ECLI:NL:RBDHA:2018:8651
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot beëindiging opvang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door verweerder op 28 juni 2018 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet en zijn opvangvoorzieningen behouden zouden blijven totdat op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat verzoeker niet kan worden uitgezet en de opvangvoorzieningen behoudt totdat er een beslissing is genomen op het beroep met zaaknummer NL18.12510. De voorzieningenrechter heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 501. De uitspraak is gedaan zonder behandeling ter zitting, omdat het verzoek kennelijk gegrond was. De voorzieningenrechter heeft daarbij verwezen naar artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om een voorlopige voorziening te treffen indien onverwijlde spoed dat vereist.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat verzoeker recht heeft op opvang hangende de beroepsprocedure, en dat het belang van verzoeker bij continuering van de opvang groter is dan het belang van verweerder bij het verwijderen van verzoeker uit de opvang. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.