ECLI:NL:RBDHA:2018:8297

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
09/819137-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met valse sleutels, gewoontewitwassen en verduistering in dienstbetrekking door een medewerker van een stichting

Op 11 juli 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met valse sleutels, gewoontewitwassen en verduistering in dienstbetrekking. De verdachte, werkzaam bij een stichting, heeft gedurende een periode van bijna vijf jaar opzettelijk geldbedragen ontvreemd van cliënten die onder bewind stonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door gebruik te maken van pinpassen van cliënten, waarmee zij geld heeft gepind zonder toestemming. Daarnaast heeft zij geldbedragen van een nalatenschap verduisterd, die zij had moeten beheren in haar functie bij de stichting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van de ontvreemde geldbedragen. De vorderingen van benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet zonder nader onderzoek konden worden beoordeeld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/819137-17
Datum uitspraak: 11 juli 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 7 februari 2018 (pro forma), 21 maart 2018 en 27 juni 2018 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T.H. Slieker en van hetgeen door verdachte en haar raadsman mr. F.D.W. Siccama, alsmede door de raadsman van de benadeelde partij Stichting De Rotonde, mr. W.H. Klein Meuleman, naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 21 maart 2018 medegedeeld dat hij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
zij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 15 december 2016 te Rotterdam en/of Ridderkerk en/of elders in Nederland, althans in Nederland,
(telkens) opzettelijk (een) goed(eren) te weten een of meer (grote) geldbedrag(en) tot een totaal van (ongeveer) 718.946,00 euro, althans een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende(n) aan [stichting] en/of [benadeelde 1] en/of (erven van) [benadeelde 2] en/of (erven van) [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als bestuurslid van de [stichting] , in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
en/of
zij (op een of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 15 december 2016 te Rotterdam en/of Ridderkerk en/of elders in Nederland, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer (grote) geldbedrag(en) (totaal ongeveer 718.946,00 euro), althans enig(e) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende(n) aan [stichting] en/of [benadeelde 1] en/of (erven van) [benadeelde 2] en/of (erven van) [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij de verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een
pinpas/bankpas met bijbehorende pincode, tot het gebruik waartoe zij, verdachte, niet gerechtigd was, meermalen, althans eenmaal (telkens) geldbedragen te pinnen van de rekening van die [stichting] en/of [benadeelde 1] en/of (erven van) [benadeelde 2] en/of (erven van) [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] ;
2.
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 24 oktober 2017 (telkens), te Rotterdam en/of Ridderkerk en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
a)
van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere (grote) geldbedrag(en) tot een totaal van 718.946,00 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats heeft verborgen en/of verhuld dan wel verborgen heeft gehouden of heeft verhuld wie de rechthebbende op dit voorwerp/ deze voorwerpen is, en/of dit voorwerp/ deze voorwerpen, te weten geld, voorhanden heeft gehad
dan wel
b)
van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere (grote) geldbedrag(en) tot een totaal van 718.946,00 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of een of van meerdere voorwerpen, te weten een of meederere geldbedrag(en) tot een totaal van 718.946,00 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt,
immers hebben/ heeft zij, verdachte, en/of haar mededader(s) toen en daar (telkens) die/dat geldbedrag(en)/ voorwerp(en), onder zich genomen en/of gehouden en/of uitgegeven voor privé-doeleinden en/of gestort op een of meerdere (privé) bankrekeningen
terwijl zij verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) dat bovengenoemde (grote) geldbedrag(en) telkens geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf/ misdrijven,
en/of
van het plegen van witwassen een gewoonte hebben/ heeft gemaakt;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde met dien verstande dat vrijspraak dient te volgen voor verduistering c.q. diefstal van geld dat aan [stichting] toebehoorde. Voorts heeft de officier van justitie gerekwireerd dat de in het dossier opgenomen pintransacties dienen te worden aangemerkt als diefstal met een valse sleutel en dat de overgemaakte bedragen dienen te worden aangemerkt als verduistering in dienstbetrekking.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot een bewezenverklaring van medeplegen van het onder b ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van diefstal/verduistering van geld van de Stichting, aangezien het geld niet aan de Stichting toebehoorde.
