ECLI:NL:RBDHA:2018:8377

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
13 juli 2018
Zaaknummer
NL18.9729 en NL18.9281
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens tegenstrijdige verklaringen en onvoldoende bewijs van vervolging in Egypte

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in de asielaanvraag van eiser, die afkomstig is uit Egypte. Eiser heeft een verblijfsvergunning asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser tegenstrijdige en wisselende verklaringen heeft afgelegd over zijn deelname aan een demonstratie in Egypte en zijn veroordeling. Eiser heeft verklaard dat hij lid is van het moslimbroederschap en dat hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Egypte, vooral na de moord op zijn vader. Echter, de rechtbank stelt vast dat de verklaringen van eiser niet consistent zijn en dat hij eerder onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank heeft ook overwogen dat het overgelegde document uit het strafregister van Egypte niet voldoende bewijs levert voor de claims van eiser. De rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiser terecht is afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank heeft het beroep met zaaknummer NL18.9729 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep met zaaknummer NL18.9281 ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.9729 en NL18.9281

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Bicer).

ProcesverloopBij besluit van 10 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.9730, plaatsgevonden op 31 mei 2018.Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Al Sabti. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Ten aanzien van het beroep niet tijdig beslissen
1. Verweerder heeft op 10 mei 2018 het bestreden besluit genomen. Eiser heeft de ontvangst van dit besluit bestreden. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het besluit van 10 mei 2018 dezelfde dag per fax is verzonden. De rechtbank stelt vast dat, ervan uitgaande dat het besluit van 10 mei 2018 op dezelfde dag is verzonden, het beroep niet tijdig beslissen met zaaknummer NL18.9281 op 16 mei en derhalve binnen de beroepstermijn is ingediend. Analoog met artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht merkt de rechtbank dit beroep van 16 mei 2018 aan als gericht te zijn tegen het bestreden besluit. In de zaak NL18.9729 is het beroep buiten de beroepstermijn ontvangen. Dat beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Ten aanzien van de afwijzing van de asielaanvraag
2. Eiser stelt dat hij de Egyptische nationaliteit heeft en dat hij geboren is op [geboortedatum] 1986. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zijn vader lid is van het moslimbroederschap en dat de mensen in zijn omgeving sympathisant zijn van het moslimbroederschap. In Egypte heeft eiser deelgenomen aan een demonstratie. Hij is tijdens deze demonstratie gearresteerd. Nadat eiser op borgtocht was vrijgekomen en Egypte had verlaten, is hij veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf met werk. Eiser vreest daarom dat hij bij terugkeer gevangen wordt genomen. Verder heeft eiser verklaard dat zijn vader vlak na zijn vertrek uit Egypte is vermoord. Ook heeft eiser verklaard in Nederland te hebben meegedaan aan demonstraties en dat hiervan filmpjes zijn gemaakt waarop hij te zien is. Deze filmpjes staan op Youtube en ook hierdoor vreest eiser problemen te ondervinden bij terugkeer naar zijn land van herkomst.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
 Identiteit, nationaliteit en herkomst;
 Deelname aan en veroordeling vanwege demonstratie in Egypte;
 De vader van eiser is vermoord.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, e, f en h, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000). Verweerder heeft er allereerst op gewezen dat eiser voordat hij zijn asielaanvraag indiende herhaaldelijk juiste gegevens heeft verzwegen, waardoor hij niet als geloofwaardig persoon kan worden aangemerkt. Dit doet volgens verweerder reeds op voorhand afbreuk aan de oprechtheid van onderhavige asielaanvraag. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De verklaringen van eiser over zijn deelname aan en veroordeling vanwege een demonstratie in Egypte heeft verweerder echter ongeloofwaardig geacht. Ook de verklaringen van eiser dat zijn vader vanwege zijn lidmaatschap aan het moslimbroederschap is vermoord heeft verweerder ongeloofwaardig geacht. Verder heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Daartoe heeft verweerder overwogen dat eiser de Minister heeft misleid over zijn identiteit en nationaliteit, waardoor sprake is van het verstrekken van valse informatie. Ook meent verweerder dat eiser verklaringen heeft afgelegd die kennelijk tegenstrijdig zijn. Voorts stelt verweerder dat eiser de aanvraag enkel heeft ingediend om zijn uitzetting of overdracht uit te stellen of te verijdelen aangezien gebleken is dat hij zich sinds 2006 met intervallen illegaal heeft opgehouden in Nederland. Daarnaast wijst verweerder erop dat eiser niet onverwijld kenbaar heeft gemaakt dat hij internationale bescherming wenst aangezien hij reeds een maand of anderhalve maand in Nederland was voordat hij werd aangehouden en zijn asielaanvraag indiende.
