Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres 1] ,
mede namens haar minderjarige kinderen:
[kind 1] , geboren op [geboortedatum] 2001,
[kind 2] , geboren op [geboortedatum] 2004,
[kind 3] , geboren op [geboortedatum] 2017,
[eiseres 2] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Procesverloop
Overwegingen
Eiseres 1 is getrouwd met [echtgenoot], geboren op [geboortedatum] 1979, van Turkse nationaliteit. Bij besluit van 29 januari 2013 heeft verweerder de aanvraag van de echtgenoot van eiseres 1 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen met toepassing van artikel 1(F) van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen. Aan hem is bij aanvullend besluit van 19 mei 2015 een inreisverbod opgelegd voor de duur van tien jaar. In dit besluit heeft verweerder geconcludeerd dat de echtgenoot van eiseres 1 aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Turkije een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Het beroep van de echtgenoot van eiseres 1 tegen de hiervoor genoemde besluiten is bij uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 30 juli 2015, respectievelijk niet-ontvankelijk en ongegrond verklaard. Het hiertegen ingestelde hoger beroep is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) bij uitspraak van 22 april 2016 ongegrond verklaard.
Ook op het nieuwe adres kwam de politie regelmatig langs. Zij werd vaak meegenomen naar het politiebureau en verhoord over haar echtgenoot. De buren kregen in de gaten waarom de politie zo vaak langs kwam en dat eiseres 1 en haar kinderen Koerden zijn. Nadat zij ongeveer een jaar op het nieuwe adres had gewoond, kwam de huisbaas met de mededeling dat zij moest vertrekken omdat zij Koerd was. Zij heeft gewezen op haar huurcontract, maar de huisbaas bleef erop terugkomen. Na twee jaar kon zij niet meer tegen de druk van de huisbaas en de politie en is zij op zoek gegaan naar een andere woning. Zij kon echter vanwege haar etniciteit geen woning vinden. Uiteindelijk is zij met haar gezin tijdelijk bij een neef gaan wonen. Nadat zij zich op dit adres had ingeschreven, bleef de politie haar lastigvallen. Dit zorgde er uiteindelijk voor dat zij niet langer bij haar neef kon wonen.
Op een gegeven moment deed de politie haar een voorstel. Zij zou voor de politie kunnen infiltreren in de PKK en dan zou het haar aan niets meer ontbreken. Zij heeft dit voorstel afgewezen. De politie kwam er echter regelmatig op terug. Ongeveer zes weken voor haar vertrek naar Nederland heeft de politie haar te kennen gegeven dat dit haar laatste kans was om mee te werken. Als zij niet zou meewerken, zou er in haar huis een bom en een wapen worden gelegd. Als een collega politieagent deze wapens zou vinden, dan zou zij beschuldigd worden van het bieden van hulp en onderdak aan de PKK.
Nadat zij met haar familie had overlegd, heeft haar schoonvader geregeld dat zij met de kinderen het land kon verlaten.
Op school werd zij slecht behandeld. Haar schoolgenoten en ouders van de kinderen zeiden haar dat zij slecht was en schuldig. Zij wilde daarom op een gegeven moment niet meer naar school. Vervolgens is het gezin verhuisd naar een huurwoning, maar ook daar kwam de politie aan de deur. Zij haalden dan het huis overhoop en namen haar moeder mee. Uiteindelijk moest het gezin onder druk van de buren opnieuw verhuizen. Het gezin is ingetrokken bij een broer van haar moeder. Ook daar kwam de politie weer aan de deur. De laatste keer voor hun vertrek werd haar moeder weer meegenomen door de politie. Zij kwam huilend thuis. Zij heeft vervolgens haar moeder tegen haar broer horen zeggen dat zij was bedreigd en dat de politie had gezegd dat zij moest meewerken, omdat er anders een bom en een vuurwapen in het huis zou worden verstopt. Haar moeder heeft vervolgens documenten geregeld en het gezin is daarna vertrokken.
Verder acht verweerder ongeloofwaardig dat de politie eiseres 1 eerst na vijf jaar plotseling ging bedreigen. De stelling dat dit waarschijnlijk te maken had met het feit dat de Koerdische zaak ging opspelen en dat deze tactiek wellicht werd gebruikt om de Koerden nog meer onder druk te zetten en tegen elkaar op te zetten, volgt verweerder niet. Verder volgt verweerder niet dat zij nog twee maanden bedenktijd zou hebben gekregen, nu zij al vijf jaar bedenktijd had gehad. Haar verklaring dat het ultimatum moet worden bezien in het licht van de escalatie van de strijd tussen de Turkse overheid en de PKK, volgt verweerder niet, omdat het juist dan bevreemdend is dat zij onder dergelijke omstandigheden twee maanden bedenktijd kreeg, paspoorten kon aanvragen en het land legaal kon verlaten.
Het voorgaande geldt ook voor het standpunt van verweerder dat hij het niet geloofwaardig acht dat eiseres heel vaak is benaderd door de politie zonder dat haar concreet duidelijk is gemaakt wat zij precies moest doen en dat zij, nadat haar al vijf jaar bedenktijd was gegund, nog eens twee maanden bedenktijd heeft gekregen.
Daarnaast heeft verweerder de door eiseres gegeven verklaring voor het feit dat zij vijf jaar lang alleen is verzocht om mee te werken en eerst daarna werd bedreigd - te weten dat dit waarschijnlijk te maken had met het feit dat de Koerdische zaak weer ging opspelen - onvoldoende deugdelijk gemotiveerd verworpen. Immers, verweerder heeft zich enkel op het standpunt gesteld dat eiseres deze verklaring ook heeft gegeven voor haar stelling dat zij, na drie jaar lang minder vaak te zijn bezocht door de politie, het laatste jaar weer vaker werd lastiggevallen. Verweerder heeft daarmee niet gemotiveerd waarom deze verklaring niet voor beide stellingen van eiseres kan gelden, noch waarom deze verklaring, bezien in het licht van de landeninformatie of gerelateerd aan andere asielrelazen, niet kan worden gevolgd.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank met de gegeven motivering dan ook niet deugdelijk gemotiveerd dat deze gang van zaken ongeloofwaardig is en daarom afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres. Dat geldt te meer nu haar relaas over de negatieve aandacht van en bejegening door de Turkse autoriteiten past in het beeld van hetgeen bekend is over de situatie van Koerden en met name (vermeende) sympathisanten en leden van de PKK en hun familieleden in Turkije.
Deze beroepsgrond slaagt eveneens.
De beroepsgrond slaagt.