ECLI:NL:RBDHA:2018:8330

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 906
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod van een Senegalese vreemdeling

Op 12 juli 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een Senegalese vreemdeling, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat op 12 januari 2018 was opgelegd. Eiser stelde dat er al een eerder terugkeerbesluit en inreisverbod bestond, waardoor het nieuwe besluit ten overvloede was. De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk was, omdat er geen procesbelang was; het eerdere besluit had nog rechtskracht. Ten aanzien van het inreisverbod oordeelde de rechtbank dat dit een separaat besluit was dat wel op rechtsgevolg was gericht. Eiser had geen gronden aangevoerd tegen het inreisverbod, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 12 juli 2018, door rechter M. Soffers in aanwezigheid van griffier R. Kroon.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/906

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2018 in de zaak tussen

[ndoye], eiser, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. H. Drenth),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 12 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1986 en de Senegalese nationaliteit te hebben. Op 12 januari 2018 is eiser gehoord in verband met het voornemen aan hem een terugkeerbesluit en inreisverbod op te leggen. Vervolgens is eveneens op 12 januari 2018 een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van 0 dagen en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
2. Eiser kan zich met dit besluit niet verenigen en voert aan dat er nog een eerder geldend terugkeerbesluit met inreisverbod bestaat, wat betekent dat het bestreden besluit ten aanzien van zowel het terugkeerbesluit als het inreisverbod ten overvloede is genomen. Ter staving van zijn standpunt verwijst eiser naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:959). Eiser verzoekt voorts nadrukkelijk om verweerder in de proceskosten te veroordelen.
3. Verweerder heeft op 14 september 2016 een terugkeerbesluit tegen eiser uitgevaardigd. Gesteld noch gebleken is dat eiser sindsdien het EU-grondgebied heeft verlaten zodat dit terugkeerbesluit nog altijd rechtskracht heeft. Het bestreden terugkeerbesluit is derhalve niet op rechtsgevolgen gericht. De rechtbank verklaart het beroep ten aanzien van het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk, nu geen sprake is van procesbelang.
4. Ten aanzien van het opgelegde inreisverbod stelt eiser dat nu het inreisverbod qua motivering met het terugkeerbesluit is verknocht, het inreisverbod ten overvloede is genomen. De rechtbank volgt eiser niet. Het inreisverbod is immers een separaat besluit dat wel op rechtsgevolg is gericht. De beroepsgrond faalt daarom. Eiser heeft voorts geen redenen aangevoerd waarom verweerder geen inreisverbod had moeten opleggen. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.