ECLI:NL:RBDHA:2018:8797

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2018
Publicatiedatum
20 juli 2018
Zaaknummer
C/09/538955 / HA ZA 17-935
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontbinding vennootschap onder firma en financiële afwikkeling tussen vennoten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, vorderde eiser een verklaring voor recht dat de vennootschap onder firma (vof) We Love Festivals per 1 januari 2017 is ontbonden en dat de onderneming sindsdien voor rekening en risico van gedaagde wordt gedreven. De partijen, eiser en gedaagde, zijn in 2015 een vof aangegaan voor het organiseren van food truck festivals. De relatie tussen hen is verslechterd, en na het festivalseizoen van 2016 hebben zij feitelijk niet meer samengewerkt. Eiser heeft op 17 december 2017 aan de Kamer van Koophandel verzocht zich uit te schrijven als vennoot, maar deze wijziging is later hersteld na bezwaar van gedaagde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen overeenstemming is bereikt over de ontbinding van de vof, en dat de wettelijke ontbindingsgronden niet van toepassing zijn. De rechtbank oordeelde dat de vof niet per 1 januari 2017 is ontbonden, en dat de inschrijving van eiser als vennoot in het handelsregister hersteld is. De rechtbank heeft de vordering van eiser om de ontbinding van de vof vast te stellen afgewezen, maar heeft wel geoordeeld dat de onderneming per 1 januari 2017 voor rekening en risico van gedaagde wordt gedreven. Eiser is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/538955 / HA ZA 17-935
Vonnis van 25 juli 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eiser,
advocaat mr. T. Welschen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. E.K. Ditvoorst te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [eiser] van 25 augustus 2017 met producties 1 tot en met 9;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] met producties 1 tot en met 25
- het tussenvonnis waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de brief van de zijde van [gedaagde] van 14 mei 2018 met producties 26 tot en met 34.
- Het, buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte, proces-verbaal van comparitie van
29 mei 2018. Partijen hebben hierop niet meer gereageerd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 1 februari 2015 gestart met de vennootschap onder firma We love festivals (hierna de vof). De vof drijft een onderneming in het organiseren van zogenaamde food truck festivals, waarbij deelnemers gevraagd wordt vanuit een ‘rollend’ voertuig hun gerechten te bereiden en aan te bieden.
2.2.
Op 8 juli 2015 hebben partijen een schriftelijke vof overeenkomst gesloten. Artikel 9 lid 1 van de vof overeenkomst luidt:
9.1 Een vennoot defungeert:
a. door opzegging als bedoeld in artikel 9.2 van deze overeenkomst;
b. doordat hij surséance van betaling aanvraagt;
c. doordat zijn faillissement onherroepelijk wordt;
d. doordat artikel 1684, boek 7A, Burgerlijk Wetboek ten aanzien van hem toepassing vindt, als gevolg waarvan de vennootschap jegens hem wordt ontbonden;
e. door een daartoe strekkende beslissing, te nemen door na te noemen arbiters, op verzoek van eén der vennoten, indien een vennoot de in deze overeenkomst gemaakte bepalingen overtreedt of niet nakomt, dan wel handelt in strijd met de aard of strekking daarvan;
f. door overlijden van een vennoot.
9.2
Opzegging als bedoeld in het vorige lid, onderdeel a kan slechts geschieden bij aangetekende brief gericht aan de andere venno(o)t(en), met inachtneming van een termijn van ten minste zes maanden en voorts uitsluitend per één januari of één juli van enig jaar tenzij alle zittende Vennoten instemmen met een kortere opzegtermijn. (..)”
2.3.
Gedurende de loop van het festivalseizoen 2016 is de relatie tussen partijen vertroebeld. Zij hebben toen de wens uitgesproken de samenwerking, na dit seizoen, te willen beëindigen. Op 4 oktober 2016 vond het laatste festival van 2016 plaats. Hierna hebben partijen feitelijk niet meer samengewerkt.
2.4.
