ECLI:NL:RBDHA:2018:8969

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2018
Publicatiedatum
24 juli 2018
Zaaknummer
NL18.8866
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraanse vrouw op basis van seksuele geaardheid en eerdere afwijzingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraanse vrouw die een verblijfsvergunning asiel aanvroeg op basis van haar seksuele geaardheid. De vrouw had eerder een asielaanvraag ingediend die was afgewezen als kennelijk ongegrond. In haar opvolgende aanvraag voerde zij aan dat zij vanwege haar homoseksualiteit niet terug kan keren naar Iran. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag ten onrechte had afgewezen. De rechtbank stelde vast dat de vrouw voldoende had aangetoond dat haar seksuele geaardheid geloofwaardig was en dat de afwijzing van de aanvraag onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de Staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die op € 1.002,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral wanneer deze zijn gebaseerd op seksuele geaardheid, en de verplichting van de overheid om de veiligheid van asielzoekers te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.8866

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],

geboren op [geboortedatum], van Iraanse nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos).

ProcesverloopBij besluit van 6 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken met nummers NL18.8867 en NL18.11066, plaatsgevonden op 11 juli 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Gholami. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eerste asielaanvraag
1. Op 6 april 2018 heeft eiseres haar eerste asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 20 april 2018 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Bij uitspraak van 18 mei 2018 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eiseres gegrond verklaard, het besluit van 20 april 2018 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres. Bij besluit van 1 juni 2018 heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Dit beroep is door deze rechtbank en zittingsplaats bij uitspraak van vandaag ongegrond verklaard (NL18.11066).
Opvolgende aanvraag
2. Op 23 april 2018 heeft eiseres een opvolgende asielaanvraag ingediend. Ditmaal legt eiseres haar gestelde seksuele geaardheid aan haar aanvraag ten grondslag. Vanwege haar seksuele geaardheid kan zij niet terugkeren naar Iran. Daarnaast persisteert eiseres in haar asielmotief zoals zij dat aan haar eerste asielaanvraag ten grondslag heeft gelegd.
Het bestreden besluit
3.1
Verweerder heeft in het asielrelaas van eiseres de volgende relevante elementen onderscheiden:
a. a) beroep op het ten tijde van de eerste procedure naar voren gebrachte relaas;
b) homoseksualiteit.
3.2
Met het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder legt aan dit besluit ten grondslag dat beide relevante elementen niet geloofwaardig worden geacht. Eiseres kan daarom niet worden aangemerkt als vluchteling onder het Vluchtelingenverdrag. Daarnaast heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [1] . Verweerder heeft tot slot de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, aangezien het een opvolgende asielaanvraag betreft die niet niet-ontvankelijk is verklaard.
Standpunt eiseres
4. Eiseres is het met het bestreden besluit niet eens en heeft daartegen beroep ingesteld. Daarnaast heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (NL18.8867). Eiseres voert aan dat verweerder haar ten onrechte tegenwerpt dat zij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over onder meer het moment van acceptatie van haar geaardheid, haar gevoelens bij het ontdekken van haar geaardheid, haar relatie met [naam 1] en de acceptatie van haar geaardheid door haar familie.
Beoordeling rechtbank
5. De rechtbank is allereerst van oordeel dat verweerder element a) ongeloofwaardig heeft mogen achten. Dit volgt uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van vandaag waarbij het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar eerste asielrelaas ongegrond is verklaard.
6.1
Ten aanzien van de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid van eiseres overweegt de rechtbank dat verweerder niet ten onrechte bevreemdingwekkend heeft geacht dat eiseres dit element pas bij haar tweede asielaanvraag naar voren brengt, drie dagen na de afwijzing van haar eerste asielaanvraag en acht dagen na haar nader gehoor in de eerste asielprocedure. Verweerder heeft eveneens bevreemdingwekkend mogen achten dat eiseres tijdens haar eerste gehoor op de vraag of zij gehuwd of verloofd is, heeft geantwoord dat zij wel een vriend heeft. Eiseres heeft hiervoor weliswaar verklaringen gegeven, maar de rechtbank is van oordeel dat verweerder deze elementen wel degelijk bij de beoordeling van de seksuele geaardheid heeft mogen betrekken.
6.2
De rechtbank is desondanks van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft dat de seksuele geaardheid van eiseres ongeloofwaardig is. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
6.3
