ECLI:NL:RBDHA:2018:842
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser had eerder asielaanvragen ingediend in Italië en Duitsland, en verweerder had de Italiaanse autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen.
Tijdens de zitting op 25 januari 2018 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was afwezig met bericht van verhindering. De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen. De rechtbank verwijst naar uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat de situatie in Italië niet zodanig is dat overdracht aan dat land in strijd is met de mensenrechten.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de terugname van eiser door Italië geen schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest zal opleveren. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.