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Voor zover van belang wordt in het navolgende ingegaan op hetgeen namens eiser tegen het bestreden besluit is aangevoerd.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
Voor zover eiser stelt dat hij niet naar behoren heeft kunnen verklaren, overweegt de rechtbank dat verweerder terecht heeft gesteld dat uit de rapporten van de gehoren niet blijkt dat sprake was van communicatieproblemen. Zo heeft de gehoormedewerker meermaals gevraagd of eiser lichamelijk en geestelijk in staat is om gehoord te worden. Eiser heeft deze vragen bevestigend beantwoord. Ook heeft eiser aan het einde van de gehoren verklaard dat hij de tolk heeft begrepen en dat hij geen op- of aanmerkingen had over het gehoor. Verder is er regelmatig pauze gehouden. Ter zitting heeft eiser verklaard dat verweerder er onvoldoende rekening mee heeft gehouden dat eiser aan het vasten was nu de gehoren plaatsvonden tijdens de ramadan. De rechtbank volgt dit niet aangezien de nadere gehoren hebben plaatsgevonden op 11 augustus 2016 en 31 augustus 2017 en het een feit van algemene bekendheid is dat de ramadan op dat moment niet plaatsvond. De beroepsgrond slaagt niet.
6.2
Ten aanzien van het betoog dat verweerder zijn stelling dat eiser herhaaldelijk onjuiste personalia heeft doorgegeven niet heeft onderbouwd, overweegt de rechtbank als volgt. Niet betwist is dat eiser in 2009 een aanvraag om afgifte van een document als gemeenschapsonderdaan heeft ingediend en dat deze aanvraag is afgewezen vanwege verdenking van een schijnhuwelijk. Dat de uitspraak van de rechtbank over het schijnhuwelijk niet is overgelegd, maakt dit niet anders. Daarbij merkt de rechtbank op dat de stukken met betrekking tot het schijnhuwelijk in het digitale dossier zitten. Verder heeft verweerder voldoende onderbouwd dat eiser in 2008 heeft verklaard de Palestijnse nationaliteit te hebben en zich onder een andere naam heeft uitgegeven. De rechtbank acht de vermelding hiervan in de vreemdelingenadministratie voldoende nu dit een ambtelijk opgemaakt proces-verbaal betreft. Wat betreft het feit dat eiser heeft verklaard dat hij in 2014 heeft verklaard dat hij verblijfsrechtelijk procedures had lopen in Italië, wordt verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 juni 2014 (AWB 14/11871). In deze uitspraak staat dat eiser er niet in is geslaagd om aan te tonen dat hij verblijfsrecht heeft in Italië en dat uit onderzoek van verweerder is gebleken dat eiser niet voorkomt in Italië. Ook hieruit blijkt dat eiser er niet voor terugschrikt om foutieve informatie aan de autoriteiten te verstrekken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder voldoende heeft onderbouwd dat eiser herhaaldelijk onjuiste personalia en informatie heeft doorgegeven. Verweerder heeft dan ook mogen overwegen dat dit reeds op voorhand afbreuk doet aan de oprechtheid van eisers asielaanvraag.
6.3
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat eiser tegenstrijdig en wisselend heeft verklaard over zijn deelname aan en veroordeling vanwege een demonstratie in Egypte. Zo heeft eiser tijdens het nader gehoor enerzijds verklaard dat hij aanhanger is van Morsi, terwijl hij anderzijds heeft verklaard dat hij geen lid was van het moslimbroederschap. Ook heeft eiser bij de politie in 2014 tegenstrijdig verklaard over zijn lidmaatschap van het moslimbroederschap nu hij eerst heeft verklaard lid te zijn van het moslimbroederschap en vervolgens heeft verklaard dat hij wel en geen lid is. Het betoog dat uit het proces-verbaal van de politie niet volgt dat hij tegenstrijdig heeft verklaard volgt de rechtbank niet nu hiervoor uiteen is gezet dat eiser meerdere malen tegenstrijdig en wisselend over zijn politieke overtuiging heeft verklaard. Verder heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser wisselend heeft verklaard over wanneer hij terug is gekeerd naar Egypte en wanneer de demonstratie heeft plaatsgevonden. Weliswaar voert eiser terecht aan dat nergens uit blijkt dat eiser op 26 maart 2018 heeft gedemonstreerd, maar dit neemt niet weg dat eiser er niet in is geslaagd om hierover duidelijkheid te verschaffen. Eiser heeft namelijk eerst verklaard dat hij op 18 of 20 februari 2015 is teruggekeerd en heeft daarna verklaard dat hij tussen 20 en 26 februari 2015 is teruggekeerd. Ook heeft hij verklaard dat hij tien of vijftien dagen na zijn aankomst in Egypte is opgepakt, terwijl hij ook heeft verklaard dat hij net weer een week in het land was op het moment van de demonstratie. Ook heeft verweerder er op mogen wijzen dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn deelname aan de demonstratie. Zo heeft eiser in zijn vrije relaas verklaard dat hij pamfletten heeft uitgedeeld, terwijl hij vervolgens heeft verklaard dat hij geen pamfletten bij zich had. De stelling dat er sprake is van een verkeerde vertaling en dat eiser geen pamfletten heeft uitgedeeld volgt de rechtbank niet nu dit niet uit het gehoor is op te maken.
