ECLI:NL:RBDHA:2018:8983
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Georgische burger afgewezen wegens onvoldoende bewijs van gevaar in herkomstland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een burger uit Georgië. Eiseres, die in de periode van 2000 tot 2016 stelselmatig werd geconfronteerd met vernederingen en mishandelingen door haar partner, heeft op 31 mei 2018 een asielaanvraag ingediend. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de rechtbank van mening was dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet bij de Georgische autoriteiten om bescherming had kunnen vragen. De rechtbank oordeelde dat de gestelde zwijgcultuur in Georgië niet betekent dat het doen van aangifte bij voorbaat zinloos of gevaarlijk was. Eiseres had zich op 12 mei 2018 in Nederland gemeld, maar pas op 31 mei 2018 haar asielaanvraag ingediend, wat door de rechtbank niet als een verschoonbare grond werd aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat Georgië voor haar niet veilig was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. Holierhoek, rechter, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Mentink, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.