Voorts heeft de raadsman – kort gezegd - aangevoerd dat het tenlastegelegde bedrag hoger is dan het daadwerkelijk weggenomen bedrag. Derhalve heeft de raadsman primair bepleit dat het bedrag dient te worden weggestreept van de tenlastelegging. Subsidiair dient het bedrag tot circa € 500.000,- gematigd te worden, aldus de raadsman.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder feit 2 heeft de raadsman bepleit dat er geen sprake is geweest van medeplegen. Tevens heeft hij bepleit dat er geen sprake is van witwassen voor de bedragen die verdachte heeft overgemaakt naar haar eigen rekening en voor de bedragen die cliënte met de pas van aangevers heeft gepind en meteen heeft uitgegeven, omdat er in die gevallen volgens de raadsman geen sprake is van het verbergen/verhullen in de zin van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Feit 1 (diefstal en verduistering in dienstbetrekking)
Diefstal met een valse sleutel
Op 22 december 2016 deed [aangever] (casemanager bij bewindvoerderskantoor [stichting] te Rotterdam) namens [benadeelde 1] (cliënt van [stichting] ) aangifte. [2] Uit de bankafschriften van de heer [benadeelde 1] bleek dat er geregeld geldopnames van zijn rekening werden gedaan. Toen de heer [benadeelde 1] door zijn casemanager daarnaar werd gevraagd, verklaarde hij dat hij niet in het bezit was van een pinpas van de rekening. [3] Vervolgens is onderzoek gedaan naar dossiers van cliënten die bij de Stichting in behandeling waren of in behandeling zijn geweest. In het dossier van [benadeelde 3] werden onrechtmatige onttrekkingen van gelden aangetroffen. [4] Ook in het dossier van [benadeelde 4] bevonden zich pinmutaties, welke niet door de cliënt waren gedaan. [5] In de verschillende dossiers hebben pintransacties plaatsgevonden in Nederland in de periode van 1 januari 2012 tot 15 december 2016. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 21 maart 2018 verklaard dat zij sinds 2002 in dienst was van de [stichting] , sinds (ongeveer) 2010 in de functie van bedrijfsleidster, en dat zij binnen deze functie geen bevoegdheid had om gebruik te maken van bankrekeningen van mensen die onder bewind stonden, maar dat zij wel gebruik heeft gemaakt van pinpassen/bankpassen van rekeningen van mensen die onder bewind van de Stichting waren gesteld. Dat begon met de pinpas van de heer [benadeelde 1] . Op enig moment kwam de pinpas met pincode via de post binnen op het kantoor van de Stichting. De post was bedoeld voor de casemanager, maar verdachte heeft de pas achtergehouden en is met de pinpas gaan pinnen. Zij geeft aan verantwoordelijk te zijn voor alle pintransacties die van zijn rekening zijn gedaan. Vervolgens herhaalde verdachte deze handelswijze met de pinpassen van [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en heeft zij met de achtergehouden passen ook van hun rekeningen geld gepind. [7]
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte zich ten aanzien van [benadeelde 1] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] schuldig heeft gemaakt aan diefstal met een valse sleutel. Zij heeft immers, met behulp van de pinpassen en pincodes, geld dat aan hen toebehoorde toegeëigend, zonder dat zij daartoe gerechtigd was en zonder dat zij daarvoor toestemming had.
Verduistering in dienstbetrekking
Uit het dossier van de nalatenschap van [benadeelde 2] bleek dat er grote bedragen waren overgemaakt naar de rekening van verdachte en naar [korfbalvereninging] . De eerste afboeking van de rekening van [benadeelde 2] heeft plaatsgevonden op 11 januari 2016 en de laatste afboeking dateert van 11 juli 2016. Binnen de Stichting zou verdachte de nieuwe afdeling nalatenschappen gaan ontwikkelen. [8]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 21 maart 2018 daarover verklaard dat de afhandeling van nalatenschappen binnen de Stichting nog in de kinderschoenen stond en dat zij deze pijler zou gaan ontwikkelen. Om die reden had zij toegang tot de rekening van [benadeelde 2] . Verdachte heeft verder verklaard dat zij misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om het geld van [benadeelde 2] te beheren. Zij heeft van de nalatenschap van [benadeelde 2] geldbedragen overgemaakt naar de korfbalvereniging en naar haar privérekening. [9] Het geld dat zij overmaakte naar de korfbalvereniging, waar zij penningmeester van was, heeft zij vervolgens opgenomen. [10]
Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte in de periode van 11 januari 2016 tot en met 11 juli 2016 in haar dienstbetrekking bij de Stichting ten aanzien van de erven van [benadeelde 2] geld heeft verduisterd.
