ECLI:NL:RBDHA:2018:8898

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
18.12845
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de niet-ontvankelijk verklaring van een asielaanvraag op basis van Protocol 24 bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser, een Poolse burger, voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 9 juli 2018, verklaarde de aanvraag niet-ontvankelijk. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna de rechtbank de zaak op zitting heeft behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris ten onrechte toepassing heeft gegeven aan Protocol 24 bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien er een inbreukprocedure tegen Polen was opgestart op 2 juli 2018. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaren in deze situatie niet mogelijk was. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.12845
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.12846, plaatsgevonden op 19 juli 2018. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002 (duizendentwee euro).

Overwegingen

1. In geschil is of verweerder bij de afdoening van de asielaanvraag van eiser toepassing mocht geven aan Protocol 24 bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (het Protocol).
2. Vast staat dat eiser burger is van Polen, lidstaat van de Europese Unie. Niet in geschil is dat ten aanzien van Polen de inbreukprocedure als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Verdrag betreffende de Europese Unie op gang is gebracht op 2 juli 2018.
3. Dat betekent dat situatie als bedoeld onder b) van het Protocol van toepassing is.
4. De rechtbank is van oordeel, anders dan verweerder heeft betoogd, dat het Protocol verweerder niet de ruimte biedt om in deze situatie toch met toepassing van het Protocol de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk te verklaren. De aanvraag van eiser is dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard met toepassing van het Protocol. Het beroep is dan ook gegrond.
5. Wat betekent dat voor de verdere afdoening? Passeren van het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt geen oplossing. Verweerder moet opnieuw beoordelen of de aanvraag wel of niet moet worden afgewezen als ongegrond, dan wel niet-ontvankelijk verklaard, of kennelijk ongegrond verklaard op grond van de bepalingen van de Vreemdelingenwet 2000. Dat is niet aan de rechter. Datzelfde geldt voor de toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb: vernietiging met instandlating van de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit is daarom niet aangewezen. Toepassing van de informele bestuurlijke lus ligt evenmin in de rede. Het bestreden besluit is tot stand gekomen in een snelle procedure; verweerder dient zich te beraden op een andere wijze van afdoening van de aanvraag en daarvoor leent zich een kale vernietiging. Verweerder kan daarbij mede betrekken wat ter zitting is aangevoerd over de wijze van horen en over de gestelde prejudiciële vragen [1] .
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1).
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, op 19 juli 2018.
Het proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.High Court Ierland nr. C-216/18