6.4
Wat betreft het overgelegde document uit het strafregister van Egypte, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft ter zitting uiteengezet dat een document dat wordt overgelegd bij een eerste asielaanvraag niet ten nadele kan worden tegengeworpen, maar dat dit niet betekent dat zonder meer van een document kan worden uitgegaan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder er terecht op heeft gewezen dat eisers verklaringen niet in overeenstemming zijn met het document dat hij heeft overgelegd. Zo heeft verweerder ter zitting erop gewezen dat eiser in het eerste gehoor heeft verklaard dat hij tussen ongeveer 20 en 26 februari 2015 vanwege zijn problemen naar de plaats [plaats] is gevlucht. Deze verklaring is niet te rijmen met het overgelegde document, waarop staat vermeld dat pas veel later, namelijk op 26 maart 2015, een strafzaak tegen eiser is aangetekend. Ook strookt deze verklaring niet met de verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor over wanneer de demonstratie heeft plaatsgevonden, zoals onder 6.3 uiteen is gezet. Verder heeft eiser wisselend verklaard over of hij al dan niet aanwezig was bij de eerste uitspraak van de rechtbank. Zo heeft eiser in het nader gehoor meerdere malen verklaard dat hij aanwezig was bij de eerste uitspraak, terwijl hij bijvoorbeeld ter zitting heeft verklaard dat hij Egypte is uitgereisd voordat de beslissing viel. Daarnaast heeft verweerder er op mogen wijzen dat het document geen logo bevat en dat de stempel op het document onleesbaar is. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft mogen tegenwerpen dat het eiser niet gelukt is om het strafrechtelijke vonnis te overleggen. Dat het voor eiser niet mogelijk zou zijn om het vonnis te overleggen, heeft hij onvoldoende onderbouwd. Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte niet de door eiser gewenste waarde aan het overgelegde document toegekend.
6.5
Verweerder heeft voorts terecht naar voren gebracht dat het bevreemdend is dat eiser op borgtocht is vrijgelaten en dat hij legaal Egypte heeft kunnen verlaten. De stelling dat eiser op het moment van zijn uitreis een blanco strafblad had volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft er immers terecht op gewezen dat eiser volgens zijn eigen verklaringen op het moment van zijn uitreis reeds in eerste aanleg veroordeeld was. Het betoog dat de veroordeling nog niet onherroepelijk was, hij slechts had meegelopen met de demonstratie en er een goed werkend borgtochtsysteem in Egypte is kan eveneens niet slagen. Eiser werd immers verdacht van het demonstreren namens of met een door de Egyptische autoriteiten aangemerkte terroristische organisatie, waardoor het niet aannemelijk is dat eiser op borgtocht heeft kunnen vrijkomen en legaal zijn land van herkomst heeft kunnen verlaten. Gelet op het voorgaande heeft verweerder er dan ook terecht op gewezen dat eisers legale uitreis er niet op duidt dat er nog een strafzaak tegen eiser in Egypte zou lopen of dat hij in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten zou staan.
6.6
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder heeft mogen overwegen dat zelfs al zou eiser op filmpjes te zien zijn, dat niet valt in te zien dat de Egyptische autoriteiten hem als zodanig zouden herkennen of identificeren. Het enkele feit dat eiser te zien is op een filmpje is dan ook onvoldoende voor het oordeel dat eiser daardoor in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten is komen te staan.
7. De rechtbank concludeert dat verweerder gelet op het vorenstaande de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser komt derhalve niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep met zaaknummer NL18.9729 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep met zaaknummer NL18.9281 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. E.F. Binnendijk, griffier.
Deze uitspraak is gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.