Overwegingen
1. Eiser is van Turkse nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] 1990. Eiser is op
27 januari 2016 Nederland binnenkomen en heeft op 28 augustus 2017 een asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft hij – samengevat weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is Koerd en heeft in 2014 hulpgoederen voor Koerden verzameld. Daarnaast heeft hij in juni 2015 en november 2015 verkiezingsactiviteiten verricht voor de partij HDP. Eiser komt uit een politiek actieve familie. Als gevolg van zijn activiteiten is hij 6 of 7 keer opgepakt en kort gedetineerd geweest, waarbij hij steeds is mishandeld. Bij zijn laatste arrestatie is hij dusdanig mishandeld dat dit heeft geleid tot gehoorverlies. Dit heeft eiser doen besluiten te vertrekken. Eiser is via Tsjechië naar Nederland gereisd. Nadat eiser in Nederland is aangekomen is de politie nogmaals bij hem thuis in Turkije langs geweest. Volgens eiser wordt hij nog steeds gezocht door de Turkse autoriteiten. Eiser vreest bij terugkeer te worden gemarteld of zelfs gedood.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Betrokkene is [eiser] , geboren op [geboortedatum] 1990, is Koerdisch en Alevitisch, van Turkse nationaliteit;
Betrokkene heeft politieke activiteiten verricht en is als gevolg daarvan een aantal keren gearresteerd geweest, waarbij hij is mishandeld;
Betrokkene ziet vanwege het politieke verleden van zijn familie verhoogde negatieve aandacht op zich gericht;
Betrokkene ziet ook na de verkiezingen van november 2015 de negatieve aandacht van de autoriteiten op zich gericht.
Ter zitting heeft verweerder, naar aanleiding van wat door eiser is aangevoerd, erkend dat daarnaast als relevant element geldt dat eiser wegens studie vrijstelling heeft gekregen voor de dienstplicht en dat hij onoverkomelijke gewetensbezwaren heeft om bij terugkeer in dienst te treden.
Niet onverwijld melden.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser zich niet onverwijld heeft gemeld. Dit doet volgens verweerder afbreuk aan de betrouwbaarheid van eisers verklaringen over de redenen van zijn vertrek. Eiser heeft hierover in zijn zienswijze aangevoerd dat hij zich niet onverwijld heeft gemeld omdat hij via Tsjechië is gereisd en niet geconfronteerd wilde worden met een Dublin-claim. Ook had eiser last van psychische problemen en had hij het gevoel dat er een anti-Turkse stemming heerste in Nederland.
4. Met eiser stelt de rechtbank vast dat verweerder in het bestreden besluit niet gemotiveerd heeft gereageerd op eisers stelling dat hij zich niet eerder kon melden in verband met een Dublin-claim. Aan het bestreden besluit kleeft daarom een motiveringsgebrek. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat eisers vrees voor een Dublin-claim, net als de niet onderbouwde stelling dat hij last had van psychische problemen, geen verschoonbare reden is om zich niet te melden. Eiser heeft zich meer dan een jaar bij familie in Nederland opgehouden alvorens hij, onder druk van zijn familieleden, asiel aanvroeg. De rechtbank acht die motivering voldoende om te concluderen dat verweerder aan eiser heeft mogen tegenwerpen dat hij zich niet onverwijld heeft gemeld. Omdat eiser niet in zijn belangen is geschaad, gaat de rechtbank met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan het geconstateerde motiveringsgebrek in het bestreden besluit voorbij.
Vrees als gevolg van het politieke verleden van de familie.
5. Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat eisers vrees als gevolg van het politieke verleden van zijn familie niet aannemelijk is. Eiser heeft met betrekking tot zijn oom een kopie van een oud krantenartikel overgelegd, maar kan hier verder niet veel over verklaren. Zo weet eiser niet goed uit te leggen wat de precieze aanleiding was van zijn dood. Volgens verweerder bevreemdt het dat eiser deze informatie niet heeft, aangezien hij stelt al twintig jaar lang last te ondervinden van de politieke verleden van deze oom. Ook mag volgens verweerder worden aangenomen dat er andersoortige en recentere documenten zijn om de gestelde negatieve aandacht voor de familie te onderbouwen. Eisers vader en zus zijn, anders dan door eiser is verklaard, in Nederland niet in het bezit gesteld van een
asielvergunning. Voor zover op grond van het krantenartikel aangenomen moet worden dat eiser een oom heeft die politiek actief is geweest, dan wel moet worden aangenomen dat eiser uit een familie komt met een politiek verleden, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hierdoor in de negatieve belangstelling is komen te staan.
