In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2018 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen een man en een vrouw, die op 17 juni 1982 te Rotterdam zijn gehuwd. De vrouw heeft op 2 augustus 2017 een verzoekschrift ingediend tot echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder partneralimentatie. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verzoekschriften, verweren en bijlagen van beide partijen. Tijdens de zitting op 25 mei 2018 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De man heeft verweer gevoerd tegen de verzochte nevenvoorzieningen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw recht heeft op partneralimentatie. De rechtbank heeft de behoefte van de vrouw vastgesteld op € 2.707,85 netto per maand, rekening houdend met haar uitgavenpatroon tijdens het huwelijk. De man is in staat om een bijdrage te leveren aan het levensonderhoud van de vrouw, en de rechtbank heeft de partneralimentatie vastgesteld op € 3.269,-- per maand, met ingang van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Daarnaast heeft de rechtbank de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld, waarbij de echtelijke woning aan de man wordt toegedeeld, onder voorwaarden. De rechtbank heeft ook de verdeling van andere gemeenschappelijke bezittingen en schulden geregeld, evenals de proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.