7.2De stelling van verweerder ter zitting dat nader onderzoek niet nodig was omdat op basis van de verhoogde inkomsten van eiseres een urenberekening is gemaakt die tot herziening van de WW-uitkering kon leiden, slaagt niet. In het WW-stelsel van vóór
1 juli 2015 gold het systeem van urenverrekening en niet van inkomstenverrekening. Binnen dat systeem bestond naar het oordeel van de rechtbank geen wettelijke ruimte voor omrekening van de verhoogde inkomsten van eiseres naar gewerkte uren als verweerder hier heeft uitgevoerd. Dat de omrekentool, zoals in het bestreden besluit is gesteld, in het verleden vaak is gebruikt in situaties waarin stukloon aan de orde is, maakt het vorenstaande niet anders, nu in het geval van eiseres van stukloon of van andersoortige prestatiebeloning geen sprake is.
De rechtbank acht de door verweerder gehanteerde omrekentool in dit geval dus geen passend instrument. Dat komt ook tot uiting bij de toekenning van WW-recht 2 per
26 september 2016, waarbij verweerder in overeenstemming met eiseres tot een, met het oog op de verhoogde inkomsten, meer realistisch GAA van 18 uur per week is gekomen. Het bestreden besluit I, houdende herziening en terugvordering van WW-recht 1 van eiseres, is derhalve onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.
8. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit I wordt wegens strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigd. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om deze zaak finaal te beslechten. Zij ziet voorts geen aanleiding verweerder de gelegenheid te geven om het gebrek te herstellen na toepassing van de bestuurlijke lus, nu in dit geval een grondig onderzoek, ook wetstechnisch, zal moeten worden uitgevoerd en een rechtmatige afdoening van de besluitvorming door verweerder binnen een redelijke termijn daarom niet in de verwachting ligt. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit I te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
9. Gelet op het vorenstaande is aan de boeteoplegging de grondslag komen te ontvallen. Het beroep tegen bestreden besluit II is daarom gegrond en ook dat besluit wordt vernietigd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit II te herroepen.
10. Omdat de rechtbank in beide zaken het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiseres in beide zaken het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1 voor zowel het gewicht van de zaken als voor samenhangende zaken).