ECLI:NL:RBDHA:2018:8012

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2018
Publicatiedatum
6 juli 2018
Zaaknummer
09/842035-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoonteheling door juwelier met meerdere inbraken en vervalsingen van inkoopbewijzen

Op 6 juli 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een juwelier, die werd beschuldigd van gewoonteheling en vervalsing van inkoopbewijzen. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van het verwerven en voorhanden hebben van goederen die van misdrijf afkomstig waren, en van het vervalsen van inkoopbewijzen. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats in meerdere sessies, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. M.C. Stolk, en de verdediging door zijn raadsman, mr. R.D.A. van Boom.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetheling van een groot aantal sieraden en andere goederen, die bij inbraken waren verkregen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, als eigenaar van de juwelierszaak, verantwoordelijk was voor de goederen die in zijn winkel werden aangetroffen. Ondanks zijn verweer dat hij niet op de hoogte was van de herkomst van de goederen, oordeelde de rechtbank dat hij had moeten weten dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de vervalsing van inkoopbewijzen wegens onvoldoende bewijs.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 12 maanden en een beroepsverbod van drie jaar. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van ondernemers in de juweliersbranche om te voorkomen dat zij in contact komen met gestolen goederen, en de ernst van gewoonteheling in het kader van georganiseerde criminaliteit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/842035-17 en 09/797052-17 (ttz gev.)
Datum uitspraak: 6 juli 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
[geboortedatum] 1994 [geboorteplaats]
[adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 21 april 2017, 13 juli 2017, 16 april 2018 (telkens pro forma/regie), 4 tot en met 8 juni 2018 (inhoudelijke behandeling) en 29 juni 2018 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C. Stolk en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. R.D.A. van Boom naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
Parketnummer 09/842035-17 (dagvaarding I)
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van
1 augustus2016 tot en met 17 januari 2017, in het arrondissement Den Haag, althans in Nederland,
een horloge Michael Kors (kleur wit)en/of
- ( p. 772) vijf armbanden en/of vijf ringen en/of een broch (goud) en/of een ronde hanger (met daarin een ram) en/of twee manchetknopen en/of een
machteknoop(met smaragdje) en/of
- ( p. 817) een ring (met zwarte steen) en/of een ring (bloemvormig) en/of een ketting (goudkleurig) en/of
- ( p. 925) een broche (vorm vlinder) en/of een broche (vorm vogeltje) en/of een oorbel (merk Tisento) en/of een hanger (hugnotenkruisje) en/of hanger (vorm dolfijntje) en/of een oorbel (met wit pareltje) en/of een schakelarmband en/of
(p. 970) een kussensloop en/of garantiebewijs(en) en/of visitekaartje en/of twee munten (uit leersum) en/of (zeven) speldjes en/of een groen/wit vaantje en/of een gehaakt schilderijtje en/of (twaalf) medailles en/of
- ( p. 1007) (parel)ketting en/of
- ( p. 1032) één of meer theelepels (kleur brons met blauw handvat) en/of één of meer theelepels (kleur brons) en/of een sigarenknipper en/of een hamertje en/of een ring (met rode steen) en/of
- p. (1075-1077) armband (granaat) en/of één of meer ringen en/of een broche en/of één of meer hangers en/of één of meer oorbellen en/of een armband (zilver)
- p (509) (15) ringen en/of (13) armbanden en/of (7) kettingen en/of (25) munten en/of een lipstick koker en/of (2) broches en/of (5) colliers e/of een oorbel en/of een roze steen
- p (511) (4) kettingen en/of (4) armbanden en/of twee mapjes met Canadese munten
- p (922) (2) broches, (2) oorbellen en/of (2) hangertjes en/of een schakelarmband;
een of meer goederen van zijn gading heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij (telkens) ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof en/of van opzetheling een gewoonte heeft gemaakt.
