In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in de asielaanvraag van eiser, die afkomstig is uit Egypte. Eiser heeft een verblijfsvergunning asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser tegenstrijdige en wisselende verklaringen heeft afgelegd over zijn deelname aan een demonstratie in Egypte en zijn veroordeling. Eiser heeft verklaard dat hij lid is van het moslimbroederschap en dat hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Egypte, vooral na de moord op zijn vader. Echter, de rechtbank stelt vast dat de verklaringen van eiser niet consistent zijn en dat hij eerder onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank heeft ook overwogen dat het overgelegde document uit het strafregister van Egypte niet voldoende bewijs levert voor de claims van eiser. De rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiser terecht is afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank heeft het beroep met zaaknummer NL18.9729 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep met zaaknummer NL18.9281 ongegrond verklaard.