ECLI:NL:RBDHA:2018:9270
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging zonder toestemmingsverklaring biologische moeder
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, die een aanvraag had ingediend met het doel van gezinshereniging, kreeg te maken met een afwijzing omdat er geen toestemmingsverklaring van haar biologische moeder was overgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 31 maart 2016 was afgewezen en dat het bezwaar hiertegen op 6 maart 2017 ongegrond was verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 26 juli 2018 is de referent, de vader van eiseres, verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat de aanvraag van eiseres niet kon worden ingewilligd zonder de vereiste toestemmingsverklaring van de biologische moeder. Eiseres voerde aan dat haar moeder illegaal naar de ambassade moest reizen om deze verklaring te ondertekenen, wat haar in Eritrea in gevaar zou brengen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat haar moeder niet in staat was om de verklaring te overleggen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris de aanvraag om de mvv terecht heeft afgewezen, omdat er geen documenten zijn overgelegd die de afwezigheid van de toestemmingsverklaring konden rechtvaardigen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.