Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[A] ,
[B],
1.De procedure in beide zaken:
2.De nadere beoordeling
honest beliefbij de mariniers (2.83 e.v.). Deze overwegingen monden uit in het eindoordeel van de rechtbank dat de vorderingen van eisers worden afgewezen.
“aan te houden c.q. indien noodzakelijk uit te schakelen”, waarbij als instructie werd gegeven:
“indien terroristen zich duidelijk waarneembaar overgeven mag niet op hen worden gevuurd, doch wordt de [krijgsgevangenen]procedure toegepast.”
voorwaardelijk, namelijk uitsluitend in het geval dat de rechtbank op basis van de thans voorliggende gedingstukken de (geschreven of ongeschreven/impliciete) geweldsinstructie
nietonrechtmatig acht, verzocht om hen toe te laten tot het horen van nieuwe getuigen ten bewijze van de stelling dat de instructie is gegeven om geen krijgsgevangenen te maken of een instructie van een gelijke strekking. Eisers wensen in dat geval in ieder geval te doen horen de
overallcommandant ( [naam 1] ), de twee eenheidscomman-danten bij de school en de trein ( [naam 2] en [naam 3] ) en de marinier die bij de bevrijding van de school heeft opgetreden en schriftelijk heeft verklaard over uitlatingen van zijn eenheidscommandant over de geweldsinstructie, alsmede de heren Van Agt , [Stafofficier] en [lid team rond Van Agt] . Bij voorkeur zouden ook de commandanten van de aanvalsgroepen 1 en 3 moeten worden gehoord, alsmede marinier “ Ruud ”.
a contrariomag worden beredeneerd dat de dood van elke gijzelnemer die zichzelf niet direct duidelijk waarneembaar overgaf, onder
alle omstandighedenrechtmatig is. De tekst van de instructie laat namelijk terecht ruimte voor aanhouding van gijzelnemers die zich niet direct zelf duidelijk waarneembaar overgaven. Deze ruimte omvat ook een categorie gijzelnemers waarvan eisers stellen dat Max Papilaja en Hansina Uktolseja daartoe behoorden; Gijzelnemers waarvan voor de mariniers kenbaar was dat zij ongewapend en door ernstige verwondingen uitgeschakeld waren, ten gevolge waarvan deze gijzelnemers geen gevaar meer konden vormen voor gegijzelden en mariniers en zich wellicht ook niet meer duidelijk waarneembaar kónden overgeven.
onder alle omstandigheden, dus ook die van de onder 4.25 bedoelde categorie, mocht worden geschoten, deze mondeling verstrekte geweldsinstructie strijdig is met artikel 2 EVRM. De wijze waarop de mariniers feitelijk zijn geïnstrueerd over de geweldsinstructie zal tijdens de verhoren van de mariniers aan de orde komen.”
honest belief”in de zin van artikel 2 EVRM, kan het geweld met dodelijke afloop niet onrechtmatig worden geacht.
“honest belief”sprake is geweest. Bij gebreke van een dergelijke overgave is immers eerder sprake van een
“honest belief”. Ook andere door de Staat aangevoerde omstandigheden, voor zover deze vastgesteld kunnen worden, zullen meewegen bij de beoordeling daarvan, waaronder de omstandigheid dat in een
split secondmoest worden gehandeld en het beperkte zicht in de trein”
honest belief” bij de desbetreffende mariniers. Het verdient verder opmerking dat de algemene maatstaf die wordt gehanteerd bij de waardering van het bewijs, is of het (uiteindelijke) beschikbare bewijsmateriaal een redelijke mate van zekerheid geeft van de te bewijzen feiten en omstandigheden. Daarbij speelt ook de rechterlijke overtuiging een rol. De rechtbank memoreert in dit verband dat de rechter in het kader van de vraag naar het
honest beliefgeen onrealistisch hoge eisen dient te stellen aan het optreden van de mariniers (vgl. 4.11.3). Hierbij wordt overwogen dat de rechtbank daarmee bij deze stand van zaken niet het oordeel geeft dat volgens haar ook werkelijk onrechtmatig is gehandeld. Of dat zo is, hangt namelijk af van wat de getuigenverhoren opleveren.”
