ECLI:NL:RBDHA:2018:9270

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 6648
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging zonder toestemmingsverklaring biologische moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, die een aanvraag had ingediend met het doel van gezinshereniging, kreeg te maken met een afwijzing omdat er geen toestemmingsverklaring van haar biologische moeder was overgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 31 maart 2016 was afgewezen en dat het bezwaar hiertegen op 6 maart 2017 ongegrond was verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.

Tijdens de zitting op 26 juli 2018 is de referent, de vader van eiseres, verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat de aanvraag van eiseres niet kon worden ingewilligd zonder de vereiste toestemmingsverklaring van de biologische moeder. Eiseres voerde aan dat haar moeder illegaal naar de ambassade moest reizen om deze verklaring te ondertekenen, wat haar in Eritrea in gevaar zou brengen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat haar moeder niet in staat was om de verklaring te overleggen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris de aanvraag om de mvv terecht heeft afgewezen, omdat er geen documenten zijn overgelegd die de afwezigheid van de toestemmingsverklaring konden rechtvaardigen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/6648

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 juli 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Rijks).

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘gezinshereniging in het kader van nareis’ afgewezen.
Bij besluit van 6 maart 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2018.
[referent], de referent, is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De referent heeft verzocht om een mvv om zijn gestelde dochter, eiseres, in staat te stellen na te reizen uit Eritrea op grond van artikel 28, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de aanvraag van eiseres terecht is afgewezen, omdat namens H. Kinfat Gebremeskel, haar veronderstelde biologische moeder, geen verklaring is overgelegd waaruit blijkt dat zij instemt met het vertrek van eiseres naar Nederland (toestemmingsverklaring). Bovendien is niet aangetoond dat zij daadwerkelijk de biologische moeder van eiseres is. Gelet op het voorgaande is afgezien van nader onderzoek om vast te stellen dat eiseres feitelijk tot het gezin van de referent behoort.
3. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte aan haar tegenwerpt dat zij geen toestemmingsverklaring van haar biologische moeder heeft overgelegd. Daartoe wijst zij er op dat haar moeder, om een toestemmingsverklaring te ondertekenen, illegaal naar de ambassade in Khartoem of Addis Abeba moet reizen en dat zij bij terugkeer in Eritrea zwaar gestraft zal worden voor haar illegale uitreis. De referent heeft altijd duidelijk verklaard over zijn dochter, eiseres, en heeft een doopakte overgelegd, zodat er voldoende grond is om de mvv te verstrekken. Indien verweerder van mening is dat niet aan alle voorwaarden voor het verstrekken van de mvv is voldaan, had hij gebruik moeten maken van zijn discretionaire bevoegdheid. Daartoe wijst eiseres op de lange tijd die de referent en zij al wachten op gezinshereniging. Eiseres verblijft thans met de nieuwe echtgenote van de referent in Addis Abeba zodat zij gehoord kan worden.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
Volgens paragraaf C2/4.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 verleent verweerder geen mvv voor gezinshereniging in het kader van nareis als de achterblijvende biologische ouder geen toestemmingsverklaring heeft afgegeven. Daarop wordt een uitzondering gemaakt als de referent documenten heeft overgelegd waaruit blijkt dat de achterblijvende biologische ouder geen toestemmingsverklaring kan overleggen. Als dergelijke documenten niet zijn overgelegd kan slechts aan het ontbreken van een toestemmingsverklaring voorbij worden gegaan indien aanvullende gegevens of aannemelijke en consistente verklaringen zijn verstrekt over de reden waarom die toestemmingsverklaring niet kan worden overgelegd.
Eiseres heeft niet geconcretiseerd waarom haar moeder niet in staat is om af te reizen naar de ambassade in Khartoem of Addis Abeba om de toestemmingsverklaring te ondertekenen. Bovendien heeft zij geen andere stukken overgelegd waaruit blijkt dat haar moeder ermee instemt dat zij naar haar vader in Nederland afreist. In dit kader hecht de rechtbank er belang aan dat ter zitting is gebleken dat het contact tussen de moeder van eiseres en de referent is hersteld en dat tussen hen sprake is van een relatie.
Reeds gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag om een mvv ten behoeve van eiseres terecht afgewezen en wordt aan bespreking van de beroepsgronden die betrekking hebben op haar gezinsband met de referent, niet toegekomen. De rechtbank ziet voorts geen omstandigheden die verweerder hadden moeten nopen tot het toepassen van zijn discretionaire bevoegdheid.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. A.H. Ferment, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.