ECLI:NL:RBDHA:2018:8746

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
NL17.12450
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.E.J.M. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van cameraman die ten onrechte niet als journalist is aangemerkt

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 juni 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een cameraman van [nationaliteit], had op 16 september 2016 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 oktober 2017 werd afgewezen. Eiser heeft verklaard dat hij vanwege zijn werkzaamheden als cameraman en video-editor in zijn land van herkomst werd achtergesteld en meerdere keren werd gearresteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser ten onrechte niet als journalist is aangemerkt, ondanks zijn rol in het maken van nieuwsitems. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende actuele informatie heeft betrokken bij de besluitvorming, waardoor de afwijzing van de asielaanvraag niet zorgvuldig was. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1002,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.12450
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 13 juni 2018 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] , van [nationaliteit] nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. J.M. Borggreve),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. A.H. Straatman).

Procesverloop

Bij besluit van 13 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 16 september 2016 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Op 8 november 2017 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig [naam 1] , tolk in de taal [taal] . De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Asielrelaas
1. Eiser heeft het volgende relaas aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser heeft de [nationaliteit] nationaliteit en heeft op 7 september 2016 zijn land van herkomst verlaten. Hij heeft verklaard cameraman en video-editor te zijn. Van april 2010 tot
november 2012 heeft eiser gewerkt voor [bedrijf 1] Daarna voor [bedrijf 2] en vanaf mei 2016 bij [naam 2] . Volgens eiser werd hij op zijn werk achtergesteld omdat hij weigerde lid te worden van de regeringspartij. Daardoor had hij last bij het vervullen van bepaalde opdrachten. Vanwege de werkzaamheden van eiser is hij een aantal keren aangesproken door mensen die hij heeft gefilmd. Eiser is twee keer opgepakt. Beide keren tijdens zijn werkzaamheden. Een keer in 2013, hij werd na een maand vrijgelaten en een keer in 2015, toen is hij na twee maanden vrijgelaten. Op verzoek van zijn werkgever heeft eiser in september 2016 een congres in Amsterdam bezocht. Eiser is Nederland ingereisd met een visum verleend vanwege zijn werkzaamheden.
2.1
Verweerder heeft in het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen onderscheiden:
a. Eiser heet [eiser] , en heeft de [nationaliteit] nationaliteit;
b. De etniciteit is [taal] . Zijn religie is Christelijk (Tewahedo Orthodox);
c. De woonplaats van eiser is [woonplaats] ;
d. Van beroep is eiser cameraman en video-editor;
e. Van april 2010 tot november 2012 heeft eiser gewerkt voor [bedrijf 1] );
f. Van november 2012 tot 15 mei 2016 heeft eiser gewerkt voor [bedrijf 2] ;
g. Vanaf 19 mei 2016 werkt eiser bij [naam 2] ;
h. Eiser werd op zijn werk achtergesteld omdat hij weigerde lid te worden van de regeringspartij;
i. Eiser had moeite met het vervullen van bepaalde opdrachten;
j. Vanwege zijn werkzaamheden werd eiser een aantal keren aangesproken door mensen die hij filmde;
k. In mei 2013 werd eiser tijdens zijn werkzaamheden opgepakt. Na een maand werd eiser vrijgelaten;
l. In april 2015 werd eiser tijdens zijn werkzaamheden gearresteerd. Na twee maanden werd hij vrijgelaten;
m. Op verzoek van zijn werkgever heeft eiser in september 2016 een congres in Amsterdam bezocht. Daarna is hij niet teruggekeerd naar zijn land van herkomst.
2.2
Verweerder heeft in het voornemen alle elementen geloofwaardig bevonden. In het bestreden besluit komt verweerder terug op element l., vervolgens heeft verweerder in het verweerschrift opgenomen dit element toch geloofwaardig te achten.
Standpunt verweerder
3. Volgens verweerder zijn de mogelijk te ondervinden moeilijkheden bij terugkeer van eiser naar [land] onvoldoende zwaarwegend voor de conclusie dat eiser in zijn land van herkomst gegronde reden heeft te vrezen in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. Hij is nadat hij in 2013 en 2015 gearresteerd is, blijven werken voor televisiestations die nauw gelieerd zijn aan de overheid. Daaruit blijkt dat geen sprake is van intimidatie van overheidswege. De gestelde achterstelling van eiser ten opzichte van mensen die wel lid zijn van de regeringspartij heeft er volgens verweerder niet toe geleid dat eiser geen werk meer heeft of geen inkomsten heeft gehad. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat eiser wordt gezien als een cameraman en niet als een kritisch journalist.