1 februari 2017 zijn als getuigen gehoord de mariniers van aanvalsgroep 5, die tot taak had de kop van de trein te bevrijden, waar Max Papilaja zich bevond, en de mariniers van aanvalsgroep 2, die onder meer tot taak had de restauratiewagen te bevrijden, waar Hansina Uktolseja zich in de restauratiecoupé bevond. Tijdens deze getuigenverhoren zijn in lijn met de hierboven aangehaalde overwegingen uit het tussenvonnis van 1 februari 2017 aan de getuigen vragen gesteld over de heimelijke geweldsinstructie, de geschreven geweldsinstructie, de wijze waarop deze (mondeling) aan de mariniers is overgebracht en over de interpretatie van de mariniers van de geweldsinstructie, alsmede over de feitelijke gang van zaken op weg naar en in de trein vanaf het begin van de actie tot het einde daarvan. Tijdens elk verhoor van de mariniers van aanvalsgroep 5 is achter gesloten deuren aan de betreffende getuige laten horen een groot deel van fragment 2 van de geluids-banden (vanaf het begin daarvan tot ongeveer 11:10 minuten). De opname-apparatuur van dit fragment van de geluidsbanden werd gedragen door marinier 5A. De betreffende geluidsopnames hebben betrekking op aanvalsgroep 5.
honest beliefbij de mariniers die de dodelijke schoten hebben gelost, zal de rechtbank eerst op deze stellingen van eisers ingaan.
integraalongeloofwaardig dienen te worden geacht. Integendeel; eisers baseren zich voor hun stelling dat zij aan de bewijsopdrachten hebben voldaan juist op delen van de getuigenverklaringen van de mariniers.
Verder weegt de rechtbank mee dat het hier gaat om herinneringen aan gebeurtenissen die ruim 40 jaar geleden hebben plaatsgevonden en zich bovendien in een kort en hectisch tijdsbestek hebben voltrokken. Dat de meeste mariniers na een dergelijk tijdsverloop nog wel herinneringen hebben aan hun eigen optreden, maar niet meer aan het optreden van collega-mariniers, acht de rechtbank, mede gezien het feit dat zoals diverse mariniers hebben verklaard zij vooral gefocust waren op het verrichten van hun eigen taak in de trein, voorstelbaar en in ieder geval niet zo onbegrijpelijk dat daaruit de conclusie zou moeten worden getrokken dat de mariniers kennelijk bewust niet over hun collega’s verklaren. Dat de trein smal was en de mariniers dicht bij elkaar stonden doet aan deze focus op de eigen taak niet af. Het voorgaande heeft evenzeer te gelden voor de commandanten van de aanvalsgroepen.
overallcommandant, de eenheidscommandant in de trein, de plaatsvervangend eenheidscommandant in de trein, enkele vertegenwoordigers van het ministerie van Defensie en mr. Knoops.
overallcommandant, de plaatsvervangend eenheids-commandant (marinier 5A) en de toenmalige stafofficier BBE-M aanwezig waren. Bij deze bijeenkomst is de geluidsband aan de hand van de daarvan gemaakte transcriptie beluisterd.
overallcommandant, mr. Knoops en een vertegenwoordiger van het ministerie van Defensie.
“Indien terroristen zich duidelijk waarneembaar overgeven magnietop hen worden gevuurd, doch wordt de krijgsgevangenenprocedure toegepast”.
tenzijzij zich duidelijk waarneembaar overgaven. Het uitgangspunt had volgens eisers moeten zijn: “alleen doodschieten,
indiener aanwijzingen zijn dat de gijzelnemers een gevaar vormen voor de mariniers of gegijzelden.” Hiermee samenhangend stellen eisers dat er sprake was van een ongeschreven acceptatie dat geen van de gijzelnemers de actie zou overleven.
