ECLI:NL:RBDHA:2018:8204

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
18.10226
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake asielaanvraag en verantwoordelijkheid Slovenië

In deze zaak heeft de eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 30 mei 2018, waarbij zijn asielaanvraag werd afgewezen. De zitting vond plaats op 29 juni 2018 in Middelburg, waar de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft onmiddellijk na de zitting uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard.

De rechtbank overweegt dat de eiser op 3 april 2018 een asielaanvraag heeft ingediend, maar dat hij eerder op 12 februari 2018 al een asielverzoek had gedaan in Slovenië. Nederland heeft Slovenië gevraagd om de eiser terug te nemen, en Slovenië heeft hiermee ingestemd. De rechtbank concludeert dat Slovenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van de eiser.

De rechtbank wijst de stelling van de eiser dat hij gedwongen werd om vingerafdrukken af te staan van de hand, omdat dit niet afdoet aan de verantwoordelijkheid van Slovenië. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen mogelijkheid heeft om te klagen over de behandeling van zijn asielprocedure in Slovenië. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de behandeling van de asielaanvraag door Nederland te laten plaatsvinden. De rechtbank heeft daarom het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.10226
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. J.M. Walls),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 30 mei 2018 (het bestreden besluit).
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.10227, plaatsgevonden op 29 juni 2018. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Eiser heeft op 3 april 2018 een asielaanvraag ingediend. Omdat eiser eerder op 12 februari 2018 een asielverzoek had gedaan in Slovenië, heeft Nederland Slovenië gevraagd om eiser terug te nemen. Slovenië heeft hiermee ingestemd en is op grond hiervan verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming.
Verweerder heeft terecht overwogen dat de stelling van eiser dat hij gedwongen werd om vingerafdrukken af te staan niet afdoet aan de verantwoordelijkheid van Slovenië.
In reactie op eisers verklaringen over zijn ervaringen in de asielprocedure in Slovenië en op eisers stelling dat Slovenië verschillende Europese asielrichtlijnen niet juist heeft omgezet, heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser geacht wordt hierover te klagen in Slovenië. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij die mogelijkheid niet heeft.
Ten slotte heeft verweerder overwogen dat niet is gebleken van bijzondere feiten of omstandigheden op grond waarvan hij de behandeling van de asielaanvraag aan zich zou moeten trekken. Daarbij stelt verweerder dat eiser niet concreet heeft onderbouwd welke humanitaire aspecten naar zijn mening onvoldoende zijn betrokken bij de besluitvorming.
De rechtbank stelt vast dat eiser ook in beroep zonder verdere concretisering volstaat met aan te voeren dat de humanitaire aspecten die door eiser naar voren zijn gebracht onvoldoende zijn betrokken bij het besluit om de aanvraag niet inhoudelijk te behandelen.
Het beroep is daarom ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier, op 29 juni 2018
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.