ECLI:NL:RBDHA:2018:9065
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging opvangvoorzieningen voor asielzoekers en niet-ontvankelijkheid van beroep
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2018, zijn eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R.C. van den Berg, in beroep gegaan tegen de beëindiging van hun opvangvoorzieningen door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De opvang was op 9 maart 2018 beëindigd, waarna eisers op 14 maart 2018 beroep aantekenden tegen de fictieve weigering van het COA om hun verzoeken om opvang te continueren te honoreren. Tevens vroegen zij om een voorlopige voorziening om hun recht op opvang te waarborgen tot de uitspraak op hun beroepschrift.
De voorzieningenrechter heeft op 15 maart 2018 de verzoeken om voorlopige voorziening toegewezen, waardoor de beëindiging van de opvang werd opgeschort. Echter, op 29 maart 2018 verklaarde de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun opvolgende asielaanvragen ongegrond, wat resulteerde in het verlies van hun recht op opvang. De rechtbank oordeelde dat het hoger beroep dat eisers hadden ingesteld tegen deze afwijzing geen schorsende werking had, en dat zij zich voor schorsing moesten wenden tot de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Tijdens de zitting op 27 juni 2018, waar eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, concludeerde de rechtbank dat eisers geen belang meer hadden bij een inhoudelijk oordeel over hun beroep, aangezien zij inmiddels geen recht meer hadden op opvang. De rechtbank verklaarde de beroepen daarom niet-ontvankelijk. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 juli 2018, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.