ECLI:NL:RBDHA:2018:9065

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2018
Publicatiedatum
26 juli 2018
Zaaknummer
18/1820 en 18/1822
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging opvangvoorzieningen voor asielzoekers en niet-ontvankelijkheid van beroep

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2018, zijn eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R.C. van den Berg, in beroep gegaan tegen de beëindiging van hun opvangvoorzieningen door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De opvang was op 9 maart 2018 beëindigd, waarna eisers op 14 maart 2018 beroep aantekenden tegen de fictieve weigering van het COA om hun verzoeken om opvang te continueren te honoreren. Tevens vroegen zij om een voorlopige voorziening om hun recht op opvang te waarborgen tot de uitspraak op hun beroepschrift.

De voorzieningenrechter heeft op 15 maart 2018 de verzoeken om voorlopige voorziening toegewezen, waardoor de beëindiging van de opvang werd opgeschort. Echter, op 29 maart 2018 verklaarde de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun opvolgende asielaanvragen ongegrond, wat resulteerde in het verlies van hun recht op opvang. De rechtbank oordeelde dat het hoger beroep dat eisers hadden ingesteld tegen deze afwijzing geen schorsende werking had, en dat zij zich voor schorsing moesten wenden tot de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Tijdens de zitting op 27 juni 2018, waar eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, concludeerde de rechtbank dat eisers geen belang meer hadden bij een inhoudelijk oordeel over hun beroep, aangezien zij inmiddels geen recht meer hadden op opvang. De rechtbank verklaarde de beroepen daarom niet-ontvankelijk. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 juli 2018, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 18/1820 en AWB 18/1822

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2018 in de zaken tussen

[naam] , eiseres,
[naam1], eiser,
gezamenlijk: eisers,
gemachtigde mr. R.C. van den Berg,
en
het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder,
gemachtigde mr. K. Bruin.

Procesverloop

Op 9 maart 2018 heeft verweerder de opvangvoorzieningen voor eisers beëindigd.
Bij beroepschrift van 14 maart 2018 hebben eisers beroep aangetekend tegen de fictieve weigering van verweerder om te voldoen aan hun verzoeken om de opvang te continueren/hervatten in verband met hun opvolgende asielaanvragen. Tevens hebben eisers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat het recht op opvang wordt gecontinueerd/hervat, in elk geval tot en met de uitspraak van deze rechtbank op hun beroepschrift.
Bij uitspraak van 15 maart 2018 (AWB 18/1821 en 18/1823) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de verzoeken om een voorlopige voorziening toegewezen, in die zin dat de beëindiging van de opvangvoorzieningen wordt opgeschort totdat op het beroep is beslist.
Op 15 maart 2018 hebben eisers de besluiten van verweerder van 13 maart 2018 ontvangen, waarbij hun verzoeken om de opvang te continueren/hervatten zijn afgewezen. Het beroep van eisers richt zich tevens tegen deze besluiten.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2018. Eisers zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen D. Madjlessi.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van 29 maart 2018 heeft deze rechtbank de beroepen van eisers, geregistreerd onder zaaknummers NL18.4196 en NL18.4198, gericht tegen de afwijzing van hun opvolgende asielaanvragen, ongegrond verklaard. Deze uitspaak heeft tot gevolg dat eisers geen recht meer hebben op opvangvoorzieningen. Dat eisers hoger beroep hebben ingesteld tegen de afwijzing van hun opvolgende asielaanvragen heeft geen schorsende werking. Indien eisers aan dat hoger beroep schorsende werking toegekend wensen te zien,
zullen zij zich met een verzoek om voorlopige voorziening moeten wenden tot de rechter die dit hoger beroep behandelt: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Nu eisers daarnaast tot op heden opvang hebben genoten in afwachting van de onderhavige uitspraak, komt de rechtbank tot de conclusie dat zij geen belang meer hebben bij een inhoudelijk oordeel over hun beroep. De rechtbank zal de beroepen daarom niet-ontvankelijk verklaren.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.