Overwegingen
1. Eiser is van Zimbabwaanse nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] . Op 8 april 2017 heeft eiser een asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft aan die asielaanvraag het volgende relaas ten grondslag gelegd.
Zijn problemen zijn begonnen toen zijn broer is betrapt bij het verrichten van seksuele handelingen met een andere man, genaamd [naam1] . Eiser hoorde dit via zijn vrienden en is toen naar zijn woning gegaan waar op dat moment enkel zijn oma was. Vlak voor het slapen gaan kwamen mannen, waaronder twee broers van [naam1] , naar de woning van eiser. Zij doorzochten de woning en vonden daar T-shirts met de opdruk Tajamkua/Asijiki. Twee dagen later kreeg eiser opnieuw bezoek van dezelfde personen, die vergezeld waren van een jeugdleider. Eiser werd toen geconfronteerd met het feit dat hij T-shirts in zijn bezit had met opdrukken die wijzen op sympathie voor de oppositie, de politieke opponent van de Zanu. Terwijl eiser bedreigd werd, sloeg een van de mannen hem op zijn achterhoofd met een baksteen. Eiser begon te bloeden en op dat moment kwamen er een paar vrienden tussenbeide. De mannen gingen toen weg maar riepen dat ze terug zouden komen. Verder is eiser sympathisant van de Taamuka-beweging. Eiser is bij ongeveer drie demonstraties aanwezig geweest. Samen met zijn broer heeft eiser zijn land verlaten.
3. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de aanvraag met toepassing van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen als ongegrond.
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De verklaringen van eiser over de doorzoeking van de woning naar aanleiding van de betrapping van zijn broer op seksuele handelingen, de gestelde mishandeling naar aanleiding van de gevonden T-shirts met opdruk en de aanwezigheid van eiser bij demonstraties acht verweerder niet geloofwaardig. Volgens verweerder is daarom niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer heeft te vrezen voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag, dan wel dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
4. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank overweegt allereerst dat verweerder er terecht op heeft gewezen dat de omstandigheid dat de asielaanvraag van de broer van eiser is ingewilligd, niet automatisch betekent dat de gestelde problemen die eiser in Zimbabwe heeft ondervonden naar aanleiding van de betrapping van zijn broer ook geloofwaardig zijn. Het is immers aan eiser om zijn asielrelaas aannemelijk te maken.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat eiser hier niet in is geslaagd.
7. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser vaag, summier en afwijkend van zijn broer over de doorzoeking van de woning heeft verklaard. Zo heeft eiser onder meer verklaard dat twee broers van [naam1] en nog wat mannen bij die doorzoeking betrokken waren, terwijl zijn broer heeft verklaard dat slechts één broer van [naam1] daarbij aanwezig was. Verder heeft verweerder het bevreemdend kunnen vinden dat bij het doorzoeken van de woning twee T-shirts met de opdruk Tajamkua/Asijiki zijn gevonden. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de mannen in de woning op zoek waren naar eisers broer en dat het dan niet logisch is dat kledingstukken worden bekeken om te beoordelen of wat daar op gedrukt staat wel of niet politiek acceptabel is. Aan de verklaring die eisers gemachtigde hiervoor in de zienswijze en ter zitting heeft gegeven, dat de T-shirts gewassen en gedroogd waren en met ander wasgoed op eisers bed lagen om te worden opgeruimd, heeft verweerder terecht geen waarde geacht. Eiser had deze specifieke vindplaats eerder naar voren moeten brengen in het nader gehoor of in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor. Eiser heeft tijdens de gehoren alleen verklaard dat de T-shirts in zijn kamer lagen.
8. Verder heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser vaag en summier heeft verklaard over het bezoek twee dagen later van dezelfde mannen en de jeugdleider. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat het niet logisch is dat eiser na de klap met een baksteen op zijn achterhoofd alleen een kleine snijwond had en dat hij niet naar het ziekenhuis hoefde. Het is volgens verweerder algemeen bekend dat een baksteen een stomp voorwerp is dat geen snijwonden veroorzaakt en dit strookt niet met de door eiser geschetste gang van zaken. Wat eiser hiertegen heeft aangevoerd, dat verweerder niet over forensische deskundigheid beschikt om geloofwaardigheid van verklaringen over een belaging en de gevolgen daarvan te beoordelen, kan niet tot een ander oordeel leiden. Daarnaast heeft verweerder het terecht bevreemdend geacht dat de in de woning aanwezige vrienden uit het niets tussenbeide kwamen.
9. Ook heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser vaag en summier heeft verklaard over de demonstraties die hij heeft bijgewoond. Zo weet eiser niet waarom er werd gedemonstreerd, hoeveel mensen er bij de demonstraties aanwezig waren en hoeveel demonstraties hij precies heeft bijgewoond. Verweerder heeft terecht gesteld dat van iemand die in een demonstratie meeloopt, verwacht mag worden dat hij weet hoe vaak hij hieraan deelgenomen heeft, te meer nu dit een gering aantal demonstraties betreft. Dat eiser niet veel vragen zijn gesteld over de demonstraties, neemt niet weg dat het aan hem is om zijn relaas aannemelijk te maken en zoveel mogelijk te verklaren. Daarnaast heeft verweerder het terecht opmerkelijk kunnen vinden dat eiser heeft verklaard dat in februari en maart 2016 massale demonstraties hebben plaatsgevonden, terwijl uit openbare bronnen op internet blijkt (
https://www.theguardian.com/world/2016/apr/14/thousands-march-harare-rare-mass-protest-against-robert-mugabe) dat de eerste massale demonstratie in april 2016 heeft plaatsgevonden. De verklaring die eiser hiervoor ter zitting heeft gegeven, dat dit niet uitsluit dat er ook in februari 2016 een massale demonstratie kan zijn geweest, is niet onderbouwd.
10. Gezien het voorgaande heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom terecht op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 afgewezen.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.