ECLI:NL:RBDHA:2018:9323

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2018
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
18.9921
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Algerijnse nationaliteit bezittende man, in beroep ging tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had op 25 mei 2018 besloten de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De eiser had zijn asielaanvraag op 2 maart 2018 ingediend en was op illegale wijze Italië binnengekomen. Tijdens de zitting op 7 juni 2018, waar de zaak tezamen met een andere zaak werd behandeld, heeft de rechtbank de argumenten van de eiser en de verweerder gehoord.

De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank verwierp het betoog van de eiser dat de verantwoordelijkheid van Italië was geëindigd op grond van artikel 13 van de Dublinverordening, omdat er nog geen twaalf maanden waren verstreken sinds de illegale binnenkomst in Italië. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht aannemen dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt en dat de eiser zijn claim dat Italië tekortschiet in de behandeling van asielaanvragen niet had onderbouwd.

De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat er systeemfouten waren in de Italiaanse asielprocedure en dat zijn persoonlijke omstandigheden geen reden vormden om de overdracht aan Italië te verhinderen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier, en werd openbaar gemaakt met de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.9921

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoog).

Procesverloop

Bij besluit van 25 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.9922, plaatsgevonden op 7 juni 2018. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Algerijnse nationaliteit. Op 2 maart 2018 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 20 mei 2017 de buitengrens van de lidstaten die gebonden zijn aan de Verordening (EU) nr. 603/2013 (Eurodacverordening) op illegale wijze heeft overschreden via Italië en dat eiser op 26 juni 2017 in Zwitserland en op 21 augustus 2017 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Zwitserland heeft het verzoek van Duitsland om eiser terug te nemen afgewezen onder verwijzing naar de verantwoordelijkheid van Italië. Duitsland heeft op 19 oktober 2017 Italië verzocht eiser terug te nemen. Italië is hiermee akkoord gegaan door niet te reageren. Duitsland heeft vervolgens op 4 december 2017 het verzoek van eiser om internationale bescherming afgewezen. Het beroep tegen deze beslissing is op 19 januari 2018 afgewezen. Eiser is daarna met onbekende bestemming vertrokken.
Italië heeft op 26 april 2018 ingestemd met het verzoek van Nederland om eiser over te nemen.
2. Verweerder heeft hierna besloten om de aanvraag van eiser niet in behandeling te nemen en om eiser over te dragen aan Italië.
3. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd wordt hierna ingegaan.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op grond van het vorenstaande terecht geoordeeld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Het betoog van eiser dat hij onderweg was naar Nederland doet niet ter zake.
5. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat de verantwoordelijkheid van Italië is geëindigd op grond van het bepaalde in artikel 13 van de Dublinverordening. Op het moment van de bevestiging van de verantwoordelijkheid door Italië waren nog geen twaalf maanden verstreken sinds eiser op illegale wijze Italië is binnengekomen.
6. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er naar het oordeel van de rechtbank in zijn algemeenheid van uitgaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt en het verzoek om internationale bescherming van eiser zal behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen.
Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Italië een en ander niet doet.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd. Verweerder heeft gemotiveerd uiteengezet dat eiser de systematische tekortkomingen in de Italiaanse asielprocedure en opvangvoorzieningen niet aannemelijk heeft gemaakt met zijn verwijzing naar de pagina’s 72 en 74 van het AIDA Country Report over Italië (2017 update) over het ontbreken van opvang tot registratie als asielzoeker en het ontbreken van informatie voor opname in de asielprocedure voor Dublin-terugkeerders. Dat het voorkomt (p. 74) dat Dublinterugkeerders geen opvang krijgen is onvoldoende om te spreken van systeemfouten. Indien dit in eisers geval aan de orde is, moet eiser zich tot de Italiaanse autoriteiten wenden.
8. Verweerder is ook ingegaan op het persoonlijk relaas van eiser en heeft gemotiveerd waarom dat geen reden is om tekortkomingen van Italië aan te nemen. Eiser heeft geen asiel gevraagd in Italië. Dat eiser zich niet prettig voelt in Italië is geen reden om overdracht achterwege te laten. Eiser kan klagen over problemen bij de Italiaanse autoriteiten.
Het vloeit evenzeer voort uit het interstatelijk vertrouwensbeginsel dat ervan uit moet worden gegaan dat eiser die mogelijkheid heeft. Eiser heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.