3.2Bij e-mail van 12 januari 2017 heeft ICARA in antwoord op een e-mail van eiser van 23 december 2016 waarin eiser vraagt wanneer een vervolgonderzoek zal plaatsvinden, aan hem medegedeeld dat een vervolgonderzoek niet meer ingepland zal worden. De reden hiervoor is dat eiser niet voldoende heeft meegewerkt aan de uitvoering van het onderzoek. Eiser had geen vertrouwen in de arts en wilde alleen op zijn eigen voorwaarden meewerken aan het onderzoek. Uit de e-mail van eiser van 23 december 2016 blijkt dat er nog sprake is van een probleem in de werkrelatie. ICARA concludeert dat het niet in staat is om een expertise uit te voeren en dat het dossier wordt afgerond.
4. Bij het primaire besluit is eiser per 1 december 2017 ontslag verleend op grond van artikel 8.4, eerste lid, van de CAO-NU.
5. Eiser heeft in bezwaar aangevoerd dat verweerder ten onrechte tot ontslag is overgegaan, nu ten tijde van het ontslagbesluit sprake was van ziekte en derhalve van een ontslagverbod. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser overgelegd:
- een brief van 12 april 2017 (getekend op 10 april 2017) en een medisch verslag van
9 oktober 2015 van zijn behandelaars aan de Clinica Universidad de Navarra, Spanje;
- een brief van 18 mei 2017 van zijn behandelaar aan de Paracelsus Elena Kliniek te Kassel, Duitsland;
- journaalregels over de periode 2010-2017 van zijn huisarts in Delft ;
- journaalregels over de periode 2015-2016 van de bedrijfsarts;
- een brief van 16 januari 2013 en een medisch verslag van 2008 van een neuroloog aan het VUMC.
Met betrekking tot de verstoorde arbeidsverhouding heeft eiser aangevoerd dat deze het gevolg was van zijn ziekte en dat de verstoorde arbeidsverhouding verergerd werd door het feit dat verweerder niet inzag dat eiser ziek was.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, nadat een hoorzitting in bezwaar op
22 juni 2017 heeft plaatsgevonden en een advies op het bezwaar werd uitgebracht door de Commissie Bezwaarschriften werknemerszaken en overige zaken, het bezwaar van eiser ongegrond verklaard onder verwijzing naar dat advies. Verweerder stelt zich op het standpunt dat van een opzegverbod wegens ziekte zoals bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, sub a1, van de CAO-NU geen sprake is. Er is sprake van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding op grond waarvan verweerder bevoegd is eiser met toepassing van artikel 8.4, eerste lid, van de CAO-NU te ontslaan.
7. Eiser heeft in de beroepsgronden samengevat het volgende aangevoerd.
Eiser was ten tijde van het ontslagbesluit arbeidsongeschikt. Dit blijkt uit de door hem overgelegde medische stukken. Bovendien blijkt uit deze medische informatie dat het gedrag van eiser sterk beïnvloed wordt door zijn ziekte en dat eiser aan medisch objectiveerbare klachten lijdt, waardoor hij niet in staat is om te werken. Het had op de weg van verweerder gelegen om de bedrijfsarts nog eens naar deze medische informatie te laten kijken. Doordat verweerder dit niet heeft gedaan is het besluit op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen. Dit klemt te meer omdat de gevolgen van het ontslagbesluit voor eiser
verstrekkend zijn.
Eiser heeft in beroep de medische stukken die hij in bezwaar heeft overgelegd (genoemd onder rechtsoverweging 5) nogmaals overgelegd. Daarbij heeft eiser nog een brief van
23 januari 2017 en rapporten van 12 april 2017 en 21 augustus 2017 van zijn behandelaars in Spanje overgelegd.
Bij brief van 16 mei 2018 heeft eiser een medisch onderzoeksverslag van het UWV van
2 mei 2018 en een spreekuurrapportage van 10 mei 2018 overgelegd.
Bij brief van 22 mei 2018 heeft eiser een rapport van 25 april 2018 van zijn behandelaar in Spanje, [behandelaar] , overgelegd.
8. Ingevolge artikel 8.4, eerste lid, van de CAO-NU kan de werkgever, tenzij er sprake is van een ontslagverbod zoals genoemd in artikel 8.7, het dienstverband voor onbepaalde tijd uitsluitend eindigen indien er sprake is van een redelijke grond.
Ingevolge artikel 8.7, eerste lid, onder a 1, van de CAO-NU is het - voor zover hier van belang - de werkgever verboden het dienstverband tussentijds tijdens ziekte op te zeggen, tenzij de ongeschiktheid is aangevangen nadat de werknemer schriftelijk in kennis is gesteld van het voornemen hem ontslag te verlenen.
9. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep kan de door verweerder gehanteerde ontslaggrond (“ontslag op een redelijke grondslag”) worden toegepast als voortzetting van het dienstverband redelijkerwijs niet van het bestuursorgaan kan worden verlangd, omdat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding (uitspraak van 22 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:137) en/of als een in de loop der tijd ontstane impasse in de weg staat aan vruchtbare verdere samenwerking (uitspraak van 28 januari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:198). 10. De rechtbank overweegt als volgt.