ECLI:NL:RBDHA:2018:8884
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een Algerijnse eiser. De eiser had verzocht om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen. Dit gebeurde op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien de eiser eerder een aanvraag in Duitsland had ingediend.
Tijdens de zitting op 19 juli 2018, waar de eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in zijn beroep enkel de zienswijze herhaalde zonder nieuwe onderbouwing te geven. De rechtbank oordeelde dat de motivering van de Staatssecretaris in het bestreden besluit voldoende was en dat de eiser niet had aangetoond waarom hij het niet eens was met deze motivering.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, omdat de eiser niet had aangetoond dat de overdracht aan Duitsland zou leiden tot onevenredige hardheid. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.