ECLI:NL:RBDHA:2018:9080

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2018
Publicatiedatum
26 juli 2018
Zaaknummer
6615765 / RL EXPL 18-2129
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige buitengebruikstelling en vernietiging van een auto door de Staat

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De eiseres, die eigenaresse was van een personenauto, vorderde dat de kantonrechter voor recht verklaarde dat er geen wettelijke grondslag bestond voor het buiten gebruik stellen van haar auto op 23 juni 2017, en dat de Staat aansprakelijk was voor de gevolgen van het onrechtmatig handelen, waaronder de vernietiging van de auto. De eiseres stelde dat haar auto onterecht was in beslag genomen en vernietigd, zonder dat zij op de hoogte was gesteld van de inbeslagname en de daaropvolgende vernietiging.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de auto op naam van de eiseres stond, maar dat deze op het moment van inbeslagname door haar zoon werd gebruikt, die openstaande verkeersboetes had. De rechter oordeelde dat de zoon beschikte over de auto in de zin van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), en dat de Staat derhalve bevoegd was om de auto buiten gebruik te stellen. De eiseres had onvoldoende bewijs geleverd dat de inbeslagname onrechtmatig was, en de rechter oordeelde dat de Staat niet onrechtmatig had gehandeld door de auto te vernietigen, aangezien de eiseres voldoende op de hoogte was gesteld van de procedure.

De vordering van de eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter concludeerde dat de Staat zijn bevoegdheden correct had uitgeoefend en dat de eiseres niet in haar recht was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
es
Rolnr.: 6615765 / RL EXPL 18-2129
26 juli 2018
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. S. van der Eijk,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (meer speciaal het Ministerie van Justitie en Veiligheid),
zetelend te Den Haag,
gedaagde partij,
gemachtigde: [gemachtigde] .
Partijen worden hierna [eiseres] en de Staat genoemd.

1.Procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de inleidende dagvaarding van 16 januari 2018;
  • de conclusie van antwoord;
  • de in het geding gebrachte producties.
1.2
Op 9 mei 2018 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen [eiseres] in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde, en voor de Staat is zijn gemachtigde verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op vandaag.

2.Feiten

2.1
[eiseres] was eigenaresse van een personenauto van het merk [merk] voorzien van het kenteken [kenteken] (hierna: de auto).
2.2
Op 23 juni 2017 is de auto buiten gebruik gesteld. Op het moment van buitengebruikstelling werd de auto gebruikt door de zoon van [eiseres] , [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ). De buitengebruikstelling hield verband met een (of meer) aan [betrokkene] opgelegde en onbetaald gebleven administratieve sanctie(s).
2.3
Bij emailbericht van 12 juli 2017 is door de politie aan [betrokkene] bericht:
“Hierbij ontvangt u de brief, die wij ook per post naar u verstuurd hebben. Zoals in de brief vermeld staat, kunt u na betaling van het volledige bedrag (inclusief sleep- en stallingskosten) , uw auto weer ophalen in Zwolle.”Bij dit bericht is een brief van de politie (eenheid Oost-Nederland) aan [betrokkene] gevoegd waarin is opgenomen dat de auto is afgesleept voor een openstaande vordering van het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: CJIB), dat na 28 dagen de auto zou worden verkocht en dat weer over de auto kon worden beschikt na betaling van alle openstaande kosten. [betrokkene] heeft op dit bericht dezelfde dag gereageerd. Daarbij heeft hij bericht dat hij deze brief niet eerder had ontvangen.
2.4
Bij emailbericht van 13 juli 2017 aan de politie, heeft de gemachtigde van [eiseres] , kennelijk naar aanleiding van de ontvangst van het hiervoor genoemde emailbericht met bijlage, namens [eiseres] (en [betrokkene] ) bezwaar gemaakt tegen de inbeslagname van de auto en verzocht om ervoor zorg te dagen dat de auto zo spoedig mogelijk en kosteloos aan [eiseres] zou worden geretourneerd. Ook heeft de gemachtigde geschreven dat in geval van verkoop van de auto, de politie aansprakelijk zou worden gehouden voor de schade van [eiseres] en [betrokkene] . Telefonisch is door de politie aan de gemachtigde bericht dat niet aan het verzoek zou worden voldaan.
2.5
De auto is op 22 augustus 2017 door Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ) vernietigd.