6. Eiser heeft hierover aangevoerd dat uit het overgelegde krantenartikel blijkt dat zijn oom wordt omschreven als een guerrilla. Volgens eiser zijn er verder geen documenten beschikbaar over de dood en het verdwijnen van zijn ooms. Eiser was in die periode nog jong en bovendien weet ook zijn familie niet de ware toedracht. Eiser heeft verklaard dat de familie gedwongen moest verhuizen uit zijn geboorteplaats. Zijn vader en zus zijn weliswaar in Nederland in het bezit zijn gesteld van een reguliere verblijfsvergunning op grond van de zogenaamde Pardonregeling, maar ook zij hebben verklaard het slachtoffer te zijn geweest van mensenrechtenschendingen als gevolg van de politieke activiteiten binnen de familie. De repressie van Turkse Koerden is sterk toegenomen. Volgens eiser heeft hij aannemelijk gemaakt dat de voor hem bestaande negatieve belangstelling mede is ingegeven door het politieke verleden van familieleden.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich met bovengenoemde motivering niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van het politieke verleden van zijn familie bij terugkeer heeft te vrezen voor de Turkse autoriteiten. Uit eisers verklaringen blijkt dat hij weinig kan verklaren over de dood van zijn oom. Ook heeft eiser naast het krantenartikel geen ander document kunnen overleggen waaruit blijkt dat de familie politiek actief is. Eiser was weliswaar nog jong, maar gelet op wat eiser aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiser nadere onderbouwing mocht worden verwacht.
Eisers politieke activiteiten, detenties, mishandeling en dienstplicht.
8. De rechtbank zal vervolgens de overige relevante elementen van eisers relaas beoordelen, te weten dat eiser politieke activiteiten heeft verricht en als gevolg daarvan een aantal keren is gedetineerd, waarbij hij is mishandeld, en dat eiser wegens studie vrijstelling heeft gekregen voor de dienstplicht en onoverkomelijke gewetensbezwaren heeft om bij terugkeer in dienst te treden.
9. Verweerder heeft geloofwaardig bevonden dat eiser verkiezingsactiviteiten heeft verricht voor de HDP en dat hij dientengevolge 6 of 7 keer is gearresteerd. Verweerder acht het ook geloofwaardig dat bij die arrestaties fysiek geweld is gebruikt omdat het bestaan van dergelijke praktijken ondersteuning vindt in algemene landeninformatie. Dat eiser zijn gehoor is verloren als gevolg van de laatste mishandeling, acht verweerder niet aannemelijk. Verweerder acht het ook niet aannemelijk dat eiser door de autoriteiten onder druk is gezet om als informant te fungeren, omdat uit eisers verklaringen blijkt dat hij slechts zijdelings bij de partij betrokken is geweest zodat hij nauwelijks informatie had kunnen verstrekken. Verweerder acht het ook niet aannemelijk dat de autoriteiten na de verkiezingen van november 2015 nog interesse voor eiser aan de dag hebben gelegd. Dat de politie aan de deur is geweest en naar hem heeft gevraagd, heeft eiser vernomen via een telefoongesprek met zijn moeder. De moeder van eiser kan niet worden aangemerkt als een objectieve bron. Eiser heeft ook niet op andere wijze aannemelijk gemaakt dat na de verkiezingen nog steeds de negatieve aandacht op hem gericht staat. Hierbij heeft verweerder in aanmerking
genomen dat eiser eind januari 2016 met een paspoort op eigen naam gesteld legaal Turkije is uitgereisd. Het is volgens verweerder niet aannemelijk dat eiser Turkije legaal kan uitreizen als hij in de negatieve belangstelling zou staan van de Turkse autoriteiten. Wat betreft de dienstplicht heeft verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Turkije niet opnieuw kan worden vrijgesteld van de dienstplicht. Omdat verweerder het niet aannemelijk acht dat eiser bij terugkeer de dienstplicht moet vervullen, acht verweerder het evenmin aannemelijk dat hij bij terugkeer zal moeten strijden tegen zijn eigen volk.