Feit 2
hij op één of meer tijdstip(en) gelegen in der periode 30 april 2016
tot en met 18 januari 2017 te Den Haag, althans in Nederland,tezamen in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal, één of meer inkoopbewijzen (ten behoeven van het inkoopregister) te weten:
- inkoopbewijs klant [benadeelde 1] en/of
- inkoopbewijs klant [benadeelde 2] en/of
- inkoopbewijs klant [benadeelde 3] en/of
- inkoopbewijs klant [benadeelde 4] en/of
- inkoopbewijs klant [benadeelde 5] en/of
- inkoopbewijs klant [benadeelde 6] ,
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of haar mededader(s), toen en daar, (telkens) valselijk in/op die/het inkoopbewijs(en) (een) onjuist aankoopbedrag(en) en/of (een) niet ingekocht(e) goed(eren) vermeld en/of doen vermelden
Parketnummer 09/797052-17 (dagvaarding II)
hij in of omstreeks de periode van 12 augustus 2016 tot en met 14 augustus 2016 te Delft en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland een goed te weten een mobiele telefoon (Samsung) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft in raadkamer, na toewijzing van de gevorderde wijziging tenlastelegging, waarbij onder meer het laatste gedachtestreepje aan het bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde feit werd toegevoegd, geconstateerd dat deze goederen reeds worden genoemd in het gedachtestreepje volgend na “- (p. 925)”. Gelet hierop zal de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van hetgeen bij dagvaarding I onder 1 onder het laatste gedachtestreepje ten laste is gelegd.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Aanleiding van het onderzoek [1]
Op 5 november 2016 vond een poging woninginbraak plaats op de [adres 1] in Den Haag. In de omgeving van de plaats delict werd een verdachte Mercedes gezien waarvan het kenteken is genoteerd [2] . Diezelfde Mercedes zag de politie twee dagen later rijden in Leiden. De auto werd toen ter controle aan de kant gezet. In de (huur)auto zaten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] [medeverdachte 2] ging er direct rennend vandoor met een plastic tasje bij zich. Hij kon worden aangehouden en het tasje bleek inbrekersgereedschap – onder andere een boor, handschoenen, schroevendraaiers en een cilindertrekker – te bevatten [3] .
Op 10 november 2016 is het Team Woning Criminaliteit een onderzoek gestart onder de naam Utukku naar een serie woninginbraken in Den Haag, waarbij de modus operandi cilindertrekken betrof. Deze methode houdt in dat met een accuboor of schroevendraaier een speciale (geharde) schroef in het slot wordt geschroefd. Vervolgens wordt over de schroef een cilindertrekker geplaatst. Daarmee wordt de schroef met cilinder en al uit het slot getrokken [4] .
Het onderzoek richtte zich primair op genoemde vier verdachten. Uit het onderzoek kwam naar voren dat verdachten regelmatig contact hadden met [verdachte] ), eigenaar van juwelier [bedrijfsnaam] in [adres 2] in Den Haag. Er werden regelmatig bezoeken gebracht aan deze juwelier, vlak nadat inbraken waren gepleegd en ook buiten openingstijden, waarbij de winkel werd geopend en gesloten door [verdachte] [5] .
De politie heeft tijdens het onderzoek diverse bijzondere opsporingsbevoegdheden toegepast. Telefoon- en zendmastgegevens zijn opgevraagd, telefoons afgeluisterd, stealth sms’jes geplaatst en er hebben stelselmatige observaties plaatsgevonden. Naar aanleiding van observaties op 17 januari 2017 zijn verdachten aangehouden en hebben doorzoekingen plaatsgevonden.
Zeven verdachten worden door het openbaar ministerie vervolgd: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] ).
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding I onder 1 en 2 en het bij dagvaarding II ten laste gelegde, met dien verstande dat de officier van justitie vrijspraak heeft gevraagd van de bij dagvaarding II tenlastegelegde opzetheling, en bewezenverklaring van de tenlastegelegde schuldheling.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnotities met betrekking tot de feiten van dagvaarding I en II integrale vrijspraak bepleit.
Met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat:
- niet kan worden bewezen dat verdachte de goederen bewust heeft verworven en vervolgens bewust voorhanden heeft gehad;
- niet kan worden bewezen dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de goederen van misdrijf afkomstig waren.
Met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat dit een zogeheten impliciet cumulatieve tenlastelegging betreft, waardoor voor ieder afzonderlijk feit meer dan één bewijsmiddel nodig is. Het dossier bevat in dat kader volgens de raadsman onvoldoende bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring te komen.
Met betrekking tot het bij dagvaarding II tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat sprake is van een levendige handel in tweedehands telefoons en dat het telefoondoosje daar niet vaak bij geleverd wordt.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging
4.4.1
Dagvaarding I, feit 1 (heling sieraden) [6]
De aangetroffen sieraden
Op 18 januari is 2017 heeft een doorzoeking plaatsgevonden bij juwelier [bedrijfsnaam] aan [adres 2] te Den Haag. Daarbij zijn vele sieraden/goederen, afkomstig uit de bedrijfsvoorraad van juwelier [bedrijfsnaam] , in beslag genomen. De winkel bestond uit twee ruimtes. Ruimte 1 betrof de winkel zelf en ruimte 2 betrof een kleine ruimte achter de winkel. [7] Meer specifiek is met betrekking tot de hieronder genoemde sieraden het volgende gebleken.
Bij voornoemde doorzoeking is een witkleurig horloge van het merk Michael Kors in beslag genomen. [benadeelde 7] ) heeft dit horloge op 20 januari 2017 herkend als zijn eigendom. [benadeelde 7] herkende het horloge aan de witkleurige, rubberen polsband die aan de zijkanten zilverkleurig is.
De rechtbank overweegt dat de herkenning van [benadeelde 7] niet is gebaseerd op een serienummer of op dusdanig specifieke kenmerken dat kan worden vastgesteld dat het bij juwelier [bedrijfsnaam] aangetroffen Michael Kors horloge, het horloge van [benadeelde 7] betreft. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van heling van het witte Michael Kors horloge.
In de witte tas die in ruimte 2 van juwelier [bedrijfsnaam] werd aangetroffen [8] zaten ook sieraden (vijf armbanden, vijf ringen, een broche, een ronde hanger met daarin een ram, twee manchetknopen en een manchetknoop met een smaragdje) die bij een kijkdag op 28 januari 2017 zijn herkend door [benadeelde 8] ) als zijn eigendom. Deze sieraden zijn bij een inbraak in zijn woning gelegen aan de [adres 3] te Den Haag op 11 januari 2017 weggenomen. [9] [benadeelde 8] heeft op 11 januari 2017 aangifte gedaan van deze inbraak. [10]
Nu sprake is van sieraden met specifieke kenmerken en alle sieraden in dezelfde tas zijn aangetroffen, gaat de rechtbank ervan uit dat deze bij juwelier [bedrijfsnaam] aangetroffen sieraden zijn weggenomen bij de inbraak in de woning van [benadeelde 8] en dus van misdrijf afkomstig zijn.
In eerdergenoemde witte tas [11] zaten eveneens sieraden (een ring met zwarte steen, een doorgeknipte ring met bloemvorm en een goudkleurige ketting) die bij een kijkdag op 28 januari 2017 zijn herkend door [benadeelde 9] ) als haar eigendom. Deze sieraden zijn bij een inbraak in haar woning gelegen aan de Van [adres 4] op 11 januari 2017 weggenomen. [12] [benadeelde 9] heeft op 11 januari 2017 aangifte gedaan van deze inbraak. [13]
Nu sprake is van sieraden met specifieke kenmerken en alle sieraden in dezelfde tas zijn aangetroffen, gaat de rechtbank ervan uit dat deze bij juwelier [bedrijfsnaam] aangetroffen sieraden zijn weggenomen bij de inbraak in de woning van [benadeelde 9] en dus van misdrijf afkomstig zijn.
In ruimte 2 van juwelier [bedrijfsnaam] werd een witkleurige tas met zilverwerk op de vloer aangetroffen. [14] In deze tas zaten sieraden (een broche in de vorm van een vlinder, een zilveren broche met een vogeltje, een zilveren oorbel van het merk Tisento, een zilveren hangertje (een hugenotenkruisje), een zilveren hangertje in de vorm van een dolfijntje, een zilveren oorbel met een wit pareltje en een zilveren schakelarmband) die bij een kijkdag op 18 februari 2017 zijn herkend door [benadeelde 10] ) als haar eigendom. Deze sieraden zijn bij een inbraak in haar woning gelegen aan de [adres 5] te Den Haag op 11 januari 2017 weggenomen. [15] [benadeelde 10] is hier op 8 november 2017 nogmaals over gehoord. Zij heeft verklaard dat zij de sieraden had gekregen als kind en zij heeft een foto van de Tisento oorbel getoond. [16]
Nu sprake is van sieraden met specifieke kenmerken, alle sieraden in dezelfde tas zijn aangetroffen en gelet op de nader gespecifieerde herkenning door [benadeelde 10] , gaat de rechtbank ervan uit dat deze bij juwelier [bedrijfsnaam] aangetroffen sieraden zijn weggenomen bij de inbraak in de woning van [benadeelde 10] en dus van misdrijf afkomstig zijn.
In ruimte 2 van juwelier [bedrijfsnaam] werd een kussensloop met goederen erin op de vloer aangetroffen. Op 13 maart 2017 zijn het kussensloop, twee garantiebewijzen, een visitekaartje, twee munten uit Leersum, zeven speldjes, een groen/wit vaantje, een gehaakt schilderijtje en twaalf medailles van verschillende hardloopevenementen door [benadeelde 11] ) herkend als zijn eigendom. Deze goederen zijn bij een inbraak in zijn woning aan de [adres 6] te Leersum op 14 januari 2017 weggenomen. Bij herkenning van genoemde goederen heeft [benadeelde 11] het andere, na de inbraak op zijn bed achtergebleven, kussensloop getoond. [17] [benadeelde 11] heeft op 15 januari 2017 aangifte gedaan van genoemde inbraak. [18]
Nu sprake is van goederen met specifieke kenmerken die bovendien doorgaans niet in een juwelier worden aangetroffen, en gelet op de omstandigheid dat deze goederen kennelijk in het – bij de inbraak eveneens meegenomen – kussensloop van [benadeelde 11] zaten, gaat de rechtbank ervan uit dat deze bij juwelier [bedrijfsnaam] aangetroffen goederen zijn weggenomen bij de inbraak in de woning van [benadeelde 11] en dus van misdrijf afkomstig zijn.
In ruimte 2 werd tevens, in een lege televisiedoos, een doorgeknipte parelketting aangetroffen. [19] Op 13 maart 2017 is de parelketting door [benadeelde 12] ) herkend als zijn eigendom. De ketting is bij een inbraak in zijn woning aan de [adres 7] te Den Haag op 15 januari 2017 weggenomen. [benadeelde 12] toonde bij de herkenning een foto waarop zijn moeder de parelketting droeg. [20] [benadeelde 12] heeft op 15 januari 2017 aangifte gedaan van genoemde inbraak. [21]
Nu sprake is van een specifieke herkenning door de aangever, gaat de rechtbank ervan uit dat de in de televisiedoos aangetroffen ketting is weggenomen bij de inbraak in de woning van [benadeelde 12] en dus van misdrijf afkomstig is.
In ruimte 3.3 van juwelier [bedrijfsnaam] werden in een vuilnisbak 14 theelepels (bronskleurig met blauw handvat), 10 theelepels (bronskleurig), een sigarenknipper en een hamertje voor een sigarenkistje aangetroffen. Voorts werd in een plastic tas op de vloer in ruimte 2 een ring aangetroffen. Genoemde goederen werden op 20 maart 2017 door [benadeelde 13] herkend als zijn eigendom. Deze goederen zijn bij een inbraak in zijn woning aan de [adres 8] te Den Haag op 28 september 2016 weggenomen. [22] Op 8 november 2017 heeft [benadeelde 13] zijn herkenning nader gespecificeerd. Hij herkende de sigarenknipper aan het model en de afmetingen. Het hamertje herkende hij aan de staat waarin het zich bevond. De lepeltjes had [benadeelde 13] in Thailand gekocht [23] . [aangever] heeft op 28 september 2016 namens [benadeelde 13] aangifte gedaan van genoemde inbraak. [24]
Nu sprake is van goederen met zeer specifieke kenmerken en gelet op de nader gespecifieerde herkenning door [benadeelde 13] , gaat de rechtbank ervan uit dat deze bij juwelier [bedrijfsnaam] aangetroffen goederen zijn weggenomen bij de inbraak in de woning van [benadeelde 13] en dus van misdrijf afkomstig zijn.
In ruimte 1 van juwelier [bedrijfsnaam] is een granaatarmband aangetroffen en in ruimte 2 zijn vier ringen, een broche, vier hangers, diverse oorbellen en een zilveren bedelarmband aangetroffen. Deze goederen zijn bij een inbraak in een woning gelegen aan het [adres 9] te Rotterdam tussen 31 december 2016 en 1 januari 2017 weggenomen en op 7 maart 2017 door [benadeelde 14] en [benadeelde 15] herkend als hun eigendom . [25] [benadeelde 15] herkende een hangertje met een zilveren hoorntje met daarin een kapot kompas dat van haar overgrootvader was geweest en een medaillon met daarin twee foto’s. Zij herkende zichzelf, haar moeder en haar broer op de foto’s. De granaatarmband herkende ze aan een ontbrekend steentje bij de schakel. [26] [benadeelde 14] heeft op 1 januari 2017 aangifte gedaan van genoemde inbraak. [27]
Gelet op de zeer specifieke herkenning gaat de rechtbank ervan uit dat deze aangetroffen goederen zijn weggenomen bij de inbraak in de woning van [benadeelde 15] en [benadeelde 14] en dus van misdrijf afkomstig zijn.
