ECLI:NL:RBDHA:2018:8334

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 15566
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op grond van gezinsleven en procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor het doel 'gezinsleven uitoefenen met referente' op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eiser had eerder een aanvraag ingediend die op 18 juli 2017 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 11 oktober 2017 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 14 juni 2018 is eiser, na voorafgaand bericht, niet verschenen, terwijl de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft zich vervolgens de vraag gesteld of eiser nog procesbelang had bij de beoordeling van het bestreden besluit, nu hij inmiddels in het bezit was gesteld van een reguliere verblijfsvergunning. De rechtbank overwoog dat zolang eiser deze vergunning had, hij met zijn beroep niet in een gunstigere positie kon komen.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat eiser onvoldoende procesbelang had en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door rechter J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier M.H. van Limpt, en werd openbaar uitgesproken op 12 juli 2018. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/15566

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Yildirim),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

(gemachtigde: mr. H. Remerie)

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor het doel ‘gezinsleven uitoefenen met referente op grond van artikel 8 EVRM’ afgewezen.
Bij besluit van 11 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2018.
Eiser is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit nu hij in het bezit is gesteld van een reguliere verblijfsvergunning. Eiser heeft met deze reguliere verblijfsvergunning rechtmatig verblijf.
De rechtbank overweegt dat zolang eiser in het bezit is van deze vergunning hij met zijn beroep niet in een gunstigere positie kan komen te verkeren.
2. De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep nu hij in het bezit is van voornoemde verblijfsvergunning regulier.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. van Limpt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.