10. Eiser heeft hierover aangevoerd dat hij consistent heeft verklaard over de omstandigheden waaronder hij het gehoor in zijn rechteroor heeft verloren. Hij heeft ook verklaard dat hij destijds een medische verklaring van een arts heeft geprobeerd te krijgen, maar dat dit niet is gelukt. Ook heeft eiser aangevoerd dat hij, gelet op zijn profiel, door de autoriteiten werd gekwalificeerd als een “usual suspect” waardoor hij temeer in de belangstelling stond. Uit een rapport ‘Veelgestelde vragen – Turkije – (Pro-) Koerdische opposanten en critici’ van VluchtelingenWerk Nederland van december 2017 blijkt dat het sympathiseren met de HDP en de Koerdische zaak in het algemeen al voldoende is om in de verhoogde persoonlijke negatieve belangstelling te staan. Verweerder heeft het telefoongesprek met zijn moeder bovendien niet beoordeeld zoals is neergelegd in Werkinstructie 2014/10. Het huisbezoek valt in lijn met de eerdere gebeurtenissen en eisers moeder is de enige bron van informatie. Wat betreft het vervullen van de dienstplicht bij terugkeer naar Turkije heeft eiser aangevoerd dat het verkrijgen van uitstel was gekoppeld aan het volgen van een opleiding. Met het vertrek naar Nederland is de opleiding volgens eiser evident gestaakt. Dit maakt dat hij bij terugkeer in dienst zal moeten. Uit eisers verklaringen blijkt dat hij gewetensbezwaren heeft, omdat hij vreest te worden ingezet in een gewapende strijd tegen zijn eigen volk. Eiser heeft zich beroepen op een brief van VluchtelingenWerk Nederland van 14 mei 2018 met daarbij behorende bijlagen. Door in het bestreden besluit te verwijzen naar WBV 2012/14 baseert verweerder zich op sterk verouderde informatie van vóór de couppoging van juli 2016. Uit de door eiser overgelegde informatie blijkt onder meer dat Koerdische dienstplichtigen bewust in Zuidoost-Turkije worden ingezet. Expert [A] stelt dat het voor Koerdische dienstplichtigen niet mogelijk is om zich op grond van gewetensbezwaren of andere bezwaren aan de inzet tegen Koerdische guerrilla’s te onttrekken. Ook blijkt uit de overgelegde informatie dat Koerden over het algemeen meer risico lopen op mensenrechtenschendingen in het Turkse leger, aldus eiser. Gezien de recente ontwikkelingen in Turkije ligt het volgens eiser op de weg van verweerder om een nieuw algemeen ambtsbericht op te vragen en zijn asielaanvraag in het licht van meer recente informatie te beoordelen.
10. Verweerder heeft ter zitting opgemerkt dat het standpunt in het bestreden besluit ten aanzien van het vervullen van de dienstplicht door eiser bij terugkeer nader onderzoek en een nadere motivering behoeft. Verweerder ziet ook aanleiding om eiser ten aanzien van de dienstplicht nader te horen. Volgens verweerder wordt meer recente informatie ingewonnen over de situatie in Turkije bij het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT), verweerders interne expertisebureau. De rechtbank stelt vast dat het beroep om deze reden al gegrond is, maar ziet aanleiding verder als volgt te overwegen.
