ECLI:NL:RBDHA:2018:8980

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2018
Publicatiedatum
24 juli 2018
Zaaknummer
NL18.11947
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Syrische vrouw en verantwoordelijkheidskwestie onder Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een jonge Syrische vrouw, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De eiseres, die in Nederland familieleden heeft wonen, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om haar overdracht naar Spanje te verbieden totdat op het beroep was beslist.

Tijdens de zitting op 11 juli 2018, waar de eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk, werd het standpunt van de eiseres besproken. Zij voerde aan dat de Staatssecretaris niet voldoende had gemotiveerd waarom geen toepassing was gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening, dat lidstaten de mogelijkheid biedt om een asielaanvraag te behandelen, ook al zijn zij daar niet verplicht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Staatssecretaris in redelijkheid kon besluiten dat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die een afwijking van de overdracht aan Spanje rechtvaardigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres niet heeft aangetoond dat haar situatie zo kwetsbaar was dat dit een reden zou zijn om de asielaanvraag in Nederland te behandelen. De wens van de eiseres om bij haar familie in Nederland te verblijven, werd weliswaar begrepen, maar leidde niet tot een ander oordeel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.11947

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],

geboren op [geboortedatum], van Syrische nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: mr. G.J. van der Graaf),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt haar overdracht te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening met nummer NL18.11948, plaatsgevonden op 11 juli 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen T. Sharaf. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het bestreden besluit
1.1
Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarin staat dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
1.2
In dit geval heeft Nederland op 3 april 2018 bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Op 9 april 2018 heeft Spanje dit verzoek afgewezen, omdat Spanje meer informatie wilde hebben over de familieleden van eiseres die in Nederland woonachtig zijn. Op
11 april 2018 heeft Nederland een verzoek tot heroverweging aan Spanje gestuurd. Dit verzoek is op 25 april 2018 wederom door Spanje afgewezen, waarbij Spanje Nederland heeft verzocht de behandeling van de asielaanvraag van eiseres op grond van artikel 17, tweede lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken. Op 3 mei 2018 heeft Nederland nogmaals een verzoek tot heroverweging aan Spanje gestuurd waarbij Nederland het verzoek van Spanje op grond van artikel 17, tweede lid, van de Dublinverordening heeft afgewezen. Op 14 mei 2018 heeft Spanje het verzoek om terugname aanvaard. Op 25 juni 2018 heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Standpunt eiseres
2. Kort weergegeven voert eiseres aan dat verweerder niet deugdelijk gemotiveerd heeft waarom hij geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening gelet op het feit dat de ouders, broers en zussen van eiseres in Nederland wonen. Verweerder hanteert een te restrictieve uitleg van dit artikel door te stellen dat alleen in 'zeer uitzonderlijke omstandigheden' toepassing wordt gegeven aan dit artikel. Dit volgt ook uit het feit dat Spanje tot twee keer toe het verzoek om terugname heeft afgewezen in verband met de in Nederland woonachtige familieleden van eiseres en de motivering van die afwijzing door Spanje. Verder heeft verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met het feit dat eiseres voorafgaand aan de komst van haar moeder naar Nederland met haar samenwoonde in Turkije, dat eiseres vanwege de scheiding van haar echtgenoot op de steun van haar ouders is aangewezen en dat eiseres haar kinderen in Turkije heeft moeten achterlaten. Verder vreest eiseres voor haar echtgenoot en zijn haar vader en broers de enige die haar tegen hem kunnen beschermen.
Beoordeling rechtbank
3.1
Eiseres doet een beroep op artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Op grond van dat artikellid kan een lidstaat besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming te behandelen, ook al is hij daartoe niet verplicht. Eiseres stelt dat het artikel juist is bedoeld om familieleden te herenigen.
3.2.
Verweerders beoordeling van een beroep op dit artikel dient de rechtbank terughoudend te toetsen. Uitgaande van die terughoudende toetsing is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Spanje.
3.3
Het is aan eiseres om haar gestelde kwetsbare positie aannemelijk te maken. Daarin is zij niet geslaagd. De stellingen dat het in Syrië gebruikelijk is dat ouders voor hun gescheiden dochter zorgen en dat alleen haar vader en broers haar kunnen beschermen tegen haar (ex-)echtgenoot, heeft eiseres niet onderbouwd.
3.4
De uitdrukkelijke wens van eiseres om bij haar ouders en broers en zussen in Nederland te verblijven, is weliswaar begrijpelijk, maar kan niet tot een ander oordeel leiden dan door verweerder is ingenomen in het bestreden besluit. Verweerder heeft in dat verband in redelijkheid het volgende kunnen meewegen. In de Dublinverordening zijn bepalingen opgenomen over het bijeenbrengen en -houden van familieleden, maar eiseres voldoet daar niet aan. Eiseres heeft in Turkije de bewuste keuze gemaakt om een eigen gezin te stichten en later om niet tegelijk met haar ouders naar Nederland te reizen. De ouders en broers en zussen van eiseres zijn al eerder dan eiseres naar Nederland gekomen en eiseres heeft zich, na haar scheiding van haar man en na het vertrek van haar moeder, ook nog een periode staande kunnen houden in Turkije. Hoe zij dit heeft gedaan, is niet duidelijk geworden, maar feit is dat zij in deze periode zonder haar ouders en broers en zussen was. Gelet hierop heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat hij niet gehouden is de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken. Dat Spanje tot twee keer toe het terugnameverzoek van Nederland heeft geweigerd, leidt niet tot een andere uitkomst. Spanje heeft immers het verzoek om terugname uiteindelijk aanvaard.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Vreede, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend.