Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.Bewijsoverwegingen
Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat, ten gevolge van de flauwe bocht die het fietspad maakte achter de auto, de bestuurder van de bedrijfsauto vanaf zijn zitplaats de naderende fietsster, afhankelijk van haar positie op het fietspad, niet kon zien tot ongeveer 16 tot 22 meter voor de plaats van de aanrijding. De bedrijfsauto waarin verdachte reed was er een van het gesloten type en had dus geen binnenspiegel.
Zoals hiervoor reeds aangegeven reed de fietsster met een snelheid tussen de 18 en 25 km/u, dus 5 tot 7 meter per seconde, hetgeen betekent dat zij die afstand van 16 tot 22 meter in een zo kort tijdsbestek heeft afgelegd dat niet valt uit te sluiten dat verdachte haar niet heeft kunnen opmerken tussen het kijken in zijn buitenspiegel en het (gedeeltelijk) openen van het portier.
Deze strafbepaling ziet in beginsel op ieder gedrag dat invloed heeft op de veiligheid en de vrijheid van het verkeer op de weg. De bepaling strekt er slechts toe evidente vormen van gevaar of hinder te sanctioneren. Of sprake is van gevaarzettend gedrag, als bedoeld in deze bepaling hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
of omstreeks02 november 2016 te Noordwijk als verkeersdeelnemer, te
heeftaldaar
(met de neus van het voertuig in de
(rechts
)naast
/aande Nieuwe
en/of geopend houdenvan het portier een links naast, althans
)tengevolge waarvan die fietser tegen het portier is gebotst,
(genaamd [slachtoffer]
)letsel heeft bekomen,
(en
)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De strafoplegging
straftoemeting. Een straf op grond van artikel 5 van de WVW 1994 dient immers in overeenstemming te zijn met de ernst van de verkeersfout zonder hierbij de – in dit geval aanmerkelijke – gevolgen in aanmerking te nemen.
7.De toepasselijke wetsartikelen
- 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.