Partijen hebben twee besprekingen gehad met de heer [naam], als belastingadviseur verbonden aan HBK belastingadviseurs (hierna: [naam]), op 31 oktober 2016 en op 6 december 2016.
2.5.
Op 24 januari 2017 heeft [naam] aan de advocaat van [gedaagde] per email bericht:
“(…) Bij deze het verzoek een opzet te maken voor een ontvlechtingsovereenkomst voor bovenstaande Vof. Wij spraken elkaar eerder over het feit dat [voornaam eiser] [[eiser], rb] even 100K had geleend van de vof, zonder daar iemand van op de hoogte te stellen.
Ik heb de laatste versie van de ovk die mij bekend is meegestuurd, maar een getekende versie heb ik niet. Wat er nu iig is afgesproken is het volgende:
- [voornaam gedaagde] [[gedaagde], rb.] gaat alleen door vanaf 31-12-16;
- de jr 2015 en 2016 worden opgemaakt, waaruit ieders aandeel in de kapitaalrekening blijkt;
- vanaf 1 januari 2017 wordt de onderneming voor rekening en risico gedreven van [voornaam gedaagde];
- zijn er in 2016 kosten gemaakt die louter betrekking hebben op 2017, dan wordt [voornaam eiser] [[eiser], rb.] daarvoor vergoed;
- zijn er in 2017 kosten gemaakt, die thuishoren in 2016, dan worden deze in de jaarrekening 2016 verantwoord;
- van de aldus gevonden bedragen zal [voornaam eiser] bij vertrek een negatief eigen vermogen voor zijn aandeel aanvullen.
- [voornaam eiser] zijn aandeel in een positief eigen vermogen krijgt hij pas, nadat de fiscale claims tot en met 2016 verlopen zijn. MAW na 5 jaar, volgend op 2014, 2015 en 2016, ieder voor zover er een potentiele claim op dat jaar ziet.
- [voornaam eiser] krijgt wel uitbetaald nu al de IBclaim die er op zijn winstaandeel ligt over 2015 en 2016, mits de Vof dit kan dragen.
- indien en voor zover partijen geld achterlaten zal er een vergoeding worden betaald; stel 2% boven 12-maand euribor?
- [voornaam gedaagde] hoeft zich niet te verantwoorden of zekerheden af te geven;
Graag jouw input! (…)”
2.6.
Op 15 februari 2017 heeft [naam] aan partijen per email bericht:
“(…) Zoals eerder toegezegd hierbij een eerste concept voor de ontbindingsovereenkomst. Zodra deze definitief wordt kan de inschrijving bij de Kamer van koophandel gerealiseerd worden.
Ter voorkoming van misverstanden: dit betreft een concept, louter voor discussiedoeleinden en bevat de afspraken die ik heb gehoord tijdens onze bijeenkomst eerder bij HBK. Alles is hier dus nog aan te wijzigen en toe te voegen! (…)’
2.7.
Het concept houdt onder meer in:
“(…) OVERWEGENDE DAT: (…)
(C) de Vennoten de bepalingen en voorwaarden van hun samenwerking hebben vastgelegd in de aangehechte overeenkomst van vennootschap onder firma d.d. [*] (de “
Vof-overeenkomst’): (…)
(D) de Vennoten hun samenwerking wensen te beëindigen en de Vof op grond van onderlinge wilsovereenstemming wensen te ontbinden en het vermogen van de Vof wensen te verdelen;
(E) [gedaagde] de door de Vof gedreven onderneming als eenmanszaak zal voortzetten, waarmee [eiser] instemt;
(F) de vennoten de bepalingen en voorwaarden waaronder de Vof wordt beëindigd en verdeling van het vermogen van de Vof plaatsvindt schriftelijk wensen vast te leggen in deze overeenkomst (de “
Beëindigingsovereenkomst”); (…)”
2.8.
[eiser] heeft niet op de conceptovereenkomst gereageerd.
2.9.
