ECLI:NL:RBDHA:2018:8270
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijke ongegrondheid met betrekking tot discriminatie in Moldavië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2018 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die afkomstig is uit Moldavië. De aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Eiser voerde aan dat hij in Moldavië bedreigd werd in zijn bestaan vanwege discriminatie op grond van zijn handicap en uiterlijk. Ter onderbouwing verwees hij naar een rapport van de Raad van Europa en een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat de situatie van eiser in Moldavië niet zodanig ernstig was dat dit aanleiding gaf tot het verlenen van een asielvergunning. De rechtbank volgde eiser niet in zijn stelling dat de discriminatie die hij ondervond voldoende grond vormde voor asiel. De rechtbank concludeerde dat eiser, volgens zijn eigen verklaringen, toegang had tot onderwijs, werk en medische zorg in Moldavië, wat de afwijzing van zijn asielaanvraag ondersteunde.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd digitaal ondertekend en bekendgemaakt, met de mogelijkheid voor eiser om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.