ECLI:NL:RBDHA:2018:9292

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
18.11624 18.11626
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvragen en beoordeling van eerdere afwijzende besluiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2018 uitspraak gedaan in de zaken van eisers die asiel aanvragen deden. De rechtbank heeft de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. Dit volgde op twee afzonderlijke besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 20 juni 2018, waarin de aanvragen van eisers eerder waren afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de informatie die eisers ter onderbouwing van hun nieuwe aanvragen hadden ingebracht, niet leidde tot een andere beoordeling dan de eerdere afwijzende besluiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de relazen van eisers ongeloofwaardig zijn en dat de ingebrachte stukken niet konden leiden tot een andere beoordeling van hun situatie.

Tijdens de zitting op 26 juli 2018, waar eisers bijgestaan werden door hun gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beoordeling rechtvaardigden. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen bewijs was dat de uitzetting naar de Koerdische Autonome Regio zou leiden tot onmenselijke behandeling. De gestelde angst van eisers om terug te keren en de medische problemen van hun zoon werden niet voldoende onderbouwd. De rechtbank heeft uiteindelijk de beroepen ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking. De beslissing is digitaal ondertekend door de rechter en griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.11624 en NL18.11626
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

Ahmad Hadji Saleh Ibrahim, eiser, en

[naam] ,eiseres,
mede namens hun minderjarige kinderen:
[naam1] ,
[naam2] ,
[naam3] , en
[naam4] ,
hierna te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. A. Greve-Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van Breda).

ProcesverloopBij twee afzonderlijke besluiten van 20 juni 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek op zitting heeft, samen met de behandeling van de zaken NL18.11625 en NL18.11627, plaatsgevonden op 26 juli 2018. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen G. Ali. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaken op zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Overwegingen

1. Eisers hebben eerder asiel aangevraagd. Deze aanvragen zijn afgewezen omdat hun relazen ongeloofwaardig werden geacht. Deze besluiten staan in rechte vast. Ter onderbouwing van hun nieuwe aanvragen hebben eisers hun originele identiteitskaarten ingebracht en informatie over bloedwraak in de Koerdische Autonome Regio (de KAR) in Noord-Irak.
2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft overwogen dat deze informatie niet leidt tot een andere beoordeling dan de eerdere afwijzende besluiten.
3. Eerder werd al aangenomen dat eisers afkomstig zijn uit de KAR. De identiteitskaarten leiden dan ook niet tot een ander oordeel, nu deze alleen de eerder reeds door verweerder aangenomen herkomst van eisers bevestigen. De door eisers ingebrachte landeninformatie over bloedwraak in de KAR is voor de beoordeling van de zaak niet van belang, omdat nu juist dit aspect van hun relaas eerder ongeloofwaardig is geacht. De relazen van eisers worden niet alsnog bevestigd door deze algemene informatie. Dat betekent dan ook dat de door eisers ingebrachte stukken bij deze nieuwe aanvraag niet kunnen leiden tot een andere beoordeling.
4. Vervolgens staat de rechtbank voor de vraag of er ondanks het ontbreken van nova toch sprake is van een situatie waardoor onmiskenbaar is dat uitzetting naar de KAR leidt tot een onmenselijke behandeling. De rechtbank is van oordeel dat dit niet is gebleken. Het relaas van eisers is nog steeds ongeloofwaardig. Dat eisers stellen angstig te zijn om terug te keren, is geen bewijs dat eisers grote problemen bij terugkeer kunnen verwachten.
5. De gestelde slechte gezondheid van hun zoon hebben eiser niet met stukken onderbouwd. De gestelde medische problemen kunnen overigens niet leiden tot een asielvergunning, alleen tot uitstel van hun plicht om te vertrekken. Nu eisers de medische problemen van hun zoon niet nader hebben onderbouwd kan deze situatie nu ook niet leiden tot uitstel van vertrek.
6. Nu verweerder de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard dient het inreisverbod ook in stand gelaten te worden.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier, op 26 juli 2018.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.