ECLI:NL:RBDHA:2018:9042

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2018
Publicatiedatum
25 juli 2018
Zaaknummer
C/09/540619 / HA RK 17-490
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij verkeersongeluk tussen motorscooter en auto; deelgeschilprocedure

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 maart 2018, is een deelgeschilprocedure aan de orde waarin verzoeker, een motorscooterbestuurder, Delta Lloyd aansprakelijk stelt voor de gevolgen van een aanrijding op 27 juli 2017. De aanrijding vond plaats op het kruispunt van de Hoefkade en de Van Mierisstraat in Den Haag, waarbij verzoeker op zijn buurmans motorscooter reed zonder het vereiste motorrijbewijs. De auto van de tegenpartij, [naam], was verzekerd bij Delta Lloyd en zou volgens verzoeker een bijzondere manoeuvre hebben uitgevoerd door vanuit een uitrit de weg op te rijden zonder voorrang te geven. Delta Lloyd betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat verzoeker zelf schuld had aan het ongeval.

De rechtbank oordeelde dat de aansprakelijkheid van Delta Lloyd niet kon worden vastgesteld, omdat verzoeker niet voldoende feiten had aangedragen om zijn stellingen te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de door verzoeker gestelde toedracht van het ongeval niet als vaststaand kon worden aangenomen, waardoor de aansprakelijkheid van Delta Lloyd niet bewezen was. Het verzoek van verzoeker werd afgewezen, en de rechtbank besloot dat de proceskosten niet konden worden begroot omdat de kosten niet inzichtelijk waren gemaakt.

De beschikking benadrukt het belang van bewijsvoering in aansprakelijkheidskwesties en de rol van de rechter in deelgeschilprocedures, waarbij de rechtbank zich baseert op de beschikbare informatie en de verklaringen van partijen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/540619 / HA RK 17-490
Beschikking van 14 maart 2018
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker,
advocaat mr. Ü. Arslan te Den Haag,
tegen
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudend te Amsterdam,
verweerster,
advocaat mr. J. Kruijswijk Jansen te Amsterdam.
Partijen worden hierna ‘ [verzoeker] ’ en ‘Delta Lloyd’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met producties 1 tot en met 4;
  • het verweerschrift, met producties 1 tot en met 2;
  • het proces-verbaal van de op 9 januari 2018 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 27 juli 2017 heeft op het kruispunt van de Hoefkade en de Van Mierisstraat in Den Haag een aanrijding plaatsgevonden tussen [verzoeker] als bestuurder van een motorscooter en [naam] (hierna: [naam] ), rijdend in een Opel Corsa (hierna: het ongeval). De auto is WAM-verzekerd bij Delta Lloyd.
2.2.
Op het moment van het ongeval was het druk op de Hoefkade. De straat stond vanuit de richting van treinstation Hollands Spoor vol met auto’s. Deze auto’s stonden in een enkele rij achter elkaar te wachten om links danwel rechts te kunnen voorsorteren bij de stoplichten van de kruising van de Hoefkade met de Vaillantlaan. Daarbij moesten zij het met een groot wit kruis aangegeven vak op de Hoefkade vrijlaten om eventueel verkeer uit de Van Mierisstraat vrije doorgang te verlenen.
2.3.
De verkeerssituatie vlak na het ongeval is te zien op onderstaande foto’s.
2.4.
[verzoeker] reed op de motorscooter van zijn buurman. Hij was op het moment van het ongeval niet in het bezit van het voor het rijden op een motorscooter vereiste motorrijbewijs.
2.5.
Op het door [naam] en [verzoeker] ondertekende aanrijdingsformulier is – voor zover hier van belang – vermeld:
  • de contactgegevens van twee getuigen, waaronder [getuige 1] ;
  • dat de Opel Corsa het eerst is geraakt aan de voorkant en dat deze zijde is beschadigd.
  • dat de motorscooter voor het eerst is geraakt aan de rechtervoorkant en dat deze zijde is beschadigd;
  • de opmerking van [naam] : ‘Motor kwam van tegenverkeer met harde snelheid, inhaalverbod voor de motor. Ik ben niet eens met zijn verklaring.’;
  • de opmerking van [verzoeker] : ‘Tegenpartij kwam uit een uitrit.’;
2.6.
De buurman van [verzoeker] (de eigenaar van de motorscooter) heeft op het thuis in te vullen verzekeringsformulier – voor zover hier van belang – opgenomen dat:
  • de geschatte schade aan de motorscooter € 3.400,-- bedraagt;
  • de politie aanwezig is geweest, heeft geholpen bij het invullen van het schadeformulier en een apart rapport op zal maken;
  • [naam] ten tijde van het ongeval 30 km per uur reed (het betreffende invulveld ter zake van de snelheid van [verzoeker] is niet ingevuld);
  • [naam] aansprakelijk is: ‘Tegenpartij aansprakelijk namelijk dat zij een in en uitrit verliet en het verkeer op het kruisende weg/voorrangsweg voor moet laten gaan.’;
2.7.