In ruimte 2 van juwelier [bedrijfsnaam] zijn in een plastic tas die op de grond stond 13 armbanden, 7 kettingen, 25 zilveren munten, 15 ringen, een lipstickkoker, 2 broches, 5 colliers, een clip oorbel en een roze steen aangetroffen. Voorts zijn in een handdoek in diezelfde ruimte vier kettingen en vier armbanden aangetroffen en zijn in een sloop twee mapjes met Canadese munten aangetroffen. Genoemde goederen zijn bij een kijkdag op 28 januari 2017 door [benadeelde 16] ) herkend als haar eigendom. Deze sieraden/goederen zijn bij een inbraak in haar woning op 15 januari 2017 weggenomen. [28] Op 15 november heeft [benadeelde 16] haar herkenning nader gespecificeerd. Zij heeft verklaard dat zij een groot deel van de sieraden zelf heeft gekocht en dat de munten afkomstig zijn van een veertig jaar oude muntenverzameling. [29] [benadeelde 16] heeft op 15 januari 2017 aangifte gedaan van genoemde inbraak. [30]
Nu sprake is van goederen met specifieke kenmerken en gelet op de nader gespecifieerde herkenning door [benadeelde 16] , gaat de rechtbank ervan uit dat deze bij juwelier [bedrijfsnaam] aangetroffen goederen zijn weggenomen bij de inbraak in de woning van [benadeelde 16] en dus van misdrijf afkomstig zijn.
Beschikkingsmacht en bewustzijn
De rechtbank stelt vast dat de in de tenlastelegging genoemde goederen zijn aangetroffen in de juwelierszaak waarvan [verdachte] de eigenaar was en waarvan hij de sleutel had. [verdachte] kon dus over deze goederen beschikken.
De raadsman heeft verweer gevoerd, inhoudende dat [verdachte] de aangetroffen goederen niet bewust heeft verworven en voorhanden heeft gehad, nu [verdachte] niet de enige was die goederen inkocht en hij - gelet op de kennelijke puinhoop in de juwelierszaak - ook niet op de hoogte was van alle goederen die zich in de winkel bevonden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot dit verweer dat ieder bedrijf, dus ook een juwelier, verantwoordelijk is voor een deugdelijke bedrijfsvoering en het bijhouden van een ordentelijke administratie. Als eigenaar van een juwelierszaak had [verdachte] daarnaast een extra zorgplicht om te voorkomen dat in zijn winkel gestolen goederen werden ingekocht.
De rechtbank constateert dat uit niets is gebleken dat [verdachte] heeft voldaan aan bovengenoemde verplichtingen. In de winkel was het een chaos, veel sieraden en andere (voor de betreffende eigenaren waardevolle) goederen lagen als oud vuil op een hoop in plastic tassen, dozen en een vuilnisbak en enige vorm van administratie ontbrak.
De verklaring van [verdachte] , inhoudende dat zijn administratie in zijn auto lag, heeft [verdachte] pas in een laat stadium van het onderzoek gegeven en is niet eenduidig. Daarnaast is de verklaring niet verifieerbaar gebleken, nu de auto van [verdachte] door de politie niet kon worden getraceerd. De rechtbank acht de verklaring van [verdachte] op dit punt dan ook weinig aannemelijk.
Zou het al zo zijn dat anderen dan [verdachte] de aangetroffen gestolen goederen in de juwelierswinkel hebben gelegd, dan is [verdachte] daarvoor niettemin in strafrechtelijke zin verantwoordelijk. [verdachte] had dat als eigenaar van juwelier [bedrijfsnaam] immers moeten voorkomen.