Op 1 mei 2017 heeft de advocaat van [gedaagde] een email gestuurd aan [eiser]:
“(…) Ik ben, samen met mijn kantoorgenoot Evert-Karel Ditvoorst (in cc), begin dit jaar benaderd door de heer [naam] van HBK met het verzoek om, op basis van door uzelf en mevrouw [voornaam gedaagde] [gedaagde] gemaakte afspraken, een beëindigingsovereenkomst op te stellen voor de vennootschap onder firma We Love festivals (hierna ook: de vof).
Ik hecht de door ons opgestelde conceptovereenkomst van 15 februari 2017 als bijlage aan dit bericht. De heer [naam] heeft dit concept destijds ook aan u toegestuurd. Wij begrepen inmiddels dat u de door ons opgestelde beëindigingsovereenkomst (nog) niet hebt ondertekend en dat u ook niet op de inhoud van de beëindigingsovereenkomst hebt gereageerd. Graag treden wij daarover met u in overleg, zodat de samenwerking in de vof alsnog op korte termijn kan worden beëindigd.
Ik verneem graag op welke van de volgende momenten u beschikbaar bent voor overleg over de beëindigingsovereenkomst: (…)”
2.10.
Op 2 mei 2017 heeft de advocaat van [eiser] aan [gedaagde] geschreven:
“(…)
Tezamen met cliënt bent u vennoot van de VOF ‘We love festivals’. De VOF is opgericht met ingang van 1 februari 2016. Daartoe is een VOF contract opgemaakt, (..). Met dit contract bent u bekend. U bent daaraan gebonden. (…)
Beëindiging van de samenwerking
De samenwerking tussen u en cliënt verliep echter al langere tijd stroef. U hebt daarom tegen het einde van het festivalseizoen met cliënt de afspraak gemaakt om te praten over de beëindiging van de samenwerking en ontbinding van de VOF. Omstreeks begin november 2016 vindt in dat verband een bespreking plaats waarbij naast cliënt, ook u en de heer [naam] aanwezig waren. Tijdens dat overleg is afgesproken dat de VOF wordt ontbonden. Verdere afspraken zijn niet gemaakt. In een later overleg zou daar invulling aan worden gegeven. Belangrijke onderdelen waarover een afspraak gemaakt zou worden zijn onder andere de volgende: de datum van ontbinding, of en zo ja, wie van de vennoten met de onderneming en de daaraan verbonden activa doorgaat en hoe de financiële afwikkeling plaatsvindt.
Cliënt heeft vervolgens talloze pogingen gedaan om tot een bespreking te komen waar gesproken kon worden over de beëindiging van de VOF en de afwikkeling daarvan. U hebt deze besprekingen afgehouden. U hebt überhaupt de medewerking nagelaten om daadwerkelijk te komen tot ontbinding en afwikkeling van de VOF. Dit terwijl u daartoe verplicht bent vanwege het feit dat partijen reeds afgesproken hebben dat de VOF zal worden ontbonden.
Cliënt heeft u voorts op enig moment daartoe het voorstel gedaan om zijn aandeel in de goodwill van de VOF aan u over te dragen tegen betaling van EUR 75.000,= (buiten afrekening ten aanzien van de activa en de resultaten), maar dat hij ook uw aandeel in de goodwill voor hetzelfde bedrag wel zou willen verkrijgen. U hebt dat aanbod afgewezen, waardoor daarop thans geen beroep meer kan worden gedaan.
De door de accountant opgemaakte conceptakte tot beëindiging bewijst dat partijen reeds afgesproken hebben dat zij zullen ontbinden. De inhoud van de conceptakte is weliswaar niet overeengekomen, het feit dat deze conceptakte voor discussiedoeleinden is opgemaakt en verwijst naar voornoemde bespreking, toont aan dat de afspraak tot ontbinding (…) is gemaakt. U weigert alleen uitvoering aan die afspraak te geven.
Daarnaast geldt dat, zolang er geen afspraken zijn gemaakt over de ontbinding, de VOF onverminderd in stand blijft en partijen gehouden zijn zich te houden aan het VOF contract. (…)”
2.11.