Vrijspraak ten aanzien van [stichting]
Met de raadsman en officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat het geld dat door verdachte is ontvreemd aan de Stichting toebehoorde. De rechtbank zal verdachte om die reden voor dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
De hoogte van het ontvreemde bedrag
Op basis van het dossier en de verklaringen van verdachte is gebleken dat verdachte zich gedurende een lange periode met grote frequentie schuldig heeft gemaakt aan diefstal van geldbedragen met een valse sleutel. Tevens staat vast dat zij vele geldbedragen heeft verduisterd. Op basis van de bedragen die zijn genoemd in de aangiftes en de overzichten in het dossier zou er volgens de politie op deze wijze een totaalbedrag van € 719.946,00 zijn ontvreemd. Dit totaalbedrag is gemotiveerd betwist door de verdediging, waarbij onder meer is aangevoerd dat niet alle bankafschriften, waarop de berekeningen in de aangiftes en de overzichten zijn gebaseerd, in het dossier zitten, zodat deze niet kunnen worden gecontroleerd. De rechtbank overweegt dat om deze reden thans inderdaad niet met voldoende zekerheid het exacte ontvreemde totaalbedrag kan worden vastgesteld. De rechtbank zal bij de bewezenverklaring daarom uitgaan van geldbedragen in algemene zin.
Feit 2 (witwassen)
Onder feit 2 wordt verdachte verweten meerdere geldbedragen te hebben witgewassen. Onder verwijzing naar de onder feit 1 aangehaalde bewijsmiddelen komt de rechtbank allereerst tot de vaststelling dat deze geldbedragen een criminele herkomst hebben, namelijk de eigen misdrijven van verdachte (verduistering in dienstbetrekking en diefstal met valse sleutels).
Verdachte heeft ter terechtzitting van 21 maart 2018 verklaard dat zij van het ontvreemde geld ‘asociaal’ luxe heeft geleefd en dat zij haar kinderen met het geld heeft verwend. Zij heeft geen (gedeelte van het) geld bewaard, maar alles uitgegeven. [11]
Vrijspraak artikel 420bis lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht (Sr)
De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken nu niet is gebleken dat verdachte handelingen heeft verricht waarmee de werkelijke aard of herkomst van de geldbedragen zijn verborgen of verhuld.
Bewezenverklaring artikel 420bis lid 1 onder b Sr
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de geldbedragen heeft omgezet en hiervan gebruik heeft gemaakt door diverse goederen en diensten aan te schaffen, zoals verdachte zelf heeft verklaard. Dit maakt dat sprake is van witwassen als bedoeld in artikel 420bis lid 1 onder b Sr.
Gewoontewitwassen
Gelet op de lange periode en het grote aantal pintransacties is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van geldbedragen.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat anderen wisten dat de geldbedragen en/of de voorwerpen die zij van verdachte kregen en/of gebruikten afkomstig waren uit enig misdrijf. De rechtbank zal verdachte om die reden dan ook vrijspreken van medeplegen.
De hoogte van het witgewassen bedrag
Overeenkomstig hetgeen onder feit 1 is geconcludeerd komt de rechtbank ook voor dit feit niet tot een bewezenverklaring van het exacte bedrag.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
zij op meerdere tijdstippen in de periode van 11 januari 2016 tot en met 11 juli 2016 te Rotterdam en/of Ridderkerk en/of elders in Nederland, telkens opzettelijk een goed te weten een geldbedrag toebehorende aan erven van [benadeelde 2] en welk goed verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking
bijde [stichting] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en
zij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2012 tot en met 15 december 2016 te Rotterdam en/of Ridderkerk en/of elders in Nederland, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] , waarbij de verdachte het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een pinpas/bankpas met bijbehorende pincode, tot het gebruik waartoe zij, verdachte, niet gerechtigd was, telkens geldbedragen te pinnen van de rekening van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] ;
2.
