ECLI:NL:RBDHA:2018:8884

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
18.12181
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een Algerijnse eiser. De eiser had verzocht om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen. Dit gebeurde op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien de eiser eerder een aanvraag in Duitsland had ingediend.

Tijdens de zitting op 19 juli 2018, waar de eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in zijn beroep enkel de zienswijze herhaalde zonder nieuwe onderbouwing te geven. De rechtbank oordeelde dat de motivering van de Staatssecretaris in het bestreden besluit voldoende was en dat de eiser niet had aangetoond waarom hij het niet eens was met deze motivering.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, omdat de eiser niet had aangetoond dat de overdracht aan Duitsland zou leiden tot onevenredige hardheid. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.12181
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. H.W.F. Klarenaar),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T.L. Schuitemaker).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland daarvoor verantwoordelijk is.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak met nummer NL18.12182, plaatsgevonden op 19 juli 2018. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Algerijnse nationaliteit. Verweerder heeft zijn asielaanvraag niet in behandeling genomen omdat uit het Eurodac-systeem is gebleken dat hij eerder een asielaanvraag heeft ingediend in Duitsland. De autoriteiten van Duitsland hebben een verzoek om eiser terug te nemen geaccordeerd op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Verordening (EU) Nr. 604/2013 (Dublinverordening).
2. De rechtbank stelt vast dat eisers beroep beperkt is tot een herhaling van wat ook in de zienswijze naar voren is gebracht. In het bestreden besluit is gemotiveerd ingegaan op de zienswijze en eiser onderbouwt in beroep niet waarom hij zich met die motivering niet zou kunnen verenigen. Reeds daarom heeft eisers beroep geen kans van slagen.
3. Ook eisers stelling dat overdracht aan Duitsland zou getuigen van onevenredige hardheid is niet onderbouwd, zodat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om de behandeling van eisers asielaanvraag aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, op 19 juli 2018.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.