104.Vraag: Wij hebben ook andere mariniers horen verklaren dat deze geweldsinstructie op zichzelf niet bijzonder was omdat dit ook is wat zij in de opleiding leren. Klopt dat inderdaad?
73.Vraag: wordt er ook aandacht besteed aan wanneer je er vanuit kan gaan dat iemand zich overgeeft?
55.Vraag: Is er inhoudelijk in de briefings besproken wat werd bedoeld met “duidelijk waarneembaar overgeven”?
“Geven ze hem een genadeschot”. Deze uitlating duidt volgens eisers aan dat het de bedoeling was dat geen van de gijzelnemers zou overleven.
“Tevens is van belang dat geaccepteerd werd dat bij de uitvoering van het initiatiefplan naar alle waarschijnlijkheid alle gijzelnemers zouden worden gedood.”). De rechtbank is echter van oordeel dat de acceptatie op voorhand dat door de inzet van precisieschutters mogelijk veel of alle gijzelnemers zouden omkomen, geenszins impliceert dat óók op voorhand werd geaccepteerd dat de gijzelnemers die het precisievuur wel zouden overleven, dan door de mariniers gedood moesten of onder alle omstandigheden gedood mochten worden. Uit de getuigenverklaringen van de mariniers blijkt ook niet dat zij van een dergelijke stilzwijgende acceptatie zijn uitgegaan. Anders dan eisers, is de rechtbank van oordeel dat het gebruik van het woord “genadeschot” dat niet anders maakt. De uitspraak over het genadeschot staat niet op de geluidsopname die in de trein is gemaakt, maar op een opname die daarbuiten is gemaakt. De rechtbank constateert verder dat deze uitspraak is gedaan door een persoon die zich gedurende de gehele beëindigingsactie buiten de trein heeft opgehouden. Alleen al om die reden kan uit die uitspraak niet worden afgeleid dat mariniers in de trein van die ongeschreven acceptatie uitgingen. Voor dat laatste bestaat bovendien een contra-indicatie; een aantal gijzelnemers is niet gedood, maar door mariniers in de trein aangehouden.
42.Vraag: Voor u was de geweldsinstructie dus duidelijk?
honest beliefbij de mariniers die Max Papilaja en Hansina Uktolseja hebben doodgeschoten. De mariniers hebben dus geschoten in de oprechte veronderstelling dat dit noodzakelijk was. Uit dit schieten kan daarom dus niet worden afgeleid dat dit gebeurde ter uitvoering van de heimelijke geweldsinstructie.
als getuigente horen, welk soort verhoren volgens het EHRM als een
obvious line of inquirymoet worden beschouwd.
obvious line of inquiry.
honest belief” bij de desbetreffende mariniers. Bij de beoordeling moet de rechtbank ervoor waken geen onrealistisch hoge eisen aan het optreden van de mariniers te stellen, maar moet zij zich realiseren dat de mariniers – met gevaar voor eigen leven en dat van anderen – in het heetst van de strijd hebben moeten opereren. Daarom kan ook dat dodelijk geweld gerechtvaardigd worden geacht, wanneer dat geweld is ingegeven door een oprechte overtuiging (“
honest belief”) van degene die het geweld heeft aangewend, gebaseerd op goede gronden op het moment van de geweldstoepassing, maar welke overtuiging achteraf onjuist is gebleken. Daar waar het de vraag naar de zojuist genoemde goede gronden betreft, verdient thans nog vermelding dat niet als apart vereiste geldt dat de overtuiging op objectieve feiten en omstandigheden moet zijn gebaseerd. De subjectieve overtuiging van de noodzaak van (dodelijk) geweld geeft de doorslag. Objectieve feiten en omstandigheden vormen wel een relevante factor bij de beoordeling of de subjectieve overtuiging oprecht was (vgl. “Armani da Silva vs. the United Kingdom”, EHRM 30 maart 2016, nr. 5878/08, par. 245 en 246).
honest beliefsprake is geweest. Bij gebreke van een dergelijke overgave is daarvan immers eerder sprake.
naar beneden(rechterlies). Er zijn geen kogelresten aangetroffen in deze schootsbaan, zodat niet op grond van het kaliber kan worden vastgesteld of het dodelijk schot door een marinier is afgevuurd. Boven de schotbeschadiging bij het linker sleutelbeen bevond zich een acht centimeter lange schroeivlek.
omhoog.
dodelijkeschot heeft gelost. Ter beantwoording van de vraag of marinier 5B het dodelijke schot heeft gelost is onder meer van belang hoe en vanuit welke positie hij op (de coupé van) Max Papilaja heeft geschoten.
