ECLI:NL:RBDHA:2018:8243
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Frankrijk onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft eiseres, een Iraanse vrouw, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd besloten haar asielaanvraag niet in behandeling te nemen en haar over te dragen aan Frankrijk. Eiseres had op 28 februari 2018 een asielaanvraag ingediend, maar omdat zij het Schengengebied was binnengekomen met een geldig Frans visum, heeft Nederland Frankrijk gevraagd om haar over te nemen. Frankrijk heeft hiermee ingestemd, waardoor zij verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.
Eiseres betoogde dat artikel 16 van de Dublinverordening van toepassing was, omdat zij een sterke afhankelijkheidsrelatie had met haar nicht in Nederland. De rechtbank oordeelde echter dat de relatie tussen eiseres en haar nicht niet voldeed aan de criteria van artikel 16, aangezien er geen objectieve onderbouwing was voor de gestelde afhankelijkheid. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zijn beslissing om de asielaanvraag niet inhoudelijk te behandelen voldoende had gemotiveerd en dat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die een uitzondering op het beleid rechtvaardigden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om verder onderzoek te doen naar de mogelijke gevolgen van de overdracht aan Frankrijk. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat haar gezondheid in gevaar zou komen door de overdracht, en de rechtbank wees erop dat Frankrijk gebonden is aan de Opvangrichtlijn, wat betekent dat eiseres daar recht heeft op adequate zorg. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.