[naam] heeft op het thuis in te vullen verzekeringsformulier – voor zover hier van belang – opgenomen dat:
  • de geschatte schade aan de auto € 2.000,-- bedraagt;
  • de politie aanwezig is geweest, heeft geholpen bij het invullen van het schadeformulier en een apart rapport op zal maken;
  • zij ten tijde van het ongeval stilstond en dat [verzoeker] 70 km per uur reed;
  • [verzoeker] aansprakelijk is (met verwijzing naar haar opmerking op het schadeformulier ‘Motor kwam van tegenverkeer met harde snelheid, inhaalverbod voor de motor. Ik ben niet eens met zijn verklaring.’).
2.8.
[verzoeker] heeft Delta Lloyd bij brief van 4 augustus 2017 verzocht de aansprakelijkheid van [naam] voor de gevolgen van het ongeval te erkennen.
2.9.
Bij brief van 5 september 2017 heeft Delta Lloyd laten weten de aansprakelijkheid niet te erkennen.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat Delta Lloyd jegens hem volledig aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval op 27 juli 2017, alsook Delta Lloyd te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[verzoeker] voert hiertoe aan dat [naam] (de verzekerde van Delta Lloyd) op grond van artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) verplicht was om hem voor te laten gaan, omdat zij een bijzondere manoeuvre verrichtte toen zij vanuit de Van Mierisstraat (een uitrit) reed met de intentie om linksaf de Hoefkade in te slaan. Als [naam] voorrang had gegeven aan [verzoeker] , dan was het ongeval niet gebeurd. Aldus is Delta Lloyd aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval.
3.3.
Delta Lloyd voert gemotiveerd verweer. Primair is haar standpunt dat [naam] niet aansprakelijk is jegens [verzoeker] en dat zij niet gehouden is de door hem gestelde schade te vergoeden. Subsidiair stelt zij dat sprake is van eigen schuld van [verzoeker] , zodanig dat de door hem gestelde schade volledig voor zijn eigen rekening moet blijven.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover nodig – ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzoek van [verzoeker] is gegrond op artikel 1019w Rv. Dit artikel biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak.
4.2.
Delta Lloyd heeft zich verweerd met de stelling dat de onderhavige zaak zich niet leent voor een deelgeschilprocedure, in het geval de rechtbank nadere bewijslevering noodzakelijk vindt voor een beslissing op de aan de orde zijnde aansprakelijkheidsvraag, meer specifiek de discussie van partijen over de toedracht van het ongeval. [verzoeker] heeft in reactie hierop ter zitting meegedeeld dat de aansprakelijkheidsvraag alleen kan worden beantwoord aan de hand van de verklaringen van partijen, zoals opgenomen in het verzoekschrift, het verweerschrift en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling. Volgens [verzoeker] zijn er geen andere bewijsmiddelen voorhanden dan de stukken die partijen thans in het geding hebben gebracht. Vanwege het tijdsverloop is het niet mogelijk andere bewijsmiddelen – zoals nadere getuigenverklaringen – te vergaren. Ook beschikt [verzoeker] niet over een door de politie opgemaakte rapportage, ondanks dat hij de politie daarom heeft verzocht. Delta Lloyd heeft meegedeeld evenmin over andere bewijsmiddelen te beschikken dan de op dit moment aanwezige informatie.
4.3.
Gelet hierop neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat partijen een oordeel over de aansprakelijkheid van Delta Lloyd wensen op basis van de op dit moment beschikbare informatie, waarbij zij geen mogelijkheden zien om verder bewijs te leveren. Nu er geen andere gronden zijn die aan een beoordeling op grond van artikel 1019w Rv in de weg staan, is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige zaak zich leent voor een deelgeschilprocedure. Het verzoek wordt inhoudelijk beoordeeld.
Aansprakelijkheid Delta Lloyd
4.4.
Artikel 54 RVV 1990 bepaalt dat bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren – zoals uit een uitrit de weg oprijden – het overige verkeer voor moeten laten gaan. Niet in geschil is dat [naam] , die met haar auto vanuit de Van Mierisstraat reed met de intentie om linksaf de Hoefkade in te slaan, afkomstig was van een uitrit. De rechtbank deelt die zienswijze. Doorslaggevend is of voor het verkeer ter plaatse een op de rijweg uitmondende weg kenbaar is als uitrit, waarbij aan de uiterlijke verschijningsvorm veel gewicht toekomt en vaak wordt gedacht aan uitritten van (woon-)erven die via een verhoogde stoepconstructie met de rijweg zijn verbonden. Van een dergelijke constructie is ook sprake in het geval van de kruising tussen de Mierisstraat en de Hoefkade. De rechtbank neemt derhalve tot uitgangspunt dat op [naam] de verplichting rustte om bij het de weg oprijden vanuit de Mierisstraat het overige verkeer voor te laten gaan.
