ECLI:NL:RBDHA:2018:8201
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing opvolgende asielaanvraag van Eritrese nationaliteit zonder relevante nieuwe bevindingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een opvolgende asielaanvraag van een Eritrese eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres eerder een asielaanvraag had gedaan, waarbij haar nationaliteit als ongeloofwaardig werd beoordeeld. In haar nieuwe aanvraag voerde zij aan dat de door haar overgelegde documenten, waaronder een nationaliteitsverklaring van de Eritrese autoriteiten, als relevante nieuwe bevindingen moesten worden beschouwd.
De rechtbank oordeelde dat de door eiseres overgelegde documenten niet als relevante nieuwe bevindingen konden worden aangemerkt. De Staatssecretaris had geprobeerd de echtheid van de verklaring te onderzoeken, maar concludeerde dat er onvoldoende vergelijkingsmateriaal beschikbaar was. De rechtbank stelde vast dat de eiseres niet had aangetoond dat de verklaring op haar persoon betrekking had, omdat er geen foto op het document stond. Hierdoor was er geen aanleiding voor de Staatssecretaris om de eiseres de gelegenheid te geven om de authenticiteit van de documenten aan te tonen.
De rechtbank concludeerde dat de eiseres geen nieuwe elementen had aangedragen die relevant waren voor de beoordeling van haar asielaanvraag. Het beroep van de eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier A.S. Hamans, en werd openbaar gemaakt op 11 juli 2018.