ECLI:NL:RBDHA:2018:8216
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Tunesische nationaliteit op grond van veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van een Tunesische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser had op 17 mei 2018 een asielaanvraag ingediend, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 mei 2018 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de eiser afkomstig was uit Tunesië, dat door de Nederlandse autoriteiten wordt aangemerkt als een veilig land van herkomst.
De rechtbank overwoog dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat hij in Tunesië problemen ondervond die asielrechtelijke bescherming rechtvaardigden. De eiser had verklaard dat hij meer dan vier jaar in verschillende EU-lidstaten had verbleven zonder asiel aan te vragen, wat niet wijst op een noodzaak voor bescherming. Bovendien had hij geen documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn claims over arrestaties en detentie in Tunesië. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig waren en dat hij niet had aangetoond dat hij blijvende problemen met de Tunesische autoriteiten had.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier A.S. Hamans. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.