ECLI:NL:RBDHA:2018:8257

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
nl18.7879 en nl18.7880
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Colombiaanse lesbische stellen op grond van ongeloofwaardigheid

In deze zaak hebben twee Colombiaanse vrouwen, eiseres 1 en eiseres 2, asiel aangevraagd in Nederland na een reeks bedreigingen en geweldsincidenten door een man genaamd [naam2]. Eiseressen zijn op 15 november 2017 Nederland binnengekomen en hebben op 11 december 2017 asiel aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft hun aanvragen op 19 april 2018 afgewezen, met als argument dat hun relaas op verschillende punten ongeloofwaardig was. Tijdens de zitting op 17 mei 2018 hebben eiseressen hun standpunten toegelicht, bijgestaan door hun gemachtigden en een tolk. De rechtbank heeft de argumenten van eiseressen, waaronder de moord op de neef van eiseres 1, [naam3], en de redenen voor hun vertrek uit Colombia, beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geoordeeld dat het asielrelaas grotendeels ongeloofwaardig is. De rechtbank wijst erop dat de individuele verklaringen van eiseressen de basis vormen voor de beoordeling van hun asielaanvragen. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is digitaal ondertekend op 12 juli 2018. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.7879 en NL 18.7880

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres 1,

[naam1] ,eiseres 2,
tezamen: eiseressen,
(gemachtigde: mr. J. de Jong),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

ProcesverloopEiseressen hebben afzonderlijk beroep ingesteld tegen de besluiten van 19 april 2018 (de bestreden besluiten).

