet redelijk zou zijn om naar Griekenland terug te keren.
3. Eisers zijn van mening dat vanwege de slechte situatie van statushouders in Griekenland niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eisers hebben daartoe gewezen op het rapport van Pro Asyl en Refugee Support Aegean van 23 juni 2017, het rapport van UNHCR van 16 oktober 2017 over statushouders in onder meer Griekenland en het rapport van AIDA over Griekenland van maart 2018. Eisers stellen dat zij geen hulp en ondersteuning van de Griekse autoriteiten hebben gekregen. Verweerder heeft volgens eisers verder ten onrechte tegengeworpen dat zij hun verblijf in het kamp Agia Eleni hebben verzwegen en dat uit een internetfilmpje blijkt dat eiser tevreden was over het verblijf aldaar. Eisers hebben verklaard over de erbarmelijke omstandigheden in Agia Eleni, de aanwezigheid van slangen en schorpioenen en het ontbreken van faciliteiten. Eveneens ten onrechte is tegengeworpen dat niet is gebleken dat eisers niet hebben kunnen werken en dat zij zich niet hebben gewend tot de autoriteiten of andere instanties. Voor hulp (werk, woning, medische zorg en financiën) hebben zij zich tot allerlei instanties moeten wenden, zoals Interstas, de UN/UNHCR, Arses, Blue Centre, het Rode Kruis en de kerk. Zij kregen alleen wat kleding en, via de kerk, geld voor noodzakelijke medische hulp. Eiseres heeft kunnen bevallen in het ziekenhuis, maar overige medische zorg is hun onthouden. Van de autoriteiten kregen zij geen hulp. Zij spreken de Griekse taal niet en hadden geen middelen om een taalcursus te bekostigen. Terugzending naar Griekenland is daarom in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarnaast hebben eisers zich beroepen op willekeur en strijd met artikel 8 van het EVRM. Eisers hebben, onder verwijzing naar prejudiciële vragen van het Bundesverwaltungsgericht in Duitsland van 28 augustus 2017 (zaak C-517/17) en van 15 september 2017 (zaken C-540/17 en C-541/17) de rechtbank verzocht prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot de positie van statushouders in Griekenland, dan wel in afwachting van genoemde prejudiciële vragen een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) heeft in de uitspraak van 30 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1795 overwogen dat de situatie in Griekenland voor statushouders moeilijk is, maar niet zodanig dat statushouders bij terugkeer daarheen zonder meer het risico lopen op schending van artikel 3 van het EVRM. Statushouders hebben op dezelfde voet als Griekse staatsburgers toegang tot de arbeidsmarkt, de gezondheidszorg en onderwijs in Griekenland. De Griekse overheid staat niet onverschillig tegenover de problemen die statushouders hierbij ondervinden. Er is daarom geen aanleiding om niet uit te gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Van statushouders mag dan ook worden verwacht dat zij zelf inspanningen leveren om hun situatie in Griekenland te verbeteren. Daarbij wordt van hen verwacht dat zij in Griekenland klagen bij de (hogere) autoriteiten.
5. De door eisers aan hun standpunt ten grondslag gelegde algemene informatie over de situatie voor statushouders in Griekenland is dezelfde als, dan wel vergelijkbaar met de gegevens die reeds door de AbRS zijn betrokken in zijn oordeel en leidt dan ook niet tot een geslaagd beroep.
6. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder de verklaringen van eisers over hun leefomstandigheden in Griekenland bij zijn beoordeling heeft betrokken en heeft gemotiveerd waarom die geen aanleiding vormen voor de conclusie dat van eisers niet kan worden verwacht dat zij terugkeren naar Griekenland. Verweerder stelt zich daarbij terecht op het standpunt dat van eisers mocht worden verwacht dat zij zich wendden tot de (hogere) Griekse autoriteiten, teneinde hun situatie te verbeteren. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij dit hebben gedaan of dat dit voor hen zinloos was. De omstandigheid dat zij de Griekse taal niet beheersen maakt het voor eisers ongetwijfeld lastiger, maar rechtvaardigt niet de conclusie dat het voor hen hoe dan ook niet mogelijk is om hun problemen voor te leggen aan de verantwoordelijke Griekse instanties.
7. Gelet hierop heeft verweerder terecht besloten tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvragen.
8. De rechtbank volgt eisers niet in hun stelling dat verweerder willekeurig heeft gehandeld. Eisers stellen dat diverse familieleden die eveneens in het bezit zijn van een Griekse asielvergunning zijn opgenomen in de nationale asielprocedure. Namens verweerder is ter zitting evenwel verklaard dat nog niet is besloten op hun asielaanvragen. Gelet hierop faalt ook de stelling van eisers dat artikel 8 van het EVRM is geschonden.
9. De rechtbank ziet gelet op het vorenstaande geen aanleiding voor het stellen van prejudiciële vragen of het treffen van een voorlopige voorziening.
10. De beroepen zijn ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.