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2012 tot en met 24 oktober 2017, te Rotterdam en/of Ridderkerk en/of (elders) in Nederland, meerdere voorwerpen, te weten meerdere geldbedragen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van meerdere voorwerpen, te weten
meerderegeldbedragen gebruik heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte toen en daar die geldbedragen, onder zich genomen en/of gehouden en/of uitgegeven voor privé-doeleinden en/of gestort op een of meerdere (privé) bankrekeningen, terwijl zij verdachte wist dat bovengenoemde geldbedragen telkens afkomstig waren uit enig misdrijf, en van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en medewerking aan schuldhulpverlening.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de proceshouding en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de nadelige gevolgen die verdachte reeds heeft ondervonden en om die redenen geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsman heeft bepleit dat kan worden volstaan met een taakstraf van lange duur in combinatie met een aanzienlijke voorwaardelijke straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Uit het dossier valt op te maken dat verdachte zich gedurende een periode van bijna vijf jaar als medewerker van de [stichting] zeer veelvuldig - gemiddeld ongeveer wekelijks, soms zelfs meerdere malen per week – schuldig heeft gemaakt aan diefstal met een gestolen pinpas van geldbedragen van cliënten die onder bewind van de Stichting stonden. Daarnaast heeft verdachte bij herhaling misbruik gemaakt van haar hoedanigheid als portefeuillehoudster van nalatenschappen door aanzienlijke geldbedragen van een nalatenschap te verduisteren. Hoewel de rechtbank op basis van het onderhavige dossier niet het exacte ontvreemde bedrag heeft kunnen vaststellen, kan op basis van het dossier en de verklaringen van verdachte wel worden aangenomen dat het totaal door verdachte ontvreemde bedrag tenminste 500.000 euro bedraagt. Ten aanzien van de strafmaat is echter niet alleen de totale hoogte van de ontvreemde bedragen van belang, maar ook in belangrijke mate de hiervoor genoemde frequentie waarmee verdachte telkens opnieuw de feiten pleegde en de berekenende en gestructureerde wijze waarmee verdachte de rekeningen van de meest kwetsbare personen, die aan de zorgen van haar werkgever waren toevertrouwd, heeft geplunderd, om daar vervolgens schaamteloos van te profiteren door er – in haar eigen woorden – ‘asociaal luxe van te leven’. Verdachte is hier vijf jaren lang mee doorgegaan, elke keer weer opnieuw, en is hier niet uit zichzelf mee gestopt. Slechts door ingrijpen van een bank, haar werkgever en de politie is aan deze zeer lange reeks van diefstallen en verduisteringen een einde gekomen. Met dit handelen heeft verdachte laten zien dat zij geen enkel respect had voor andermans goederen en eigendom. Behalve de grote financiële schade die verdachte heeft berokkend aan de slachtoffers, heeft verdachte hiermee ook het vertrouwen dat in haar en in haar werkgever was gesteld en dat in het algemeen aan bewindvoerders wordt gesteld, zeer ernstig beschaamd. Daarnaast heeft verdachte, door telkens al het geld uit te geven, er een gewoonte van gemaakt het weggenomen geld wit te wassen, waarmee zij een aanzienlijke hoeveelheid gestolen geld in de economie heeft gepompt en voor de gedupeerden heeft weggemaakt. Gelet op al deze strafverzwarende bijzonderheden van dit geval, ziet de rechtbank geen aanleiding om bij de bepaling van de straf zonder meer aan te sluiten bij de LOVS-oriëntatiepunten voor de strafoplegging bij fraude.
Documentatie
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie d.d. 31 mei 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens strafbare feiten met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Persoon van de verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 19 januari 2018, opgemaakt door [reclaseringwerker] . Door de reclassering wordt de kans op recidive als gemiddeld ingeschat. Hoewel er geen sprake is van schulden, is de financiële situatie, waarbij verdachte boven haar stand lijkt te willen leven, een risicofactor. Anderzijds lijkt verdachte geschrokken van de justitiële gevolgen van haar handelen en de gevolgen voor haar gezinsleden, wat haar lijkt te weerhouden van nieuw justitiecontact. Het blijft echter onduidelijk waarom verdachte haar delictgedrag niet heeft weten te stoppen, wat mogelijk te maken heeft met een beperkt inzicht in het delictgedrag. De reclassering acht het van belang dat verdachte ondersteuning geboden krijgt met betrekking tot haar psychosociaal functioneren en financiële situatie. Daarnaast lijkt verdachte behoefte te hebben aan ondersteuning gericht op het versterken van de copingvaardigheden, door middel van een ambulante behandeling.