Standpunt eiser
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij te duchten heeft van de [nationaliteit] autoriteiten. Hij was werkzaam voor [bedrijf 2] en moest daar in dienst blijven zodat de autoriteiten de controle over hem zouden behouden. Hij werd niet alleen op, maar ook na zijn werk in de gaten gehouden. Volgens eiser heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt waarom is geconcludeerd dat eiser niet in de negatieve belangstelling van de autoriteiten stond. De twee keren, in 2013 en 2015, dat hij gevangen is gezet zijn een vorm van bedreiging. Ook heeft verweerder eiser onterecht niet als een journalist aangemerkt die zich kritisch heeft uitgelaten over het regeringsbeleid. Verweerder miskent daarmee dat zijn rol gelijkwaardig was aan die van [naam 3] , de nieuwslezer. Zij bepaalden samen de onderwerpen en hebben die vervolgens samen uitgewerkt. Daarbij is het brengen van nieuws en dat in beeld brengen onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Beoordeling rechtbank
5. De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt dat hij als journalist dient te worden aangemerkt. Niet alleen degene die voor de camera staat, maar ook de cameraman die de beelden maakt, verricht journalistieke werkzaamheden. Voor het maken van een beeldreportage zijn deze personen afhankelijk van elkaar. Door de afstemming hebben zij invloed op elkaars werk. Alleen hierdoor is al sprake van journalistiek werk aan weerszijden. Bovendien kan het maken van opnamen op zichzelf al nieuwswaarde hebben, waardoor het direct als journalistiek werk beschouwd kan worden. Dat sluit ook aan bij het geloofwaardig geachte relaas van eiser, dat hij werd aangesproken door mensen die hij filmde en dat hij tijdens werkzaamheden als cameraman werd gearresteerd. Het standpunt van verweerder dat eiser niet als journalist kan worden aangemerkt is dan ook onjuist.
6. De rechtbank constateert dat het huidig Algemeen Ambtsbericht [land] dateert van mei 2013. In dit ambtsbericht is -onder meer- opgenomen dat de [nationaliteit] regering al jarenlang repressief optreedt tegen journalisten die zich kritisch uitlaten over het regeringsbeleid. In de verslagperiode zijn journalisten lastig gevallen, bedreigd, gearresteerd en gedetineerd. Ook zijn er in de afgelopen tien jaar meer journalisten [land] ontvlucht dan enig ander land. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het streven van het Ministerie van Buitenlandse zaken was om begin 2018 een nieuw Algemeen Ambtsbericht te hebben. Tot op heden is er nog geen nieuw Algemeen Ambtsbericht verschenen.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser een begin van bewijs geleverd dat hij vanwege zijn werkzaamheden bij terugkeer naar zijn land van herkomst mogelijk in de negatieve belangstelling staat van de [nationaliteit] autoriteiten. Omdat het huidige ambtsbericht gedateerd is, kan niet worden getoetst hoe de [nationaliteit] overheid op dit moment acteert ten aanzien van journalisten en of zij die niet regeringsgezind zijn, van deze zelfde regering te duchten hebben. Een beoordeling van de zwaarwegendheid van de door eiser gestelde problemen kan dan ook niet plaatsvinden.
8. Nu verweerder bij het bestreden besluit geen actuele informatie over [land] heeft betrokken, kan geen sprake zijn van zorgvuldige besluitvorming. De rechtbank acht daarvoor tevens van belang dat de situatie in [land] sinds het ambtsbericht uit 2013 enorm gewijzigd is. Er zijn sinds november 2015 grootschalige en wijdverbreide demonstraties tegen de regering en begin oktober 2016 is de noodtoestand uitgeroepen.
9. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Gelet op de aard van het geconstateerde gebrek bestaat geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien of om verweerder door middel van een bestuurlijke lus in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Verweerder zal een nieuw ambtsbericht moeten laten opstellen en naar aanleiding daarvan eiser eventueel opnieuw moeten horen. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na het onherroepelijk worden daarvan, dat wil zeggen nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist. Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na het onherroepelijk worden van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1002 ,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Belhaj, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: MBe
D: C
VK
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.