Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2018 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank oordeelt als volgt.
Rechtbank Den Haag
Op 23 juli 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in Nederland, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier, waarbij hij verblijf bij zijn vader, die de Rwandese nationaliteit heeft, als reden aanvoert. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser niet over een geldig paspoort beschikt, zoals vereist onder de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, dat op 1 februari 2018 werd genomen, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard.
Tijdens de zitting op 4 mei 2018 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser betoogde dat zijn moeder, die de Tanzaniaanse nationaliteit heeft en niet over een verblijfsvergunning beschikt, in contact is geweest met de Tanzaniaanse ambassade. Hij stelde dat de ambassade had aangegeven dat de procedure voor het verkrijgen van een paspoort sneller zou verlopen als zijn moeder haar paspoort zou overleggen. Eiser voerde aan dat er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op het paspoortvereiste rechtvaardigen en dat het besluit inbreuk maakt op zijn recht op gezinsleven.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij niet in het bezit kan komen van een paspoort. De rechtbank concludeerde dat de moeder van eiser de mogelijkheid heeft om een paspoort aan te vragen en dat er geen bewijs is dat zij dit niet kan doen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken en dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.