Uit het dossier blijkt, zoals gezegd, niet dat [verdachte] enige administratie heeft gevoerd (of door anderen heeft laten voeren) ten aanzien van de in zijn winkel aangetroffen goederen. Gelet daarnaast op de aanzienlijke hoeveelheid gestolen goederen die bij juwelier [bedrijfsnaam] is aangetroffen, de wijze waarop de juwelier was ingericht, de omstandigheden waaronder de goederen zijn aangetroffen en gelet op de hoeveelheid niet bij een juwelier thuishorende artikelen die zijn aangetroffen - zoals bijvoorbeeld een doosje met melktandjes - staat voor de rechtbank vast dat [verdachte] – door zijn wijze van bedrijfsvoering – minst genomen heeft aanvaard dat hij mogelijk gestolen goederen in zijn winkel aanwezig had. Ten aanzien van het verwerven en/of voorhanden hebben van gestolen goederen in de juwelierszaak was bij [verdachte] dus wel degelijk sprake van bewustheid. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Wetenschap van diefstal afkomstig
Met betrekking tot de vraag of [verdachte] ten tijde van het voorhanden krijgen van de gestolen goederen wist, dan wel had moeten weten, dat deze van misdrijf afkomstig waren, overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de hiervoor gedane weergave – in paragraaf 4.4.1, onder het kopje “de aangetroffen sieraden”- van de in de juwelier aangetroffen goederen die van misdrijf afkomstig bleken te zijn, blijkt dat een groot deel van de goederen zeer specifieke goederen waren met zeer specifieke (gebruikers-)kenmerken, die bovendien onder voor een juwelierszaak zeer ongebruikelijke omstandigheden werden aangetroffen. Zo zaten
de goederen van [benadeelde 11] in het kussensloop die bij dezelfde woninginbraak is weggenomen als de goederen zelf. De goederen van [benadeelde 8] , [benadeelde 16] en [benadeelde 9] zaten allemaal in dezelfde witte plastic tas die zich in ruimte 3 van de juwelierszaak bevond. Al het zilverwerk van [benadeelde 10] zat in dezelfde tas. De parelketting van [benadeelde 12] zat in een televisiedoos.
Daarnaast bevonden zich tussen de in de juwelier aangetroffen goederen persoonlijke eigendommen van verschillende mensen, waarvan het zeer ongebruikelijk is dat deze door een juwelier worden verkocht (te weten visitekaartjes, medailles van hardloopevenementen, een doosje met melktandjes, een medaillon met familiefoto’s).
Het vorengaande kan niet anders leiden dan tot de conclusie dat [verdachte] wist dat de in de bewezenverklaring genoemde goederen van misdrijf afkomstig waren.
Conclusie van de rechtbank
Op grond van al het bovenstaande concludeert de rechtbank dat [verdachte] zich ten aanzien van de in de bewezenverklaring genoemde goederen schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Het grote aantal goederen en de pleegperiode maken dat sprake is geweest van gewoonteheling.
4.4.2
Dagvaarding I, feit 2 (vervalsing inkoopbewijzen)
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde een impliciet cumulatieve tenlastelegging betreft, waarbij per gedachtestreepje - conform de ‘unus testis-regel’ - sprake moet zijn van twee bewijsmiddelen. Twee verklaringen uit dezelfde bron vormen daarbij onvoldoende wettig bewijs.
Het dossier bevat, behoudens de verklaringen van de klanten over de inkoopbewijzen van door hen verkochte goederen, geen overige bewijsmiddelen ten aanzien van de ten laste gelegde vervalsing van die inkoopbewijzen en [verdachte] heeft met betrekking tot dit feit geen verklaring afgelegd. De rechtbank zal [verdachte] dan ook vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde wegens onvoldoende wettig bewijs.
4.4.3
Dagvaarding II (heling Samsung telefoon) [31]
Op 12 augustus 2016 heeft [benadeelde 17] ) aangifte gedaan van inbraak gepleegd op genoemde datum in een woning gelegen aan de [adres 10] te Delft. Bij deze inbraak is onder meer een telefoon (Samsung Galaxy S7, kleur zwart, IMEI: [nummer 1] ) en een laptop weggenomen. [32]
Uit opgevraagde historische gegevens, behorend bij het imeinummer [nummer 1] , bleek dat in de periode van 13 augustus 2016 tot en met 14 augustus 2016 een simkaart met het telefoonnummer [nummer 2] was geplaatst. Dit nummer stond op naam van [broer van verdachte] , wonende [adres verdachte] te Den Haag. [33]
[broer van verdachte] heeft op 23 december 2016 verklaard dat hij een abonnement heeft afgesloten voor zijn broer [verdachte] ) omdat deze geen abonnementen meer kon afsluiten op zijn eigen naam. [34]
Bij de doorzoeking in juwelier [bedrijfsnaam] op 18 januari 2017 is op de winkelbalie een laptop aangetroffen, waarvan is gebleken dat dit de bij de inbraak in de woning van [benadeelde 17] weggenomen laptop betrof en waarop bestanden van [benadeelde 17] stonden. [35]
[verdachte] heeft verklaard dat hij drie tot vier dagen in het bezit is geweest van een Samsung telefoon. De telefoon werd hem voor 300 euro door ene “ [naam] ” aangeboden in een koffiehuis. De sealing was van de telefoon verwijderd, maar alles zat in de doos en was haast niet gebruikt. [verdachte] heeft zijn eigen simkaart met nummer [nummer 2] in de telefoon gedaan. Dit is een abonnement dat op naam zijn [broer van verdachte] staat.
