Op 25 juli 2018 heeft de Rechtbank Den Haag in een kort geding uitspraak gedaan in de zaak tussen XPLORYS HOLDING B.V. en 3 E TEKSTIL PAZARLAMA SANAYI TICARET LIMITED SIRKETI. Eiseres, XPLORYS HOLDING B.V., gevestigd in Broek op Langedijk, vorderde een verbod op inbreukmakende handelingen met betrekking tot haar Gemeenschapsmodel. Gedaagde, 3 E TEKSTIL PAZARLAMA SANAYI TICARET LIMITED SIRKETI, gevestigd in Turkije, is niet verschenen tijdens de zitting. De voorzieningenrechter verleende verstek op basis van artikel 15 lid 3 van het Haags Betekeningsverdrag, omdat de dagvaarding op de juiste wijze was betekend, ondanks dat gedaagde niet in persoon was bereikt.
De rechtbank oordeelde dat het spoedeisend belang van de vordering voldoende was aangetoond en dat gedaagde op de hoogte was van de procedure. De voorzieningenrechter was bevoegd om kennis te nemen van het geschil, aangezien eiseres in Nederland is gevestigd en gedaagde in Turkije. De vordering op basis van het Gemeenschapsmodel werd toegewezen, en gedaagde werd veroordeeld om binnen 24 uur na betekening van het vonnis de inbreukmakende handelingen te staken. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor iedere dag dat gedaagde in strijd handelde met het vonnis.
De proceskosten werden toegewezen aan eiseres, maar de rechtbank oordeelde dat de proceskostenopgaaf niet tijdig aan gedaagde was kenbaar gemaakt, waardoor de kosten niet op basis van artikel 1019h Rv konden worden begroot. De totale proceskosten werden vastgesteld op € 2.906,14. De termijn voor het instellen van een hoofdzaak werd bepaald op zes maanden na de uitspraak.