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht verklaart dat er geen wettelijke grondslag bestond voor het buiten gebruik stellen van de auto op 23 juni 2017;
b. voor recht verklaart dat de Staat jegens [eiseres] aansprakelijk is voor de gevolgen van het onrechtmatig handelen bestaande uit het buiten gebruik stellen van de auto en het vernietigen daarvan;
c. de Staat veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van: primair € 5.000,00, subsidiair een schadevergoeding ter hoogte van de door haar geleden schade, in goede justitie te bepalen;
d. bepaalt dat de Staat aan [eiseres] binnen veertien dagen een vrijwaringsbewijs dient te verstrekken ter zake van (de vernietiging van) de auto, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
e. de Staat veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente over het onder c. gevorderde;
f. de Staat veroordeelt in de proceskosten, daaronder begrepen de nakosten.
3.2
[eiseres] legt aan deze vordering, zakelijk samengevat, het volgende ten grondslag. De Staat heeft onrechtmatig jegens haar gehandeld door de auto in beslag te nemen, buiten gebruik te stellen en vervolgens te vernietigen. De inbeslagname is een ongerechtvaardigde inbreuk op [eiseres] ’s eigendomsrecht. [eiseres] is op geen enkel moment geïnformeerd over inbeslagname, verkoop of vernietiging van de auto. De vermeende schuld van [betrokkene] staat niet in verhouding tot het vernietigen van de auto. Vernietiging van de auto was disproportioneel gezien de omstandigheden van [eiseres] .
3.3
De Staat voert gemotiveerd verweer en concludeert primair tot afwijzing van het gevorderde en veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en subsidiair tot toekenning van een vergoeding van maximaal € 150,00.
3.4
Hierna zal – voor zover van belang – worden ingegaan op de stellingen en weren van partijen.