149.Vraag: Heeft u bij het binnengaan van de trein zelf geschoten?
inde coupé heeft kunnen staan toen hij op Max Papilaja schoot. De rechtbank is anders dan [A] van oordeel dat deze verklaring niet strijdig is met de verklaringen van de mariniers C5, 5E en 5F op dit punt. Zij hebben respectievelijk slechts verklaard dat
na het eindevan de actie de deuren van de
eerstecoupé – dat is dus de coupé waarin Max Papilaja zich niet bevond - normaal opengingen (verhoor C5, nr. 174), dat de deur van de
eerstecoupé kapotgeschoten was en maar op een kier open was (verhoor 5E, nr. 127) en dat geroepen werd dat de deuren vastzaten, dat de deuren uit het lood hingen, dat de deuren wel zo ver open waren dat iemand een stap van 40 tot 50 centimeter naar binnen kon zetten om marinier 5F achterlangs te kunnen laten gaan en dat de deuren
na het eindevan de actie met twee handen alsnog opengemaakt konden worden (verhoor 5F, nrs. 150, 157, 158, 176 en 178). Geen van de verhoorde mariniers heeft verklaard dat marinier 5B de coupé van Max Papilaja is ingegaan.
honest beliefvan marinier 5B te beoordelen. Daarbij weegt ook nog mee dat de inhoud van het autopsierapport weliswaar geen aanknopingspunten verschaft voor de mogelijkheid dat de schoten in de linkerzijde van de borst en in het hoofd aan het overlijden van Max Papilaja hebben bijgedragen, maar dat op grond van dit rapport die mogelijkheid ook niet geheel kan worden uitgesloten.
honest beliefkan worden toegekomen, moet eerst worden vastgesteld of de (gestelde) oprechte veronderstelling dat sprake was van een dreiging die gewelddadig optreden noodzakelijk maakte, achteraf inderdaad onjuist is gebleken. De rechtbank is van oordeel dat ervan moet worden uitgegaan dat een hierna te beoordelen (oprechte) veronderstelling van marinier 5B dat Max Papilaja een bedreiging voor de mariniers vormde, achteraf onjuist is gebleken. Zoals eerder vastgesteld heeft Max Papilaja tijdens de gehele beëindigingsactie op de bank gelegen en wel met zijn hoofd in (ongeveer) dezelfde richting. Zoals ook in het Archiefonderzoek is geconcludeerd is het waarschijnlijk dat zijn boven-lichaam ten gevolge van het precisievuur van de bank is gegleden (pag. 99). Deze conclusie vindt steun in het autopsierapport, waaruit blijkt van talrijke schotverwondingen in het lichaam van Max Papilaja. Dit leidt tot de gevolg-trekking dat Max Papilaja zwaar gewond was voordat marinier 5B hem onder vuur nam.
honest belieftoets.
honest beliefaan op een waardering van alle feiten en omstandigheden. Dit betreft niet alleen feiten en omstandigheden direct voorafgaand aan en ten tijde van het toegepaste geweld, maar ook feiten en omstandigheden betreffende de gehele operatie en wat daaraan vooraf ging. Zoals eveneens hierboven al gememoreerd, geeft de doorslag de subjectieve overtuiging van de noodzaak van (dodelijk) geweld van degene die het geweld heeft uitgeoefend. Objectieve feiten en omstandigheden vormen wel een relevante factor bij de beoordeling of de subjectieve overtuiging oprecht was.
honest beliefde verklaringen van marinier 5B zelf van belang. Zoals hierboven al is weergegeven heeft marinier 5B over het schieten op Max Papilaja verklaard dat hij richtte op de bank, nadat hij daar beweging had waargenomen door iets of iemand die onder een deken lag. Verder heeft hij verklaard dat hij op dat moment niet wist wat hij of zij onder de deken aan het doen was. In dit verband is verder nog van belang dat marinier 5B de volgende verklaringen heeft afgelegd:
17.[mr. Zegveld] Vraag: Heeft deze persoon u aangekeken?
