ECLI:NL:RBDHA:2018:8215
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming en gebrek aan procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. De eiser, die met onbekende bestemming is vertrokken, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag als kennelijk ongegrond was afgewezen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er geen contact meer was tussen de eiser en zijn gemachtigde, wat leidde tot de vraag of er nog sprake was van procesbelang. De gemachtigde van de eiser stelde dat er nog procesbelang was, omdat de eiser kennis wilde nemen van een inhoudelijke uitspraak voor het geval hij in de toekomst een opvolgende asielaanvraag zou indienen.
De rechtbank oordeelde echter dat het vertrek van de eiser met onbekende bestemming en het ontbreken van contact met zijn gemachtigde erop wijzen dat de eiser niet langer prijs stelt op toelating tot Nederland. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang. De rechtbank concludeerde dat de mogelijkheid van een toekomstige asielaanvraag niet voldoende was om procesbelang aan te nemen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier A.S. Hamans.