4.Beoordeling

4.1
Het gaat hier erom of de Staat door de buitengebruikstelling en vernietiging van de auto onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld.
4.2
Hoewel [eiseres] het heeft over “vermeende” openstaande boetes van [betrokkene] , heeft zij niet, althans onvoldoende onderbouwd, betwist dat aan [betrokkene] verkeersboetes zijn opgelegd die niet door hem zijn betaald. Evenmin is door haar betwist dat de reden van de inbeslagname van de auto is gelegen in het onbetaald blijven van die aan [betrokkene] opgelegde boete(s).
4.3
[eiseres] stelt dat de buitengebruikstelling van de auto, waarvan het kenteken op haar naam stond, jegens haar onrechtmatig is. Zij voert aan dat [betrokkene] ten tijde van de inbeslagname niet de beschikkingsmacht had over de auto. Dat is voor buitengebruikstelling op grond van artikel 28b Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv) vereist indien de buiten gebruik te stellen auto niet op naam staat van degene aan wie de verkeersboetes zijn opgelegd. De Staat heeft aangevoerd dat de vereiste beschikkingsmacht wel aanwezig was.
4.4
De kantonrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 28b Wahv kan de officier van justitie het voertuig waarmee de met een boete bestrafte gedragingen verricht zijn, buiten gebruik stellen. Indien dat voertuig niet wordt aangetroffen, kan de officier van justitie een soortgelijk voertuig buiten gebruik stellen, indien degene aan wie de boete is opgelegd daarover vermag te beschikken. De Staat heeft er terecht op gewezen dat met “vermag te beschikken” bedoeld wordt “het ten gebruike onder zich hebben.” Daarbij maakt het niet uit of die voertuigen op naam van een ander staan of aan een ander toebehoren (HR 10 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU8172).
4.5
De vraag die moet worden beantwoord is dus of [betrokkene] , als zijnde degene aan wie de betreffende boete(s) is (zijn) opgelegd, over de auto kon beschikken in de zin dat hij die ten gebruike onder zich had. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat het geval.
4.6
Uit het gebruik van de term “beschikken” en de formulering “ten gebruike onder zich hebben” volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat sprake moet zijn van een zekere vrijheid voor degene aan wie de boetes zijn opgelegd, om naar eigen inzicht van het voertuig gebruik te maken voordat het op grond van artikel 28b Wahv buiten gebruik kan worden gesteld. In het in de parlementaire geschiedenis genoemde voorbeeld van de aanschaf van een andere auto en in de door de Hoge Raad in het hiervoor genoemde arrest aangehaalde voorbeelden (lease-, huur- en geleende auto’s) is telkens aangenomen dat sprake is van een zodanige zeggenschap over het voertuig. [eiseres] heeft toegelicht dat [betrokkene] van haar de auto had geleend om voor een zitting bij de politierechter naar het gerechtsgebouw in Zwolle af te reizen. Daaruit volgt dat [betrokkene] met toestemming van [eiseres] op dat moment naar eigen inzicht gebruik maakte van de auto. Hij bepaalde immers de bestemming van en de af te leggen weg van de auto en gebruikte deze voor een eigen doel, waarbij [eiseres] niet in de auto aanwezig was en dus geen controle uitoefende op de auto op het moment dat deze door [betrokkene] gebruikt werd. De door [eiseres] beschreven situatie, verschilt op essentiële punten van de door haar aangehaalde jurisprudentie (waarin de eigenaar van de auto door de bestuurder werd gereden naar een door de eigenaar opgegeven bestemming), zodat zij daaraan geen argumenten kan ontlenen. Niet in geschil is dat [betrokkene] aan hem opgelegde verkeerboete(s) onbetaald heeft gelaten. Bij die stand van zaken geeft de Wahv aan de Staat de bevoegdheid om over te gaan tot buitengebruikstelling. De buitengebruikstelling is immers een middel om te bewerkstelligen dat opgelegde administratieve sancties worden voldaan.
De (geringe) hoogte van de opstaande boete maakt buitengebruikstelling niet zonder meer disproportioneel. Dat [eiseres] op leeftijd is, de auto gebruikte als vervoermiddel naar brei- en naailessen en dat de auto zonder pardon van haar is afgenomen, maakt nog niet zonder meer dat de Staat disproportioneel gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid. Op grond van het voorgaande komt kantonrechter tot het oordeel dat [betrokkene] de auto ten gebruike onder zich had en dat de buitengebruikstelling niet onrechtmatig jegens [eiseres] is.
4.7
Nu de Staat met de buitengebruikstelling niet onrechtmatig heeft gehandeld, dient de rechtmatigheid van vernietiging te worden beoordeeld. [eiseres] stelt dat zij op geen enkele manier op de hoogte is gesteld van de buitengebruikstelling en het voornemen om de auto te verkopen of te vernietigen. Daarmee is haar de mogelijkheid ontnomen om actie te ondernemen en met [betrokkene] in overleg te treden over de ontstane situatie. De Staat voert in dit verband aan dat hij [eiseres] en [betrokkene] ieder afzonderlijk op het in de GBA (Bpr) opgenomen adres (beiden stonden op hetzelfde adres ingeschreven) bij brieven van 1 juli en 3 augustus 2017 in kennis heeft gesteld van de buitengebruikstelling en van het voornemen tot vernietiging.
4.8
De kantonrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 4 van het Besluit buitengebruikstelling voertuigen dient aan de rechthebbende (in dit geval [eiseres] ) een kennisgeving betreffende het voornemen tot vernietiging te worden gezonden. Nog daargelaten of de Staat met de enkele verzending van de brief van 3 augustus 2017 reeds heeft voldaan aan deze verplichting tot kennisgeving (zoals hij stelt), geldt dat niet in geschil is dat [eiseres] de brief van 1 juli 2017 als bijlage van de email van 12 juli 2017 heeft ontvangen. In die brief is de gang van zaken uitgelegd vanaf de buitengebruikstelling van de auto. Beschreven is, dat in het geval het verschuldigde bedrag niet wordt voldaan en de auto twaalf weken na aanvang van de buitengebruikstelling niet is afgehaald bij de Dienst der Domeinen, ervan uit wordt gegaan dat [eiseres] afstand heeft gedaan van de auto en dat de officier van justitie dan gerechtigd is de auto te verkopen of te vernietigen. Dat [eiseres] hiervan kennis heeft genomen, althans kennis heeft kunnen nemen, volgt uit de reactie van haar gemachtigde bij email van 13 juli 2017. Uit die reactie volgt niet dat [eiseres] (of [betrokkene] ) het verschuldigde bedrag zou betalen; haar gemachtigde heeft de Staat verzocht zijn standpunt te herzien. Vaststaat dat telefonisch door de politie aan de gemachtigde is bericht dat niet aan dit verzoek zou worden voldaan. Daarmee mag [eiseres] voldoende geïnformeerd worden geacht over de op handen zijnde verkoop dan wel vernietiging van de auto. Haar is dan ook gelegenheid geboden om actie te ondernemen en om in overleg met [betrokkene] te treden over de ontstane situatie, zoals zij wenste. Op grond van het voorgaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat de vernietiging niet onrechtmatig is jegens [eiseres] .
4.9
Aangezien noch de buitengebruikstelling noch de vernietiging van de auto onrechtmatig worden geoordeeld, zullen de gevorderde verklaringen voor recht worden afgewezen en komt de kantonrechter niet toe aan de vraag of er schade en/of kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen is gebleken dat het vrijwaringsbewijs inmiddels door DRZ aan [eiseres] is afgegeven. [eiseres] heeft vervolgens dit deel van haar vordering ingetrokken, zodat daarop geen beslissing meer hoeft te volgen.
4.1
[eiseres] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, als volgt worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.Beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat vastgesteld op € 400,00 als het aan de gemachtigde van de Staat toekomende salaris.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juli 2018.