91.Vraag: U wist niet of ze [de gijzelnemers] bewapend waren?
honest beliefte hebben geschoten. Verder maakt de rechtbank uit deze verklaringen op dat het schemerig was in de trein, wat wordt ondersteund door het feit dat het raam aan de (westelijk gelegen) achterzijde van de coupé waarin Max Papilaja lag, verduisterd was door een daarvoor gehangen doek (vgl. de bovenste foto op de drienalaatste pagina van productie 6 van de Staat en de tijdens het pleidooi aan de rechtbank verstrekte
stillsvan filmmateriaal van deze coupé).
“Wij hebben slechts twee dingen voor ogen. Of vertrek naar het buitenland of de dood.”Dit stuk bevatte ook het dreigement dat alle treinreizigers de dood zouden vinden wanneer er geen vliegtuig ter beschikking zou komen (vgl. nr. 2.26 tussenvonnis van 1 februari 2017).
honest beliefis verder nog van belang dat marinier 5B heeft verklaard dat hij kort voor het binnentreden van de trein van collega-mariniers had vernomen dat zij vanuit de trein werden beschoten. Anders dan eisers bepleiten, ontvalt aan deze verklaring niet het belang omdat marinier 5B tijdens zijn verhoor niet expliciet een verband heeft gelegd tussen deze verklaring en zijn beslissing om te schieten. De rechtbank is van oordeel dat dit verband impliciet wordt gelegd in de verklaring van marinier 5B dat hij direct voordat hij schoot, niet wist wat hij of zij onder de deken aan het doen was.
honest beliefis ook van belang of Max Papilaja zich duidelijk waarneembaar heeft overgegeven. Dat Max Papilaja zich niet duidelijk waarneembaar heeft overgegeven, staat niet ter discussie. Dit is door de Staat benadrukt, waartegenover [A] heeft benadrukt dat Max Papilaja zich niet heeft kunnen overgeven, omdat hij daartoe door zijn verwondingen niet meer in staat was. Ook uit het verhoor van marinier 5B volgt dat van een overgave geen sprake is geweest (verhoor 5B, nr. 22 onder vragen mr. Zegveld).
in the heat of the momentheeft moeten maken. De rechtbank concludeert dat marinier 5B in de weliswaar achteraf bezien onjuiste, maar oprechte en daardoor verschoonbare veronderstelling verkeerde dat geweld van zijn zijde geboden was.
split seconddus);
honest beliefontbreekt niet worden gebaseerd op een taxatie van de situatie die tot stand gekomen is na afstandelijke, rustige reflectie. De bij het pleidooi ingenomen stelling van [A] , dat marinier 5B, in de coupé naast Max Papilaja staande, deze onder schot had kunnen houden, de deken van hem had kunnen aftrekken en had kunnen controleren of hij gewond en/of gewapend was, en hem vervolgens, na het zien van zijn verwondingen en het niet in handen hebben van een wapen had kunnen – en ook had moeten – arresteren, kan om deze reden niet worden gevolgd, nog daargelaten dat de rechtbank geen onrealistisch hoge eisen aan het optreden van – in dit geval – marinier 5B dient te stellen. Eveneens kan om die reden, anders dan [A] betoogt, geen gewicht worden gehecht aan de omstandigheid dat marinier C5 desgevraagd heeft verklaard: “Als er bewogen zou zijn onder een deken, ga je daar niet op vuren” (verhoor C5, nr. 307). Ook de taxatie van marinier C5 is immers achteraf gemaakt op grond van een afstandelijke en relatief rustige reflectie.
