ECLI:NL:RBDHA:2018:8270

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
18.8842
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijke ongegrondheid met betrekking tot discriminatie in Moldavië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2018 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die afkomstig is uit Moldavië. De aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Eiser voerde aan dat hij in Moldavië bedreigd werd in zijn bestaan vanwege discriminatie op grond van zijn handicap en uiterlijk. Ter onderbouwing verwees hij naar een rapport van de Raad van Europa en een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat de situatie van eiser in Moldavië niet zodanig ernstig was dat dit aanleiding gaf tot het verlenen van een asielvergunning. De rechtbank volgde eiser niet in zijn stelling dat de discriminatie die hij ondervond voldoende grond vormde voor asiel. De rechtbank concludeerde dat eiser, volgens zijn eigen verklaringen, toegang had tot onderwijs, werk en medische zorg in Moldavië, wat de afwijzing van zijn asielaanvraag ondersteunde.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd digitaal ondertekend en bekendgemaakt, met de mogelijkheid voor eiser om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.8842
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. D.S. Harhangi-Asarfi),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Bij besluit van 7 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak met nummer NL18.8843, plaatsgevonden op 24 mei 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Faes-Matsko. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk op 24 mei 2018 ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij in Moldavië niet in zijn bestaan wordt bedreigd vanwege discriminatie op grond van zijn handicap en uiterlijk. Ter onderbouwing van deze stelling wijst eiser op een rapport van de Raad van Europa over gehandicapten in Moldavië en op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 24 april 2018 (zaaknummer C-353/16).
2. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling. Verweerder heeft in het bestreden besluit onderkend dat eiser in Moldavië werd achtergesteld vanwege zijn handicap en zijn uiterlijk, maar ook gemotiveerd overwogen dat dit niet zodanig ernstig was dat aan hem een asielvergunning zou moeten worden verleend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dat ook terecht gedaan. Verweerder heeft er namelijk terecht op gewezen dat eiser volgens zijn eigen verklaringen in Moldavië toegang had opleiding, tot werk en medische zorg.
3. Het rapport van de Raad van Europa kan eiser niet baten, omdat daarin slechts in algemene zin verslag wordt gedaan van het invoeren van een programma door de Moldavische autoriteiten gericht op inclusie van gehandicapten op de arbeidsmarkt. Het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie kan eiser evenmin baten omdat in dat arrest uitleg wordt gegeven aan artikel 4 van het Handvest voor de Grondrechten van de Europese Unie. Nu hiervoor reeds is overwogen dat eisers relaas geen aanleiding geeft tot het verlenen van een asielvergunning, is dat artikel niet op hem van toepassing.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, op 24 mei 2018.
Het proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.