4.5.
In de artikelen 14 en 23 RVV 1990 is bepaald dat bestuurders een kruispunt niet mogen blokkeren, respectievelijk dat het een bestuurder van een voertuig niet is toegestaan stil te staan op een kruispunt.
4.6.
Anders dan [verzoeker] stelt, brengen de omstandigheden dat [naam] bij het oprijden van de Hoefkade vanaf de Mierisstraat met hem in botsing is gekomen en of zij stil heeft gestaan op de Hoefkade (op het weggedeelte binnen het witte kruis) om links af te slaan niet zonder meer mee dat zij tegenover hem aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval.
4.7.
Voor aansprakelijkheid van [naam] is allereerst vereist dat de door [verzoeker] gestelde toedracht van het ongeval komt vast te staan. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv is het aan [verzoeker] om voor die toedracht voldoende feiten te stellen, en deze voor zover nodig, gelet op de gemotiveerde betwisting door Delta Lloyd, te bewijzen. De rechtbank verwerpt de stelling van [verzoeker] dat sprake is van een bevrijdend verweer van Delta Lloyd. Delta Lloyd heeft de gestelde toedracht betwist en zich daarnaast, subsidiair, beroepen op eigen schuld van [verzoeker] .
4.8.
[verzoeker] gaat – samengevat – uit van de volgende feiten. Hij reed vanaf Hollands Spoor over de Hoefkade en wilde bij de stoplichten linksaf slaan. Het was druk op het kruispunt van de Hoefkade en de Van Mierisstraat. Het kruispunt stond vol met auto’s rond de plek waarop op de Hoefkade het witte kruis staat. De voorsorteerstrook naar rechts stond vol met auto’s. Op de voorsorteerstrook naar links stonden minder auto’s. [verzoeker] stond te wachten tussen de enkele rij auto’s voor het witte kruis op de Hoefkade. Hij wilde naar de linker voorsorteerstrook rijden. Toen het stoplicht voor links groen werd en de wachtende auto’s op de linker voorsorteerstrook begonnen te rijden, ontstond daar ruimte. Daarop trok [verzoeker] rustig op richting de linker voorsorteerstrook. De enkele rijstrook richting de voorsorteerstroken was vol, maar [verzoeker] hoefde niet over de dubbel doorgetrokken streep te rijden om bij de linker voorsorteerstrook te komen. Hij kon deze strook via de rechter rijstrook bereiken. Op hetzelfde moment kwam [naam] uit de Van Mierisstraat. Zij botste met de voorkant van haar auto tegen hem aan. [verzoeker] bewoog nog een stukje rechtdoor, maar verloor toen de controle en gleed met de scooter onderuit. Hij had geen tijd om te remmen. [naam] reed na de botsing nog een halve meter tot een meter door richting de middenstreep. Op het moment van de botsing reed [verzoeker] niet harder toegestaan. Hij reed 50 kilometer per uur, misschien iets minder, niet harder dan toegestaan. Hij kon deze snelheid bereiken, doordat de motorscooter snel kon optrekken. [verzoeker] bevond zich op het moment van de botsing op de rechterweghelft, midden op het driehoekige begin van de voorsorteerstrook naar links. Dat blijkt uit de onder de feiten opgenomen foto’s. De op de foto’s zichtbare sporen op de weg komen waarschijnlijk van het vallen en glijden, mogelijk zijn het de sporen van de banden. De sporen van het ongeval beginnen midden op de rechterweghelft, richting de voorsorteerstrook voor links.
4.9.
Delta Lloyd gaat – samengevat – uit van de volgende feiten. Voorafgaand aan de botsing stond [naam] in de Van Mierisstraat te wachten om linksaf te kunnen slaan. Zij had haar richtingaanwijzer aan. Zij kreeg vervolgens voorrang van het verkeer links van haar, waarna zij (vanuit de positie van [verzoeker] gezien) de rechterbaan op reed. [naam] reed tot aan het begin van linkerbaan en stopte daar om te verifiëren dat er geen verkeer van rechts over de linkerbaan kwam, zodat zij daarna de draai naar links kon maken en haar weg over de Hoefkade kon vervolgen. [naam] keek eerst naar links en toen naar rechts. Toen de weg rechts vrij was keek zij opnieuw naar links. Op dat moment kwam [verzoeker] hard van links aanrijden op de linkerbaan. Hij negeerde daarbij de dubbel doorgetrokken streep en reed tegen het verkeer in. [verzoeker] wilde – kennelijk – de wachtende auto’s op de rechterbaan inhalen en naar de linker voorsorteerstrook rijden, die begon op de plek waar [naam] stond. Volgens [naam] reed [verzoeker] op dit moment zo’n 70 kilometer per uur. [verzoeker] botste tegen de voorbumper van [naam] . Daarna is hij zo’n 10 meter doorgeschoven. Delta Lloyd heeft ter bevestiging van het voorgaande gewezen op de verklaringen van [getuige 2] (productie 2 bij het verweerschrift). Deze omstander – die zijn verklaring niet voor een rechter wil herhalen – heeft verklaard dat [verzoeker] te hard over de doorgetrokken streep tegen het verkeer in reed, en dat [naam] 10 tot 15 seconden stilstond.