Conclusie
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat [verdachte] zeer kort na de woninginbraak waarbij onder meer de telefoon van [benadeelde 17] is weggenomen, genoemde telefoon voorhanden heeft gehad. Over het voorhanden krijgen van de telefoon heeft [verdachte] een wat onduidelijke, niet-verifieerbare en op voorhand niet zeer aannemelijke verklaring afgelegd, kennelijk om de waarheid daaromtrent te verhullen.
Gelet op dit alles en mede in acht genomen de omstandigheid dat in de winkel van [verdachte] een laptop stond die bij dezelfde woninginbraak is weggenomen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat [verdachte] ten tijde van het voorhanden krijgen van de telefoon op de hoogte was dat deze van misdrijf afkomstig was. De rechtbank acht de ten laste gelegde opzetheling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van [verdachte] bewezen dat:
Feit 1
hij in de periode van
1 augustus2016 tot en met 17 januari 2017, in Nederland,
- ( p. 772) vijf armbanden en vijf ringen en een broch
e(goud) en een ronde hanger (met daarin een ram) en twee manchetknopen en een manchetknoop (met smaragdje) en
- ( p. 817) een ring (met zwarte steen) en een ring (bloemvormig) en een ketting (goudkleurig) en
- ( p. 925) een broche (vorm vlinder) en een broche (vorm vogeltje) en een oorbel (merk Tisento) en een hanger (
hugenotenkruisje) en hanger (vorm dolfijntje) en een oorbel (met wit pareltje) en een schakelarmband en
(p. 970) een kussensloop en garantiebewijzen en
eenvisitekaartje en twee munten (uit
Leersum) en (zeven) speldjes en een groen/wit vaantje en een gehaakt schilderijtje en (twaalf) medailles en
- ( p. 1007) (parel)ketting en
- ( p. 1032) theelepels (kleur brons met blauw handvat) en theelepels (kleur brons) en een sigarenknipper en een hamertje en een ring (met rode steen) en
- p. (1075-1077) armband (granaat) en ringen en een broche en één of meer hangers en oorbellen en een armband (zilver)
- p (509) (15) ringen en (13) armbanden en (7) kettingen en (25) munten en een lipstick koker en (2) broches en (5) colliers en een oorbel en een roze steen
- p (511) (4) kettingen en (4) armbanden en twee mapjes met Canadese munten;
voorhanden heeft gehad terwijl hij telkens ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof en van opzetheling een gewoonte heeft gemaakt.
Parketnummer 09/797052-17 (dagvaarding II)
hij in de periode van 12 augustus 2016 tot en met 14 augustus 2016 te ’s-Gravenhage een goed
,te weten een mobiele telefoon (Samsung)
,voorhanden
heeftgehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, alsmede een beroepsverbod voor de duur van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft erop gewezen dat sprake is van een relatief korte periode waarin de heling zou hebben plaatsgevonden, dat maximaal sprake is van schuldheling van goederen met nauwelijks of geen handelswaarde, dat [verdachte] geen relevant strafblad heeft, dat hij na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd en dat hij sindsdien veel en hard heeft gewerkt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich als juwelier, in een branche die hier gevoelig voor is, gedurende een periode van een half jaar schuldig gemaakt aan gewoonteheling van sieraden en andere goederen. Blijkens alle bijzondere voorwerpen die in de winkel van verdachte zijn aangetroffen, schroomde verdachte niet om zeer persoonlijke voorwerpen aan te nemen, terwijl hij op dat moment moet hebben geweten dat de voorwerpen uit woningen afkomstig waren. Het kan niet anders dan dat verdachte bij zijn handelen enkel oog heeft gehad voor zijn eigen financiële gewin en dat hij zich niet heeft bekommerd om de schade en overlast die hij daarmee heeft veroorzaakt. Verdachte vormde een onmisbare schakel in een crimineel (inbrekers)circuit en heeft met zijn handelen niet alleen de rechtmatige eigenaren van de goederen benadeeld; hij heeft ook zijn beroepsgroep in diskrediet gebracht.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan opzetheling van een telefoon. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van een markt voor de handel in van misdrijf afkomstige goederen.