honest beliefkunnen hebben gehad dat het schieten op Max Papilaja vanwege die dreiging noodzakelijk was.
honest beliefvan marinier 5B in lijn met de wijze waarop het EHRM aan het begrip
honest beliefconcreet invulling geeft. In dit verband wordt met name gewezen op het oordeel van de grote kamer van het EHRM in het reeds eerder aangehaalde arrest “Armani da Silva v. the United Kingdom” van 30 maart 2016 (nr. 5878/08, par. 252, 255 en 256) waarin het hof oordeelde dat de
honest belief-toets juist was toegepast bij het oordeel dat het achteraf gezien onnodig uitgeoefende, dodelijke geweld gerechtvaardigd was geweest in een uiterst dreigende context van mogelijke terreur waarin het slachtoffer feitelijk niet meer had gedaan dan het maken van een enkele beweging (
“[he] may have moved [his hand] towards the left hand side of his trouser waistband”)
.
honest belief) dat geweld geboden was welke veronderstelling achteraf onjuist is gebleken. Om deze redenen dient de vordering van [A] te worden afgewezen.
92.Vraag: Wat kunt u zich nog herinneren toen u binnenkwam met C2?
in the heat of te moment).
honest beliefvan de marinier meeweegt (vgl. nr. 4.42 van dit tussenvonnis), zal zij hieronder ingaan op deze vraag.
honest beliefte hebben geschoten. Vaststaat dat deze - hieronder te beoordelen - (oprechte) veronderstelling dat sprake was van dreiging die gewelddadig optreden noodzakelijk maakte, achteraf onjuist is gebleken; Hansina Uktolseja was ongewapend en al voordat mariniers 2D en C2 op haar schoten, zwaar gewond geraakt.
honest beliefaan op een waardering van alle feiten en omstandigheden. Dit betreft niet alleen feiten en omstandigheden direct voorafgaand aan en ten tijde van het toegepaste geweld, maar ook feiten en omstandigheden betreffende de gehele operatie en wat daaraan vooraf ging. Zoals eveneens hierboven al gememoreerd, geeft de doorslag de subjectieve overtuiging van de noodzaak van (dodelijk) geweld van degene die het geweld heeft uitgeoefend. Objectieve feiten en omstandigheden vormen wel een relevante factor bij de beoordeling of de subjectieve overtuiging oprecht was.
honest beliefvan marinier 5B slaat de rechtbank in dit verband acht op de uiterst dreigende context waarin de mariniers opereerden. De rechtbank verwijst naar de onder 2.111 tot en met 2.113 opgenomen overwegingen.
honest beliefvan marinier 5B al is overwogen (2.115 tot en met 2.117), betekent het feit dat ervan moet worden uitgegaan dat niet vanuit de trein is geschoten, niet dat bij de mariniers de oprechte veronderstelling ontbrak dat op hen geschoten werd.
honest beliefweegt verder nog mee dat marinier 2D op de vraag naar zijn verwachtingen over wat hij in de trein zou aantreffen heeft geantwoord dat hij mogelijk op tegenstand zou kunnen stuiten, inclusief wapengeweld (verhoor 2D, nr. 64).
inde trein zijn beschoten. Ook marinier C2 heeft dit verklaard (verhoor C2, nrs. 179 ev.).
96.Vraag: U wilde linksaf slaan en toen zag u mondingsvuur. Kunt u precies uitleggen wat u dan ziet?
98.Vraag: Waar zag u dat mondingsvuur?
99.Vraag: Wat bedoelt u met “de andere kant”?
in the heat of the momentheeft moeten maken.
honest belief.
honest beliefin lijn met de wijze waarop het EHRM aan het begrip
honest beliefconcreet invulling geeft. Verwezen wordt naar hetgeen daarover onder 2.122 nader is overwogen.
honest beliefbij marinier 2D, luidt de slotsom dat hun vorderingen moeten worden afgewezen.