In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 maart 2018, is een deelgeschilprocedure aan de orde waarin verzoeker, een motorscooterbestuurder, Delta Lloyd aansprakelijk stelt voor de gevolgen van een aanrijding op 27 juli 2017. De aanrijding vond plaats op het kruispunt van de Hoefkade en de Van Mierisstraat in Den Haag, waarbij verzoeker op zijn buurmans motorscooter reed zonder het vereiste motorrijbewijs. De auto van de tegenpartij, [naam], was verzekerd bij Delta Lloyd en zou volgens verzoeker een bijzondere manoeuvre hebben uitgevoerd door vanuit een uitrit de weg op te rijden zonder voorrang te geven. Delta Lloyd betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat verzoeker zelf schuld had aan het ongeval.
De rechtbank oordeelde dat de aansprakelijkheid van Delta Lloyd niet kon worden vastgesteld, omdat verzoeker niet voldoende feiten had aangedragen om zijn stellingen te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de door verzoeker gestelde toedracht van het ongeval niet als vaststaand kon worden aangenomen, waardoor de aansprakelijkheid van Delta Lloyd niet bewezen was. Het verzoek van verzoeker werd afgewezen, en de rechtbank besloot dat de proceskosten niet konden worden begroot omdat de kosten niet inzichtelijk waren gemaakt.
De beschikking benadrukt het belang van bewijsvoering in aansprakelijkheidskwesties en de rol van de rechter in deelgeschilprocedures, waarbij de rechtbank zich baseert op de beschikbare informatie en de verklaringen van partijen.