Documentatie
De rechtbank heeft meegewogen dat uit het strafblad van verdachte van 29 mei 2018 blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor het plegen van soortgelijke feiten.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het voorgeleidingsrapport van 24 januari 2017 en het voortgangsverslag van Reclassering Nederland van 24 mei 2018. Hieruit blijkt dat verdachte zich tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft geen hulpvraag en de reclassering heeft de indruk dat verdachte geen problemen heeft binnen de verschillende leefgebieden.
Na zijn detentie is verdachte meteen begonnen met werken. Sinds een aantal maanden werkt verdachte fulltime als bezorger bij de Albert Heijn. In de toekomst zou verdachte graag weer een eigen onderneming beginnen.
Nu verdachte de feiten ontkent, kan geen inschatting worden gemaakt van het recidiverisico. De reclassering ziet geen meerwaarde in het voortzetten van het in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde toezicht.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Nu de rechtbank het bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde niet bewezen acht, zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Om te voorkomen dat de verdachte wederom overgaat tot het plegen van soortgelijke feiten, zal de rechtbank bepalen dat aan de verdachte tevens een beroepsverbod als gevorderd wordt opgelegd.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting een lijst van inbeslaggenomen voorwerpen overgelegd, waarop niet alleen goederen staan vermeld die onder [verdachte] inbeslaggenomen zijn, maar tevens goederen die onder medeverdachten inbeslaggenomen zijn. De officier van justitie heeft gevorderd dat de op deze lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1.1 tot en met 1.7 genummerde voorwerpen (inhoud vitrinekasten) zullen worden teruggegeven aan [verdachte] en dat de overige goederen zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. De rechtbank is ervan uit gegaan dat de officier van justitie bij zijn vordering slechts heeft gedoeld op de voorwerpen die onder [verdachte] inbeslaggenomen zijn.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft erop gewezen dat niet is vastgesteld dat de gehele bedrijfsvoorraad van misdrijf afkomstig was en heeft verzocht om alleen die goederen waarvan kan worden vastgesteld dat ze van misdrijf afkomstig zijn, verbeurd te verklaren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan [verdachte] gelasten van de op de beslaglijst (die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1.1 tot en met 1.7 genummerde voorwerpen (voorwerpen afkomstig uit de vitrinekasten) en het op pagina 20 van de beslaglijst genoemde bedrag van € 9.040,00.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting kan met betrekking tot de overige op de beslaglijst genummerde voorwerpen geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt.
De rechtbank zal daarom de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende) straffen zijn gegrond op de artikelen:
28, 57, 416 en 417 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat het verdachte het bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde feit en het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 (dagvaarding I):
van het plegen van opzetheling een gewoonte maken;
ten aanzien van dagvaarding II:
opzetheling;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt als
bijkomende strafop aan de verdachte:
ontzetting van het recht tot de uitoefening van het beroep van juwelier, zulks voor de duur van
drie jaren;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst (die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1.1 tot en met 1.7 genummerde voorwerpen en het op pagina 20 genoteerde geldbedrag;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de overige op de beslaglijst (die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. van Steen, voorzitter,
mr. F.W. van Dongen, rechter,
mr. L. Kelkensberg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juli 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer Utukku 16/DH2R016087, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag-West, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1807).
2.Proces-verbaal van bevindingen pagina 48.
3.Proces-verbaal van bevindingen pagina 53.
4.Proces-verbaal van bevindingen pagina 50.
5.Relaas proces-verbaal pagina 11.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer P1500-2017017046 (dossier [verdachte] ), van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1380).
7.Proces-verbaal bevindingen doorzoeking [adres 2] pagina 114 en 115.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 755.
9.Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 772.
10.Proces-verbaal van aangifte, pagina 731-732.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 755,
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 817 en 818.
13.Proces-verbaal aangifte, pagina 792 en 793.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 922.
15.Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 925-926.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 1369 en 1370.
17.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 970.
18.Proces-verbaal aangifte, pagina 966-968.
19.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1012.
20.Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 1007-1008.
21.Proces-verbaal aangifte, pagina 980-981.
22.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1032 en proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 1033.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 1375-1376
24.Proces-verbaal aangifte, pagina 1017.
25.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1075 en 1076.
26.Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 1079 en 1080.
27.Proces-verbaal aangifte, pagina 1037 en 1038.
28.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 509-511.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 1358.
30.Proces-verbaal aangifte, pagina 148 en 149.
31.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016224765, van de politie eenheid De Haag, district Westland - Delft, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 56).
32.Proces-verbaal aangifte, pagina 19 en 20 met bijlage (pagina 25).
33.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 43 en 44.
34.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 49.
35.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 599 (dossier [verdachte] ).