De beroepen van eiseressen zijn gezamenlijk behandeld tijdens de zitting van 17 mei 2018. Eiseressen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Als tolk is verschenen M.L. de Keijzer. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres 1 is geboren op [geboortedatum] . Eiseres 2, haar partner, is geboren op [geboortedatum1] . Zij bezitten de Colombiaanse nationaliteit. Eiseressen zijn op 15 november 2017 Nederland ingereisd. Op 11 december 2017 hebben zij asielaanvragen ingediend.
2. Aan hun asielaanvragen hebben eiseressen het volgende ten grondslag gelegd. Vanaf eind 2013 zijn zij lastig gevallen door een man genaamd [naam2] . Zij hebben eind 2014 aangifte gedaan. Deze aangifte werd niet opgenomen. In juni 2015 is de situatie geëscaleerd en heeft [naam2] hen bedreigd met een revolver. De neef van eiseres 1, genaamd [naam3] , is tussenbeide gekomen en [naam2] is weggegaan. Door dit incident hebben eiseressen besloten om Colombia te verlaten en naar Chili te gaan.
Volgens eiseressen is [naam3] op 13 november 2015 neergeschoten en de dag erna overleden. Eiseressen denken dat er een relatie is tussen de moord op [naam3] en hun problemen met [naam2] .
Verder hebben twee gewapende mannen de bar waar eiseres 1 in 2015 werkte overvallen. De daders zijn zonder buit vertrokken. Tijdens het verblijf in Chili heeft eiseres 1 een getuigenverklaring afgelegd in een strafproces tegen een huisgenoot, nadat deze een poging had gedaan om zijn vrouw te vermoorden. Eiseressen hebben hierna besloten om terug te keren naar Colombia en hebben hun vertrek naar Nederland voorbereid.
3. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen van eiseressen afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Verweerder twijfelt niet aan hun identiteit, nationaliteit, herkomst en geaardheid. Ook is geloofwaardig dat eiseres 1 tijdens haar verblijf in Chili een getuigenverklaring heeft afgelegd.
De problemen met [naam2] zijn volgens verweerder niet geloofwaardig. Verder worden de verklaringen over de (mislukte poging tot) aangifte eind 2014, de oorzaak van de dood van [naam3] en de reden voor de overval op de bar eveneens ongeloofwaardig geacht. Verweerder stelt dat de omstandigheid dat eiseressen na hun inreis niet zo spoedig mogelijk de bescherming van de Nederlandse autoriteiten hebben ingeroepen, afdoet aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen.
4. Op wat eiseressen hiertegen hebben aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Volgens eiseressen hebben de argumenten van verweerder voor het standpunt dat hun relaas op diverse onderdelen ongeloofwaardigheid is, slechts betrekking op details. Zij zijn van mening dat hun verklaringen op de belangrijkste punten overeenkomen.
Zo stellen eiseressen dat verweerder hen ten onrechte tegenwerpt dat zij niet helemaal identiek verklaren over de frequentie waarmee zij [naam2] tegenkwamen.
De rechtbank onderschrijft deze stelling niet en verwijst daartoe naar de bestreden besluiten waarin verweerder afdoende heeft gemotiveerd waarom op het punt van de frequentie sprake is van wisselende verklaringen. Naast het feit dat eiseres 1 verklaart dat zij ongeveer drie keer per week en soms dagelijks werden lastiggevallen en eiseres 2 stelt dat het dagelijks was, verschillen de verklaringen ook over de plaats waar zij [naam2] tegenkwamen. Eiseres 1 verklaart dat [naam2] in de bar kwam en in hun ‘vleeszaak’, terwijl eiseres 2 verklaart dat zij hem op straat tegenkwamen en vervolgens werden lastiggevallen. Verder verwijst de rechtbank naar het voornemen in de zaak van eiseres 1 waarin verweerder onder verwijzing naar de desbetreffende pagina’s van de nadere gehoren heeft aangeduid op welke onderdelen eiseressen wisselend hebben verklaard. Dat het hier details betreft, is op zich juist, maar het gaat wel om relevante details die betrekking hebben op de kern van het asielrelaas van beide eiseressen. Deze details zijn daarom terecht van belang geacht voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van het relaas.
6. Verder heeft verweerder terecht vraagtekens geplaatst bij de beslissing van eiseressen om na de incidenten in 2015 geen aangifte tegen [naam2] te doen. Van belang hierbij is dat één van hen als reden aanvoert dat [naam2] een bekend persoon was in het dorp, terwijl de ander verklaart dat zij niet beschikten over zijn naam en adres. De vervolgvraag waarom zij geen poging hebben gedaan om persoonsgegevens van [naam2] te verkrijgen, hebben eiseressen tot op heden niet afdoende beantwoord. Verweerder heeft daarbij terecht gewezen op de mogelijkheid om deze gegevens te verkrijgen door het noteren van het kenteken van [naam2] auto. Dat eiseressen geen nader onderzoek hebben gedaan naar zijn persoonsgegevens, maakt hun verklaringen over het toenemende hinderlijke gedrag van [naam2] ook naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig. De gestelde problemen met hem waren immers de reden voor hun vertrek. Ook de verklaring ter zitting dat men vanwege de vrees voor [naam2] niet op het kenteken heeft gelet, is daarom niet genoeg.
7. In beroep stellen eiseressen dat de moord op [naam3] verband houdt met hun voornemen om aangifte te doen. Volgens eiseressen is [naam2] hiervan op de hoogte geraakt en is hij de dader. Verweerder heeft ook dit onderdeel van het relaas niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De rechtbank verwijst daartoe naar de voorgaande overweging. Bovendien baseren eiseressen zich hierbij op de verklaringen van derden en hun eigen vermoedens.
8. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder het asielrelaas van eiseressen niet ten onrechte grotendeels ongeloofwaardig heeft geacht. Dat hun relaas volgens eiseressen past in de landeninformatie die over Colombia is overgelegd en over de moeilijkheden die lesbiennes in het algemeen in het dagelijks leven ondervinden, doet niet ter zake. Uitgangspunt voor de beoordeling van de asielaanvragen zijn immers de individuele verklaringen van eiseressen.
9. Eiseressen hebben in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft tegengeworpen dat zij niet onmiddellijk na aankomst in Nederland asiel hebben aangevraagd. Dit verwijt heeft echter niet geleid tot afwijzing van de aanvragen als kennelijk ongegrond, met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw. Het standpunt van verweerder dat het late melden afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseressen, kan buiten beoordeling blijven, nu verweerder dit asielrelaas op de eigen merites heeft beoordeeld en deze beoordeling van verweerder de rechterlijke toets kan doorstaan.
10. De aanvragen zijn terecht afgewezen als ongegrond. De beroepen zijn ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier.
Deze uitspraak is gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.