[eiser] heeft op 17 december 2017 aan de Kamer van Koophandel bericht dat hij zich wenste uit te schrijven als vennoot van de vof per 1 januari 2017. De Kamer van Koophandel heeft deze wijziging doorgevoerd. Na daartegen door [gedaagde] gemaakt gemotiveerd bezwaar, heeft de Kamer van Koophandel de inschrijving van [eiser] als vennoot hersteld.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat –, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,:
I. een verklaring voor recht dat de vof per 1 januari 2017 is ontbonden en dat de onderneming van de vof per 4 oktober 2016 wordt gedreven voor rekening en risico van [gedaagde];
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 31.084 vermeerderd met rente (zijnde het kapitaalsaldo van [eiser] in de vof per 1 januari 2017);
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 18.487,84 vermeerderd met rente (een bedrag waarmee de kapitaalrekening van [eiser] moet worden verhoogd);
IV. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 28.354,03 vermeerderd met rente (een bedrag waarmee de kapitaalrekening van [eiser] moet worden verhoogd;
V. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 4.036,60 vermeerderd met rente (een bedrag waarmee de kapitaalrekening van [eiser] moet worden verhoogd);
VI. een deskundige te benoemen in verband met de vaststelling van de waarde van het wegens overbedeling door [gedaagde] aan [eiser] verschuldigde;
VII. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van het door de rechtbank (op grond van het rapport van de deskundige) vast te stellen overbedelingsbedrag, te betalen in vijf termijnen, vermeerderd met rente;
VIII. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert in dit geding onder I een verklaring voor recht dat de vof per 1 januari 2017 ontbonden is. Desgevraagd vordert [eiser] uitdrukkelijk niet dat de rechtbank de ontbinding van de vof vaststelt. [gedaagde] heeft geen reconventionele vordering tot ontbinding van de vof ingesteld.
Is de vof per 1 januari 2017 ontbonden?
4.2.
[eiser] heeft gesteld dat partijen eind oktober 2016 oriënterend hebben gesproken over de beëindiging van de samenwerking en de ontbinding van de vof. Daarbij was uitgangspunt dat [gedaagde] de onderneming zou voortzetten maar moest er nog wel overeenstemming worden bereikt over de waardering van de goodwill en de stille reserves. De email van [naam] is geen representatieve weergave van de afspraken tussen partijen omdat de waarde van de vof er niet in staat. Op 15 februari 2017 is een concept beëindigingsovereenkomst toegezonden die op veel vlakken afweek van de beoogde afspraken onder meer omdat de waardering en de concrete afrekening van een en ander niet was verwerkt. Ook het besprokene over de financiële afwikkeling per 4 oktober 2016 ontbrak. [eiser], die zich niet met het concept kon verenigen, heeft hierop niet inhoudelijk gereageerd. Inmiddels is de onderneming door [gedaagde] ingebracht in de vennootschap We Love Food B.V., waarvan [gedaagde] via een andere vennootschap middellijk bestuurder is. Hierdoor is [eiser] gedwongen [gedaagde] als voortzettende vennoot aan te merken. [eiser] voegt zich daarom nu bij de stelling van [gedaagde] dat de vof per
1 januari 2017 ontbonden is en dat deze sinds 4 oktober 2016 voor rekening en risico van [gedaagde] wordt gedreven. [eiser] heeft zich in het handelsregister uitgeschreven als vennoot. Tot zover [eiser].
4.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd bestreden dat de vof ontbonden is.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Vof overeenkomsten worden beheerst door de wettelijke regels zoals neergelegd in boek 7A van het Burgerlijk Wetboek (art. 7A:1655 tot en met 7A:1688 BW), het Wetboek van Koophandel (artikel 1 en de artikelen 15 tot en met 34 WvK), het algemene verbintenissenrecht en door hetgeen door partijen zelf is overeengekomen.
4.5.