Uit de verklaringen van eiseres tijdens het opvolgend gehoor komt een consistente tijdlijn naar voren met betrekking tot haar bewustwording en acceptatie van haar geaardheid. Zo heeft eiseres steeds verklaard dat zij zich op haar twaalfde bewust werd van haar geaardheid, dat zij vanaf haar vijftiende haar geaardheid heeft geaccepteerd en dat zij vanaf haar twintigste zeker wist dat zij haar geaardheid niet kon onderdrukken. Dat van eiseres een concreter moment van acceptie dan ‘vanaf haar vijftiende ongeveer’ mocht worden verlangd, volgt de rechtbank in dit licht bezien niet. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten onrechte tegenstrijdig acht dat eiseres enerzijds heeft gezegd haar geaardheid te hebben geaccepteerd op haar vijftiende en aan de andere kant heeft gezegd dat zij tot haar twintigste dacht dat zij haar gevoel kon onderdrukken en met een man zou kunnen trouwen. Deze laatste verklaring heeft immers, zoals eiseres zelf ook heeft aangegeven, niet direct te maken met haar moment van zelfacceptatie, maar met de acceptatie van haar geaardheid door haar familie en verdere omgeving. Het was voor haar een manier om om te gaan met haar geaardheid in haar directe omgeving en de Iraanse maatschappij. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom het één niet valt te rijmen met het ander.
6.4
Verder werpt verweerder eiseres tegen dat zij op de vraag wat maakte dat zij vanaf haar twintigste haar gevoelens niet meer kon onderdrukken, heeft gesteld dat dit kwam omdat zij een ervaring met een vrouw gehad heeft. Nog daargelaten dat dit niet valt te rijmen met haar eerdere verklaring dat zij al vanaf haar achttiende een seksuele relatie met een vrouw ([naam 1]) gehad heeft, kan deze verklaring niet dienen als onderbouwing voor haar acceptatie. Dat gaat immers om gevoelens en gedachten en niet om lichamelijke activiteiten, aldus verweerder.
6.5
De rechtbank is van oordeel dat verweerder er hier ten onrechte van uitgaat dat eiseres met ‘een ervaring met een vrouw’ enkel een seksuele/lichamelijke ervaring heeft bedoeld. Eiseres verklaart op de vraag van verweerder niet alleen dat zij een ervaring had, maar legt dit ook uit. Zij verklaart: “Ik had een ervaring met een vrouw gehad. Een
geluksgevoel was het. Die leegte die ik altijd voelde, was gevuld. We waren de
hele dag samen. Ik had dit nog nooit meegemaakt”. Uit het vervolg van het gehoor blijkt dat eiseres hier doelt op de relatie met [naam 1], dat die de reden is dat ze wist dat ze haar gevoelens niet meer kon onderdrukken en met een man kon trouwen, ondanks het feit dat zij al eerdere ervaring met vrouwen had gehad.
6.6
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder eiseres ten onrechte tegenwerpt dat zij ten aanzien van haar proces van zelfacceptatie en haar gevoelens bij het ontdekken van haar geaardheid is blijven steken in algemeenheden en vage verklaringen. Uit het opvolgend gehoor (met name pagina 8 en 9) volgt dat eiseres wel degelijk verklaart hoe het voor haar was toen zij haar geaardheid ontdekte en hoe zij hierover dacht ten opzichte van haar familie en de Iraanse maatschappij. Eiseres heeft verklaard dat ze het vreselijk vond om voortdurend excuses te bedenken waarom ze geen vriendje had en om zich voortdurend voor te doen als iemand die zij niet was. Dat ze naar zichzelf keek vanuit het perspectief van haar familie en haar directe omgeving en dan een hekel aan zichzelf kreeg, omdat ze dacht vanuit de normen en waarden die zij vanuit haar familie en de Iraanse samenleving heeft meegekregen. Dat ze een leeg gevoel had, zich een meisje zonder toekomst voelde, dat ze wist dat haar familie haar geaardheid niet zou accepteren. Met betrekking tot dat laatste punt werpt verweerder eiseres ten onrechte tegen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over de vraag of haar familie haar geaardheid zou accepteren. Dat zij enerzijds heeft gezegd dat zij zeker wist dat haar familie het niet zou accepteren en anderzijds dat haar familie het heel moeilijk zou vinden om te accepteren, vindt de rechtbank geen tegenstrijdige verklaringen. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat eiseres uitgebreid heeft verklaard over dat ze heeft geprobeerd haar moeder te vertellen over haar geaardheid en dat ze dat uiteindelijk toch niet heeft gedaan, omdat ze wist dat haar moeders hoop op haar was gevestigd als enig kind en dat ze het haar moeder niet kon aandoen.
6.7
Verweerder werpt eiseres eveneens ten onrechte tegen dat zij bij haar eerdere bezoek aan Nederland geen contact heeft gezocht met andere lesbiennes. Eiseres was toen voor vijftien dagen in Nederland voor een bezoek aan haar tante. Verweerder heeft nagelaten te motiveren waarom van eiseres mocht worden verwacht dat zij vanwege haar geaardheid tijdens dat bezoek contact zocht met andere lesbiennes, zeker bezien in het licht dat zij bij haar tante verbleef en haar tante niet op de hoogte is van haar seksuele geaardheid. In dit kader overweegt de rechtbank ook dat verweerder ten onrechte aan eiseres tegenwerpt dat zij niet heeft nagedacht over haar geaardheid in relatie tot haar tante in Nederland. Uit het opvolgend gehoor blijkt dat eiseres wel degelijk heeft nagedacht over die situatie:

