Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het verzoekschrift, met producties 1 tot en met 9;
- het verweerschrift, met productie 1;
- de op 17 april 2018 gehouden mondelinge behandeling.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Ik zag een auto naderen vanuit de richting Fruitweg – Parallelweg, rijdend op de Wouwermanstraat. Ik zag dat de motorscooter direct achter hem reed. Zij reden beiden voorwaarts met een snelheid van circa 40 / 50 km/h.… Ter hoogte van de zijstraat met de Frans Halsstraat remde de auto af. Ik heb duidelijk gezien dat de autobestuurder geen richting aangaf naar links. Ik zag dat de autobestuurder iets naar rechts draaide bij de oprit van de Frans Halsstraat en vervolgens probeerde in een snelle beweging te keren. Als de autobestuurder in zijn spiegel had gekeken had hij de motorscooter wel kunnen zien aankomen. Het ging in zo’n snelle beweging van de autobestuurder, dat de bestuurder van de motorscooter nagenoeg geen tijd had om te reageren c.q. af te remmen om een aanrijding te voorkomen. … Ik zag vervolgens dat de bestuurder van de motorscooter vervolgens in de linkerflank reed van de auto.”Uit de verklaring van de getuige volgt dat [verzoeker]
directachter de Golf reed. De rechtbank leidt daaruit af dat hij onvoldoende afstand tot de Golf en/of een te hoge snelheid moet hebben gehad. Dit blijkt ook uit de omstandigheid dat [verzoeker] de Golf in de linker
flankheeft geraakt. Als [verzoeker] meer afstand tot de Golf had gehouden en/of een lagere snelheid lager had gehad, dan ligt in de rede dat hij (bij veel afstand/minder snelheid) de auto aan de achterzijde had kunnen ontwijken danwel dat hij (bij iets minder afstand, maar meer dan nu het geval was/meer snelheid, maar minder dan nu het geval was) de linker achterzijde (in plaats van de flank) van de auto had geraakt. Als motorbestuurder moest [verzoeker] voldoende afstand houden tot het verkeer voor hem. Aldus kan [verzoeker] ook worden verweten in strijd te hebben gehandeld met het bepaalde in artikel 19 RVV 1990, waarin staat dat de bestuurder in staat moet zijn zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is.
in een snelle bewegingprobeerde te keren. [verzoeker] was gehouden met rijbewijs en anticiperend aan het verkeer deel te nemen en aldus meer afstand te nemen dan hij heeft gedaan. Die omstandigheden maken echter niet dat [verzoeker] in die zin rekening had moeten houden met de plotselinge manoeuvre van [naam] dat voorkomen zou zijn dat hij de Golf zou raken. Anders dan Achmea stelt, ziet de rechtbank in de gegeven omstandigheden in het enkele niet beschikken over een rijbewijs geen grond voor de conclusie dat de aan [verzoeker] toe te rekenen omstandigheden in zodanige mate hebben bijgedragen aan de schade dat Achmea niet, dan wel slechts voor 10 % schadevergoedingsplichtig is. Een rijbewijs is een bewijs van rijbekwaamheid. Het ontbreken ervan betekent echter niet dat rijbekwaamheid zonder meer ontbreekt. [verzoeker] heeft een reeks motorrijlesuren gevolgd en had twee deelexamens afgerond, terwijl niet gebleken is dat [verzoeker], behoudens de genoemde afstand, zich zonder rijbewijs anders in het verkeer heeft gedragen dan een willekeurige andere bestuurder met rijbewijs zou hebben kunnen doen.