In dit geval kan niet worden geconcludeerd dat de vof per 1 januari 2017 ontbonden is. De wettelijke ontbindingsgronden zijn neergelegd in artikel 7A:1683 BW. Dit artikel luidt:
“Een maatschap wordt ontbonden:
1°. Door verloop van den tijd voor welken dezelve is aangegaan;
2°. Door het tenietgaan van een goed of de volbrenging der handeling, die het onderwerp der maatschap uitmaakt;
3°. Door opzegging van een vennoot aan de andere vennoten;
4°. Door den dood of de curatele van één hunner, of indien hij in staat van faillissement is verklaard dan wel ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard.”
Gesteld noch gebleken is dat één van deze gronden zich in dit geval voordoet.
4.6.
Daarnaast kunnen partijen in hun vof overeenkomst overeenkomen in welke omstandigheden de vof eindigt. In dit geval hebben partijen daarvoor artikel 9.1 van de vof overeenkomst (hiervóór geciteerd onder 2.2 van dit vonnis) opgesteld. Evenmin is gesteld of gebleken dat zich één van de in dat artikel genoemde omstandigheden zich voordoet.
4.7.
Verder kunnen partijen de vof in onderling overleg ontbinden. Daarvoor is nodig dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de ontbinding van de vof en de vereffening en de verdeling daarvan (Hoge Raad 16 mei 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC9351, NJ 1987, 206 m.nt. Maeijer; Hof Den Haag 26 juni 1947, NJ 1948,492). Het volstaat dus niet dat beide partijen de samenwerking binnen de vof wensen te beëindigen of dat (zoals hier) de ene partij zich (na een eerdere, andersluidende opstelling, zie 2.10 van dit vonnis, alsnog) voegt bij de stelling van de andere partij dat de vof is ontbonden per 1 januari 2017; partijen moeten het ook eens zijn geworden over de wijze van de beëindiging. In deze zaak is dat evident niet het geval. Met name de kwestie van de door [eiser] gewenste afrekening over goodwill vormt daarbij een struikelblok.
4.8.
Ontbinding van de vof door de rechtbank wordt niet gevorderd en heeft bovendien geen terugwerkende kracht (artikel 7A:1684 lid 2 BW).
4.9.
Overigens heeft de Kamer van koophandel de inschrijving van [eiser] als vennoot in het handelsregister inmiddels hersteld en hebben dergelijke vermeldingen in het handelsregister ook geen constitutieve werking. Bij deze stand van zaken moet de verklaring voor recht dat de vof per 1 januari 2017 ontbonden is worden afgewezen.
Onderneming per 4 oktober 2016 voor rekening en risico van [gedaagde]?
4.10.
[eiser] heeft de gevorderde verklaring voor recht, dat de onderneming van de vof per 4 oktober 2016 wordt gedreven voor rekening en risico van [gedaagde], in de dagvaarding louter gegrond op zijn betoog dat hij “zich heeft gevoegd bij de aldus luidende stellingname van [gedaagde]”.
4.11.
[gedaagde] heeft gemotiveerd bestreden dit standpunt in te nemen en zij heeft gesteld dat partijen het erover eens lijken te zijn dat zij de onderneming per 1 januari 2017 voortzet en dat zij in overleg met [eiser] de onderneming per 1 januari 2017 alleen heeft ‘gedraaid’. Dat partijen zijn overeengekomen dat de vof per 4 oktober 2016 wordt gedreven voor rekening en risico van [gedaagde] is dus gesteld noch gebleken.
4.12.
Ter zitting heeft [eiser] verklaard zich erin te kunnen vinden dat de vof per 1 januari 2017 wordt gedreven voor rekening en risico van [gedaagde], zoals [gedaagde] wenst. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom dienovereenkomstig worden toegewezen.
4.13.
De overige vorderingen van [eiser], die slechts toewijsbaar kunnen zijn als de vof ontbonden is, worden afgewezen.
4.14.
[eiser] zal als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 883,00
- salaris advocaat € 2.148,00 (2 punt × tarief € 1.074,00)
- totaal € 3.031,00

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat de vof per 1 januari 2017 wordt gedreven voor rekening en risico van [gedaagde];
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 3.031,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Alt-van Endt en in het openbaar uitgesproken op
25 juli 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 1308