Heeft u nagedacht over de situatie met uw tante in Nederland?
Ik heb een hechte band met haar, maar zij weet niets van wat ik ben. Zij
woont al bijna 7 jaar hier.
Ik kan mij zo voorstellen dat zij zich wel over u gaat ontfermen of met u
bemoeien, zoals dit misschien in uw cultuur wel gebruikelijk is. Heeft u daar
over nagedacht en hoe u daarmee om zult gaan?
Ik denk niet dat zij dit zal doen als zij mijn geaardheid kent. Zij is 40 en heeft
jaren in Iran gewoond en is daar opgegroeid. Misschien neemt ze mij wel een
keer mee naar Amsterdam en zegt zij wel dat ik homo’s moet accepteren.
Maar als ik zeg dat ik net als hen ben, zal ze mij niet accepteren.”
Deze verklaring heeft eiseres ook nog herhaald in haar zienswijze en nader toegelicht. Waarom deze verklaring niet afdoende is, heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd.
6.8
Met betrekking tot de verklaringen van eiseres over haar relaties met [naam 1] en [naam 2] overweegt de rechtbank nog het volgende. Verweerder heeft het opmerkelijk mogen achten dat eiseres heeft verklaard dat zij na [naam 1] geen andere relatie durfde te beginnen, maar vervolgens heeft verklaard nog wel een relatie van ruim vijf maanden met [naam 2] te hebben gehad. Verweerder heeft echter ten onrechte tegengeworpen dat eiseres niet heeft verklaard dat die relatie met [naam 2] niet serieus was. Op pagina 10 van het opvolgend gehoor verklaart eiseres letterlijk dat het voor haar geen serieuze relatie was en legt ook uit waarom.
6.9
Tot slot werpt verweerder eiseres tegen dat er in Iran één legale non-gouvernementele is die zich inzet voor transgenders en dat er niet-geregistreerde belangenorganisaties zijn, die eiseres niet heeft genoemd tijdens het gehoor. Eiseres heeft tijdens het opvolgend gehoor echter verklaard over de uitzonderingspositie van transgenders in de Iraanse maatschappij en de mogelijkheden om met subsidie van de overheid geslachtsveranderende operaties te ondergaan. Ook heeft ze verklaard over de vervolging van homoseksuelen en lesbiennes in Iran. Tot slot heeft ze verklaard dat ze weet waar ze lesbische feesten kan bezoeken en bezoekt die ook. Verweerder heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd dat eiseres weinig tot geen kennis heeft van de positie van LHBT [2] in Iran.
Conclusie
7. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Vreede, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders.