ECLI:NL:RBDHA:2018:8891

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
18.11423
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de niet-ontvankelijkverklaring van een asielaanvraag op grond van internationale bescherming in Zwitserland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, van Eritrese nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag echter niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser internationale bescherming genoot in Zwitserland. Eiser had op 9 maart 2018 asiel aangevraagd in Nederland, maar verweerder stelde dat eiser een sterke band met Zwitserland had, waar hij op 19 februari 2016 internationale bescherming had gekregen. Eiser had echter zijn F-status in Zwitserland niet tijdig verlengd en was zonder toestemming het land verlaten.

Tijdens de zitting op 12 juli 2018, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd de situatie van eiser besproken. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had nagelaten de precieze verblijfsstatus van eiser in Zwitserland te verifiëren. De rechtbank concludeerde dat de informatie van de Zwitserse autoriteiten over de verblijfsstatus van eiser niet eenduidig was en dat verweerder niet had aangetoond dat eiser in een andere lidstaat internationale bescherming genoot. Hierdoor was de niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvraag onterecht.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.002 werden vastgesteld. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige beoordeling van de verblijfsstatus van asielzoekers en de noodzaak voor de overheid om de juiste informatie te verifiëren voordat besluiten worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.11423

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 13 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen I. Mouhssen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Eritrese nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 9 maart 2018 in Nederland een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft die aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder is, onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 oktober 2013 [1] , van mening dat eiser een sterke(re) band met Zwitserland heeft omdat hij door de autoriteiten van dat land in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning. Uit informatie die op 7 mei 2018 door de Zwitserse autoriteiten verstrekt is, blijkt dat zij eiser op 19 februari 2016 internationale bescherming hebben verleend. Ook uit het feit dat Zwitserland eisers terugname op grond van het Zwitserse-Benelux
readmission agreementaccepteert, blijkt al dat eiser nog steeds internationale bescherming in Zwitserland geniet. Naar aanleiding van gegevens afkomstig uit Zwitserland heeft verweerder de geboortedatum van eiser op 29 maart 2018 gewijzigd van [geboortedatum1] naar [geboortedatum2] . Verweerder verwijst hierbij naar de uitspraken van de Afdeling van 17 januari 2017 en 20 maart 2017 [2] . Daarin is geoordeeld dat informatie uit één andere lidstaat waaruit blijkt dat een vreemdeling meerderjarig is, volstaat om een vreemdeling ook in Nederland meerderjarig te verklaren, mits in Nederland geen authentieke, identificerende documenten zijn overgelegd.
3. Eiser heeft erkend dat hem in Zwitserland een F-status is verleend. Die vergunning is echter inmiddels al vervallen, omdat eiser de vergunning niet tijdig heeft verlengd. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar het AIDA rapport Zwitserland van februari 2018 (AIDA rapport) en het rapport van Nils Muiznieks van 17 oktober 2017. Daarbij komt dat eiser Zwitserland zonder toestemming heeft verlaten en inmiddels al langer dan twee maanden buiten Zwitserland verblijft. Ook daarom is de verblijfsvergunning vervallen. Verweerder heeft ten onrechte nagelaten de precieze verblijfsstatus van eiser te verifiëren. Verder heeft eiser verklaard dat hij geboren is op [geboortedatum1] en minderjarig was ten tijde van zijn inreis in Zwitserland. Ter onderbouwing van deze stelling heeft eiser een Eritrese doopakte overgelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
gestelde minderjarigheid
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich, onder verwijzing naar de onder rechtsoverweging 2 aangehaalde uitspraken van de Afdeling van 17 januari 2017 en 20 maart 2017, terecht op het standpunt gesteld dat eiser meerderjarig is. Uit voornoemde uitspraken volgt namelijk dat indien een vreemdeling in een andere lidstaat als meerderjarig staat geregistreerd, verweerder de vreemdeling ook in Nederland kan aanmerken als meerderjarig. Het ligt vervolgens op de weg van de vreemdeling om door middel van het overleggen van authentieke en identificerende documenten zijn gestelde minderjarigheid aannemelijk te maken.
5. Verweerder heeft terecht overwogen dat de daartoe door eiser overgelegde kopie van zijn Eritrese doopakte geen identificerend document is. De doopakte is niet authentiek, niet afkomstig van de Eritrese autoriteiten, en bevat daarnaast geen pasfoto of een ander kenmerk waardoor het identificerend is. Verweerder heeft niet hoeven uit te gaan van eisers gestelde minderjarigheid.
internationale rechtsbescherming
6. Ingevolge artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk worden verklaard in de zin van artikel 33 van de Procedurerichtlijn [3] , indien de vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet.
7. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Zwitserland een F-status had verkregen, maar dat zijn vergunning inmiddels al vervallen was omdat hij de vergunning niet tijdig had verlengd. Deze stelling volgt de rechtbank niet, nu uit het door hem aangehaalde AIDA rapport, p. 98 blijkt:
"
The F-permit is issued for one year and then prolonged by the responsible canton, unless there are reasons to end the temporary admission."
Het verantwoordelijke kanton draagt derhalve zorg voor de verlenging, niet de vreemdeling. Uit hetzelfde rapport, p. 99, blijkt dat dit over het algemeen probleemloos verloopt:
"
The Swiss Refugee Council has no knowledge of systematic difficulties in the issuance or renewal of those residence permits."
8. De rechtbank leidt echter uit het AIDA rapport, p. 101, af dat een verleende, tijdelijke verblijfsvergunning van rechtswege vervalt indien de vreemdeling asiel aanvraagt in een ander land:

Apart from the review of the necessity of protection due to the situation in the country or the situation of the person, temporary admission ceases automatically if a person leaves Switzerland permanently, if he or she is abroad for more than two months without a permission to travel, or if he or she receives a residence permit. A person’s departure from Switzerland is already considered permanent if the person asks for asylum in another country. This can lead to unclear situations if persons are transferred back to Switzerland from other European states, and then find that their temporary admission has ceased in the meantime.”
9. De rechtbank overweegt verder dat de informatie van de Zwitserse autoriteiten over de verblijfsstatus van eiser in Zwitserland niet eenduidig is. De Zwitserse autoriteiten verklaren op 27 maart 2018:

His asylum request was denied on 19/02/2016 but he was given a provisional admission (not the same as subsidiary protection under EU law). The person was not granted an ordinary permit(…)”.
Op 7 mei 2018 verklaren de Zwitserse autoriteiten:

As already mentioned in our reply to your request for information dated 27 March 2018 the individual was granted an international protection status in Switzerland.
Voorts is niet duidelijk hoe deze uitlatingen van de Zwitserse autoriteiten zich verhouden tot de informatie uit het rapport van AIDA dat de aan eiser verleende F-vergunning van rechtswege is vervallen.
10. Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en sub a, van de Vw is het aan verweerder om aan te tonen dat eiser in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet voordat zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Verweerder heeft dan ook ten onrechte nagelaten de precieze verblijfstatus van eiser te verifiëren en de onduidelijkheden daaromtrent weg te nemen.
Slotsom
11. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens schending van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 1.002 (duizendtwee euro), te betalen aan
eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.