10. Dat eiser bij terugkeer mogelijk opnieuw uitstel kan krijgen voor het vervullen van dienstplicht acht de rechtbank onvoldoende gemotiveerd, nu eiser – onweersproken – heeft gesteld dat hij niet langer een opleiding volgt sinds zijn vlucht terwijl het volgen van een
opleiding de enige reden was waarom uitstel was gegeven. Daarmee is onduidelijk op grond waarvan eiser bij terugkeer in aanmerking zou komen voor uitstel. De rechtbank overweegt verder dat uit de door eiser overgelegde informatie blijkt dat Koerdische dienstplichtigen worden ingezet in de gewapende strijd tegen Koerden in Zuidoost-Turkije en Syrië. De situatie is sinds 2012/2013 ingrijpend gewijzigd, niet alleen op het gebied van mensenrechten, maar ook met betrekking tot de deelname aan gewapende conflicten in eigen land en daarbuiten. In de bijlage bij de brief van VluchtelingenWerk Nederland heeft
[A] , naar verweerder niet heeft betwist: een deskundige op het gebied van de situatie van Koerden in Turkije, aangegeven dat het in het verleden weinig voor kwam dat Koerden in hun eigen gebied werden ingezet, mede door het beleid dat de militaire dienst in een andere dan de eigen regio werd vervuld, maar dat dat beleid tegenwoordig niet meer geldt. Onduidelijk is wat de gevolgen van de veranderde situatie in Turkije zijn voor overigens de handhaving van de openbare orde en de naleving van mensenrechten. Niet in geschil is dat verweerder zich in het bestreden besluit heeft gebaseerd op verouderde informatie. Naar het oordeel van de rechtbank berust het bestreden besluit op dit punt dan ook niet op zorgvuldig onderzoek en een deugdelijke motivering. Dat oordeel geldt ook, gelet op de gewijzigde situatie in Turkije ten aanzien van Koerden, voor verweerders standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij is benaderd om als informant op te treden omdat zijn activiteiten voor de HDP slechts marginaal van aard zouden zijn geweest. Verweerder zal de door eiser verrichte activiteiten als gevolg waarvan hij 6 of 7 maal is gearresteerd en eisers standpunt dat ook Koerden die ‘marginale’ politieke activiteiten verrichten onder verhoogde aandacht van de autoriteiten staan, moeten beoordelen in het licht van meer recente informatie over de situatie in Turkije. Bij zijn beoordeling zal verweerder ook de waarde van het telefoongesprek met eisers moeder moeten betrekken. Met de enkele stelling in het bestreden besluit dat de moeder van eiser geen objectieve bron is, heeft verweerder het telefoongesprek naar het oordeel van de rechtbank niet beoordeeld overeenkomstig Werkinstructie 2014/10. De rechtbank begrijpt tot slot uit eisers betoog ter zitting dat ten aanzien van het gehoorverlies als gevolg van de mishandeling tijdens detentie, hij meent dat sprake is van bewijsnood. Nu van de zijde van eiser evenwel geen enkele medische verklaring is overgelegd waaruit blijkt dat de gehoorschade al dan niet kan worden vastgesteld en (of kan worden vastgesteld) of dit al dan niet het gevolg zou kunnen zijn van fysiek geweld, heeft verweerder zich hierover niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het causaal verband tussen het gehoorverlies en de mishandeling tijdens detentie niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser al geruime tijd in Nederland verblijft en heeft verklaard wél een KNO- arts te hebben bezocht, maar daar verder geen vervolg aan te hebben gegeven.
Conclusie.
13. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel (artikel 3:2 van de Awb) en het motiveringsbeginsel (artikel 3:46 van de Awb) en dient te worden vernietigd.
13. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat voor herstel van het gebrek onderzoek en besluitvorming nodig is en de rechtbank het om proceseconomische redenen niet opportuun acht om dit met toepassing van de bestuurlijke lus te laten plaatsvinden bij de behandeling van het onderhavige beroep. Verweerder zal onderzoek moeten verrichten naar de actuele situatie van politiek actieve Koerden in Turkije. Ook zal verweerder onderzoek moeten verrichten
naar de actuele situatie van de inzet van Koerdische dienstplichtigen, met name in Zuidoost- Turkije en Syrië. Eiser zal door verweerder dienaangaande aanvullend worden gehoord.
Naar het zich laat aanzien kan dit langere tijd kan duren en het is onzeker wanneer het onderzoek kan worden afgerond. De door verweerder ter zitting genoemde termijn van 4 tot 6 weken acht de rechtbank niet realistisch. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 501,- en een wegingsfactor 1).