ECLI:NL:RBDHA:2018:8336
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit over rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over het rechtmatig verblijf van eiser, een Bulgaarse nationaliteit houder. Eiser had eerder aanvragen ingediend voor een verblijfsdocument, maar deze waren afgewezen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf had op basis van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit, omdat hij nooit arbeid in loondienst heeft verricht en niet kon aantonen dat hij als zelfstandige voldoende inkomen had. Eiser ontving sinds 1 augustus 2014 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, wat aanleiding gaf voor verweerder om onderzoek te doen naar zijn verblijfstatus. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij wel degelijk rechtmatig verblijf had tot 2014, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering bij aanvragen voor verblijfsdocumenten en de gevolgen van het ontvangen van bijstand voor de verblijfsstatus.