Ter terechtzitting heeft verdachte spijt betuigd. Tevens is gebleken dat verdachte inmiddels is aangevangen met de afbetaling in termijnen van de door haar gestolen gelden. Verdachte heeft zich daartoe gemotiveerd getoond en zal, gelet op haar huidige financiële positie, waarschijnlijk nog lange tijd hiermee door moeten gaan. De rechtbank weegt dit in het voordeel van verdachte mee.
Straf
Alles afwegende acht de rechtbank alleen een gevangenisstraf van lange duur passend en geboden. De rechtbank zal een aanzienlijk deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaren, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nogmaals soortgelijke feiten te plegen. De rechtbank zal om die reden hierbij ook de bijzondere voorwaarden opleggen zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. De rechtbank zal een groter deel van de totale straf voorwaardelijk opleggen dan de officier van justitie heeft geëist, om daarmee recht te doen aan het feit dat verdachte naar verwachting nog lange tijd nodig zal hebben om de schulden aan de gedupeerden te vergoeden.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partij [stichting] tot een bedrag van € 263.105,00 [stichting] respectievelijk € 23.972,40 en € 1.744,00 aan advocaatkosten [stichting] en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelden partijen [benadeelde 5] en [benadeelde 2] . Voorts concludeert de officier van justitie tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente voor de toegewezen bedragen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen. Subsidiair bepleit de raadsman dat het door verdachte reeds terugbetaalde bedrag van de vordering van de [stichting] dient te worden afgetrokken en dat het door de benadeelde partij de [stichting] aangegeven reeds betaalde bedrag niet klopt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde 2] en [benadeelde 5] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding. De rechtbank zal deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de vorderingen gelet op de toelichtingen kennelijk gericht zijn op [stichting] .
[stichting] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van twee vorderingen tot schadevergoeding. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen. De behandeling van deze vorderingen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vorderingen door verdachte gemotiveerd zijn betwist en mede daardoor niet zonder nader onderzoek, dat de perken van dit strafgeding te buiten zou gaan, kunnen worden beoordeeld. De benadeelde partij kan de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 311, 322 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief en onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 eerste cumulatief/alternatief:
verduistering gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 1 tweede cumulatief/alternatief:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
1 (één) jaar, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
3 (drie) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland [adres] op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd aan de reclassering inzicht geeft in haar financiën en – indien de reclassering dit noodzakelijk acht – meewerkt aan het aflossen van schulden en/of het treffen van afbetalingsregelingen en/of schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van een (forensische) zorginstelling, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde 5] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij [stichting] niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen tot schadevergoeding en de vorderingen in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.J. van de Kar, voorzitter,
mr. R.G.C. Veneman, rechter,
mr. D.C. Laagland, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Oliemeulen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juli 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2016414270, van de politie eenheid Rotterdam, district D Rotterdam Zuid, districtsrecherche-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 282).
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever] namens [benadeelde 1] d.d. 22 december 2016, p.44-46.
3.Proces-verbaal van verhoor [aangever] d.d. 9 februari 2017, p.55; een geschrift, inhoudende een overzicht van de banktransacties van [benadeelde 1] d.d. 11 april 2017, p. 103-106.
4.Proces-verbaal van aangifte [naam] d.d. 12 juli 2017, p.66-69 en bijlagen p.70-79.
5.Proces-verbaal van aangifte [naam] d.d. 28 september 2017, p. 81-83, met bijlagen p. 84-97.
6.Proces-verbaal van verhoor [aangever] d.d. 9 februari 2017, p.55; een geschrift, inhoudende een overzicht van de banktransacties van [benadeelde 1] d.d. 11 april 2017, p. 103-106; Proces-verbaal van aangifte [naam] d.d. 12 juli 2017, p.66-69 en bijlagen p.70-79; Proces-verbaal van aangifte [naam] d.d. 28 september 2017, p. 81-83, met bijlagen p. 84-97.
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2018.
8.Proces-verbaal van aangifte [naam] d.d. 19 april 2017, p. 57-59 en bijlagen p.60-65.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2018.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 oktober 2017, p. 186.
11.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2018.