6.8Ten slotte stelt verweerder zich op het standpunt dat het heel toevallig is dat er een aanzienlijk geldbedrag in eisers huis aanwezig was, net op het moment dat hij wordt bedreigd en daaropvolgend wil vluchten. Deze toevalligheid maakt het relaas van eiser minder waarschijnlijk. Het geld lag blijkbaar voor het oprapen in eisers huis, aldus verweerder,
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank de omstandigheid dat er ten tijde van de vlucht een relatief grote som gelds in eisers ouderlijk huis aanwezig was als toevallig kunnen kwalificeren. Dat bij de mogelijkheid om te vluchten het toeval een rol speelt maakt echter op zich de vlucht niet minder aannemelijk of waarschijnlijk.
7. De rechtbank is van oordeel dat voor zover verweerder heeft gesteld dat eisers asielrelaas bestaat uit een stapeling van onwaarschijnlijkheden, daarvan geen sprake is. De rechtbank concludeert dat verweerder enkel het relevante element, besproken in overweging 6.1 gemotiveerd als minder waarschijnlijk heeft kunnen kwalificeren. De overige relevante elementen heeft
verweerder niet of zonder nader motivering niet aan zijn standpunt ten grondslag kunnen legen dat eisers relaas ongeloofwaardig moet worden geacht.
8. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met het bepaalde in artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet, gelet op de aard van het gebrek, geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten. Verweerder dient, met inachtneming van deze uitspraak, een nieuw besluit op eisers aanvraag te nemen.
9. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van de zaak redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 1002,- (1 punt voor het beroepsschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,-en een wegingsfactor 1).