ECLI:NL:RBDHA:2018:8642
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis wegens gebrek aan feitelijke gezinsband
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres, van Eritrese nationaliteit, had een aanvraag ingediend ten behoeve van haar verblijf in Nederland, waarbij verweerder, de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de aanvraag had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de referent, die ook van Eritrese nationaliteit is, niet had aangetoond dat eiseres feitelijk tot zijn gezin behoorde op het moment van zijn binnenkomst in Nederland. De rechtbank stelde vast dat er geen feitelijke gezinsband was aangetoond, aangezien referent in 2010 met een andere vrouw was gehuwd en hij geen relatie met eiseres had op het moment van zijn aanvraag. Eiseres voerde aan dat er wel degelijk een feitelijke gezinsband was, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden, waaronder de huwelijksstatus van referent en zijn verklaringen, niet voldoende waren om de aanvraag te honoreren. De rechtbank verwierp ook het beroep op artikel 8 van het EVRM, omdat de wetgeving geen ruimte bood voor een verdere afweging in dit geval. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.