4.10.
Het feitenrelaas van [verzoeker] over de toedracht van het ongeval staat tegenover dat van Delta Lloyd. [verzoeker] wijst in reactie op het verweer van Delta Lloyd op de mogelijke onbetrouwbaarheid van de door Delta Lloyd aangehaalde verklaring van [getuige 2] . Hij heeft tegenover de gemotiveerde betwisting van Delta Lloyd, hoewel dat op zijn weg lag, evenwel geen feitelijke onderbouwing gegeven, noch bewijsmiddelen genoemd die de door hem gestelde toedracht kunnen steunen.
4.11.
De rechtbank ziet voor een dergelijke onderbouwing of bewijsmiddelen door [verzoeker] in dit geval temeer reden gelet op de innerlijke tegenstrijdigheid van de verklaringen van [verzoeker] . Enerzijds stelt hij dat hij ten tijde van de botsing 50 km per uur of iets minder reed en anderzijds dat hij rustig is opgetrokken in de richting van de linker voorsorteerstrook. Gezien de korte afstand tussen de rechter rijbaan en het begin van de linker voorsorteerstrook en het aanwezige verkeer, kan [verzoeker] niet een dergelijke snelheid hebben bereikt als hij rustig is opgetrokken. Dat [verzoeker] op het moment van de botsing 50 km per uur of iets minder heeft gereden, past bovendien in het verweer van Delta Lloyd, waarbij de rechtbank in het midden laat of [verzoeker] een snelheid van zo’n 70 km per uur had, zoals volgens [naam] het geval was. Daarmee lijkt meer plausibel dat hij de door hem gestelde snelheid heeft gereden, dan dat hij rustig is opgetrokken. Indien wordt uitgegaan van een snelheid van 50 km per uur of iets minder, moet hij dit al gedurende langere afstand hebben gedaan en ligt het daarmee in de rede dat hij aan de linkerzijde van de doorgetrokken streep in de richting van de linker voorsorteerstrook is gereden, zoals Delta Lloyd meent. Daarbij laat de rechtbank de verklaring van [getuige 2] buiten beschouwing. Een en ander maakt de toedracht die [verzoeker] heeft gesteld, ook niet aannemelijk, althans niet zonder verdere feitelijke toelichting of bewijs, dat ontbreekt.
4.12.
[verzoeker] meent dat de zienswijze van Delta Lloyd over de plek van het ongeval niet klopt. Hoewel hij op zichzelf terecht opmerkt dat de botsing moet hebben plaatsgevonden op het midden van de linker voorsorteerstrook, gelet op de sporen van de val en het doorglijden van de motorscooter, acht de rechtbank de plek waar de botsing moet hebben plaatsgevonden niet van doorslaggevend belang voor de vaststelling van de toedracht. [verzoeker] kan immers zowel volgens zijn feitenrelaas als volgens de door Delta Lloyd aangevoerde feiten op de plek van het ongeval terecht zijn gekomen.
4.13.
Op basis van de beschikbare informatie en nu geen nader bewijs kan worden geleverd en dit ook niet is beoogd, is de conclusie dat de door [verzoeker] gestelde toedracht niet als vaststaand kan worden aangenomen. Dit betekent dat de aansprakelijkheid van (de verzekerde van) Delta Lloyd voor de gevolgen van het ongeval op 27 juli 2017 niet is komen vast te staan.
4.14.
Het verzoek van [verzoeker] zal worden afgewezen.
Begroting van de proceskosten
4.15.
Ingevolge artikel 1019aa Rv dient de rechtbank de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt te begroten, ook als het verzoek wordt afgewezen. Dit is alleen dan anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Dat daarvan sprake is, is gesteld noch gebleken.
4.16.
Mr. Arslan heeft niet inzichtelijk gemaakt om welke kosten het gaat, en wat de hoogte van die kosten is. Daardoor kan de rechtbank niet overgaan tot een begroting van de kosten. Gelet hierop zal de rechtbank de kosten niet begroten.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 2008